De Gids. Jaargang 85
(1921)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
Een vrouw van haar tijd.Ein solcher Erfolg kann nur entstehen, wenn ein einzelner Mensch unbewusst das Lebensgefühl einer neuen Epoche ausdrückt... Het boek van Magdeleine Marx, FemmeGa naar voetnoot1), gaat door voor een boek van de nieuwe vrouw. Henri Barbusse vindt er nog veel meer in. Femme ‘exprime ce qui n'a jamais été exactement exprimé jusqu'ici. Il exprime la femme’. De schrijfster is française; haar boek is Fransch. Op een reclameblaadje voor de Duitsche vertaling (Rhein-Verlag, Leipzig) leest men van ‘Riesenauflagen in allen Ländern’. Heb ik, die dagelijks Fransche couranten en zoo menig Fransch tijdschrift doorkijk, aankondigingen juist van dit boek voorbij gezien; of hebben de Duitschers, in hunne ellende het hoofd ophoudend met de illusie eener toekomst vol nieuwheid, eener wereld vàn nieuwheid; voor dezen ‘kühnen, das Intiemste der neuen Frau offenbarenden Roman’, geprezen door Stefan Zweig in de National-Zeitung van Bazel en in de Berlijnsche Börsen-Courier, als een, die ‘das Wesen der Frau bis in die letzten Gefühls- und Geistesregungen zum Ausdruck’ brengt; hebben de Duitschers hiervoor gewilliger belangstelling dan het volk-dat-overwon van de schrijfster? Magdeleine Marx behoort tot de groep der Clarté te Parijs en Henri Barbusse, de schrijver van Feu, doch ook | |
[pagina 167]
| |
van L'Enfer, heeft een inleiding meegegeven aan Femme, waaruit ik in den aanvang citeerde. Wat ik in vijf jaren toevens te Parijs van huwelijken heb aanschouwd, werd door maatschappelijkheid beheerscht. Ook onder de kleme burgerij drong altijd de kwestie der ‘dot’ naar voren. Over een huwelijk werd door de verwanten van weerszijden onderhandeld; met de bruidsgift kwamen andere bezittingen en voorrechten, aan ‘stand’, aan relaties en wat al niet ter sprake. De verloving moest kort duren. Ik heb me er meermalen over verbaasd, doch werkelijk heb ik waargenomen, dat dergelijke, met ‘praktische’ overwegingen ingeleide en voorbereide huwelijken gelukkig werden, hoewel de omgang, althans in den gegoeden stand, tot een, voor Hollandsch besef intimiteit onmogelijk makend, minimum bleef beperkt. Deze aanschouwing is dertig jaar oud. De sport-zeden en vooral de oorlog hebben ontzaglijk veel veranderd. Twee winters geleden is een Fransche geleerde vrouw hier in ‘Nederland Frankrijk’ komen verhalen van den gewonnen strijd voor het recht op studie. Intusschen worde hierbij erkend, dat in of achter dien eisch van een bruidsgift school een aanvaarding van kameraadschap, onmiddellijk waar te nemen onder neringdoenden, daar de echtgenoote achter de toonbank stond; doch ook op te merken in een verbintenis als van dien geneesheer, van wien ik wist dat hij in een wereldje van jonge-meisjes was binnengekomen, met de verbluffende oprechtheid: ‘ik heb een dot noodig van 30000 frs. om me te kunnen vestigen, mijn geld is opgegaan aan mijn studie’; en in wiens echt de aldus mede-‘gevestigde’ door arbeid in zijn kliniek, het bijhouden van zijn rekeningen-boek enz. van het begin af (1887) aan zijn arbeid (bijna schreef ik: zijn onderneming) deelnam. Beiden kenden den term struggle for life en ook toen was het leven duur te Parijs. Heeft de openbare meening, in de dagbladen en in een vloed van geschriften, heel den oorlog door de vermaning herhaald, door Zola gegeven in Fécondité; de jonge democrate Magdeleine Marx beschouwt niet het gezin, doch de vrouw. Na de lezing heb ik onwillekeurig gegrepen naar een lievelingsboek van lang geleden, Michelet's La Femme. Ook | |
[pagina 168]
| |
uiting van een democraat. En hoe stellig, met dat lidwoord, dat hem immers, dichterlijk zeker, doch met de beslistheid van een leeraar in natuurlijke-historie, schrijven deed over l'Oiseau, l'Insecte. Zonder te bladeren wist ik nog wel: ‘la femme est une religion’. Een man getuigde - hier spreekt zich een vrouw uit. In fierheid met een ‘homo sum’, een zelfbesef dat niets verbergt. Zal mijn cynisme aan Van Alphen's versje over de dankbaarheid van den kwispelstaarter durven herinneren bij Michelet's eerbiedige erkentelijkheid voor het bereid-zijn van de liefhebbende, doch niet met de zinnen verlangende vrouw, ‘haute poésie de pureté’? Of mag de ontroering weer over mij vloeien, verzachtend, als zooeven een regen de guurte van den vroegen palmzondag? Eigenlijk zei Michelet al veel in La Femme van wat nu in Femme staat, zij 't met een bischen andern Worten. ‘La femme veut être possédée davantage, par l'association aux affaires et aux idées’. Echter wil zij ‘s'associer et dépendre’. Hier denkt Magdaleine Marx anders! Dit in den ‘ik’-toon geschreven dichterlijk stemmings-verhaal teekent een vrouw, onafhankelijk, ook, juist ook, in gevoelens. Tot haar moeder zegt zij; ‘Ma pauvre petite maman, avec ta voix blessée, tes yeux qui font la charité et tes gestes atones: tu es morte; il y a vingt ans que tu n'as plus de volonté, plus aucun regard qui désire, plus une seule impatience, plus d'horizon errant, plus une heure, plus rien à toi, vingt ans que tu t'es renoncée. Mais ton mari ne sort jamais, il a sa femme et ses enfants, il gagne votre vie, une vie large, tout le monde l'estime et “on ne peut pas tout avoir”’... ‘Nous, maman, qui sommes différentes, les filles de mon âge, nous qui avons au coeur charnu, un esprit raisonnable, de neuves énergies’... Sprak men zoo al niet in den Rede-tijd na den Bastilledag en dreigde George Sand niet erger? - Doch hier uit zich niet de romantiek van het dreigen, doch het realisme van de daad. De ‘ik’ heeft ‘vu ce qu'on prend pour l'amour’. Tot zich oogen op haar te vestigen komen ‘si différents des yeux des autres hommes’. Het huwelijk verzoent met verlaten verwanten, die de ‘plechtigheid’ vragen van een bruidsstoet. Doch nu het getrouwd-zijn. Beiden werken en verdienen; nochtans is de ‘préoccupation profonde, de livrer combat à l'existence’. Maar o, 't geluk in 's mans verrassing, | |
[pagina 169]
| |
wanneer er vruchten staan op tafel en stuivers-bloemen de kamer tooien. De nachten aan zijn zijde ‘une impression vivante de repos’. Tot komt ‘la fureur de son élan’. Wél is er ‘een seconde die 't leven waard lijkt, doch even later, c'est donc cela, ce n'est donc que cela?’... Te fier om te veinzen, te vrij om zich te verbergen, spreekt Magdeleine Marx in de kundige samenstelling van lapidaire vertelbrokken over alle dingen met volstrekte oprechtheid. Welk een verschil met weerzinwekkende zinnen-onthulling als in den Siegestanz der Sünde der Duitsche naam-genoote Marie Madeleine! Daar de behaagzucht der schaamteloosheid, hier de moed van eerlijkheid. En dit, in ook-oprechte, want met eigen plastiek, met eigen beeldspraak zich uitende taal. Men wijst de getrouwden na: - zijn dìe gelukkig... Gelukkig, ‘se sentir comblé?’ ‘L'homme et la femme sont avant tout deux ennemis. Je suis déjà un peu plus forte, un peu plus simple, un peu pacifiée, mais nous ne sommes pas “heureux” encore’... ‘On n'atteint pas, une fois pour toutes, à l'amour; je voudrais l'aimer davantage’... Hoe heeft Michelet dit uitgedrukt? ‘Cela est un peu dur, mais vrai, mais grave. C'est la loi même du mariage. Donc, elle aura des heures de solitude... Le seul remède qu'on n'ose dire serait, si le mari est militaire, marin, un ordre de départ, les arrêts pour un mois, que sais-je? Mais quel serait le désespoir! Au premier mot d'absence, elle éclate, elle pleure.. Que je meure! peu importe! C'est mourir que de te quitter.’ Doch Michelet leeraart een algemeenheid. ‘La noce n'est nullement une consommation, une fin; c'est le commencement d'une longue initiation qui doit durer autant que la vie.’ Hier wijkt Magdeleine Marx af. Wanneer een andere vrouw komt klagen over echtbreuk van den man: ‘faut-il lui dire que son amour n'est qu'une erreur sortie des livres et qu'il n'est pas l'amour? Faut-il lui dire que l'homme a, plus que nous, le goût du changement?’ De ‘ik’ wordt moeder. Na de lijdensuren ziet ze het kind. ‘Mon Dieu, comme il était laid!... C'est cela, notre enfant? Nous posions tour à tour des baisers timides et pieux sur ses joues duveteuses, faites d'une odeur douce, et je n'osais rien dire. Alors!... le cri du sang, la réjouissance de la chair, la poussée de l'amour, l'instinct, enfin, le sombre | |
[pagina 170]
| |
instinct des mères?... Non!’ - De lezer weet, dat de ik van het boek geen lieflijke heugenis heeft van haar moeder. Toch groeit haar liefde mee met haar kind. ‘Je l'aime comme je n'aime personne, car il est le seul être vivant dont je suis responsable. Mon amour est cela d'abord.’ Doch - zoo vraagt zij zich af - zal zij eenmaal hem durven zeggen (het zijn twee bladzijden van het boek): ‘Tu n'es pas tout pour moi, tu n'as jamais été ma totale ferveur. Je t'ai chéri à deux genoux, je t'ai servi, je t'ai idolâtré, je n'ai pas été dupe. Je savais bien qu'en aimant un enfant, on ne fait que donner sans jamais recevoir. J'ai réservé à d'autres la place la plus haute... Devant ce que tu es, vois, c'est moi qui m'incline, et ce respect où on enferme les enfants, je t'en délivre. Tes yeux verront plus loin que l'horizon où je me perds... Mon tout petit, je te devrai le seul amour qui soit triste et parfait, celui qui ne fait pas d'échange et ne promet aucune récompense. Puisque j'ai tout donné, tu ne me devras rien.’ Is het slot van deze... Moeder-Rede, gedroomd of bepeinsd bij een ventje dat in den tuin speelt en steentjes aandraagt of stukjes hout, niet in strijd met de openhartigheid uit het (overgeschreven) begin? Hierover dichtte de man Michelet iets anders. ‘Pour la femme, dans ses plus aveugles élans, l'instinct de la maternité domine encore tout le reste’. Bij Magdeleine Marx overheerscht de persoonlijkheid. Het is eigenaardig, op een tijdstip en uit een kring, waar het ‘individualisme’ in de kunst verworpen, met felheid verboden wordt in den naam van de gemeenschap; een vrouw alle banden te zien afwerpen om zichzelf te kunnen zijn. Nochtans hoort zij wel in dien kring: daar wil ze haar plaats, ze wil er werken. In de voorrede van Barbusse lezen we, als nu al veertig jaar in alle emancipatie-geschriften, van ‘vieilles traditions d'esclavage’. Magdeleine Marx, bereidt hij voor, ‘s'élève contre l'erreur de l'instinct maternel - la “voix du sang” - contre l'exclusivité de l'amour’. Hierboven citeerden we wat de ‘ik’ zeide tot een andere vrouw, die klaagde ‘bedrogen’ te worden. De ‘ik’ bedriegt niet, doch... neemt haar vrijheid, krijgt van een echtgenoot ‘au coeur unique’ gedaan, erin te berusten dat hij haar deelt met een ander, die ook getrouwd is. Beide mannen sneuvelen in den | |
[pagina 171]
| |
oorlog. Dan weet en bekent de ik, dat - zooals Barbusse het uitdrukt - ‘la mort ne tue que la mort et non ceux qui restent’. - Om nog uit het boek zelf te citeeren: ‘l'amour est le ciel que le coeur se propose et il y a tout l'espace à traverser encore’. Laat hier nogmaals met nadruk gezegd zijn - beide boeken liggen vóór mij en nadat ik het nieuwe had uitgelezen, gaan mijn gedachten, gaat mijn gevoel beurtelings mee met wat Michelet al zoo dikwijls mij voorhield èn met wat ik hier nu vind, vreemd en wreed: - doch in taal, die eveneens schoon-krachtig leeft. Over berouw is er een kort, mooi hoofdstuk, omraamd in de verschrikking van onweer. Hereeniging met de ouders is onmogelijk gebleken. De ‘ik’ is alleen met den kleinen zoon. Wel graag zou ze hem wakker kussen. Doch ze treedt terug van de wieg. Misschien heeft ze te veel gezien in den afgrond tusschen haar generatie en die van de moeder, ‘l'aveuglée’. Tusschen haar en haar kind, ‘l'abîme est sans doute moins creux’, en toch ‘l'amour est insuffisant; il faut s'acharner pour accomplir sa propre destinée’. Herinnering baat evenmin. ‘Pas même le vôtre, mes deux morts’. Hunne beelden verbleekten; wat er bleef, zijn bewegingen, intonaties, gedachten, van hen overgeërfd. ‘Dans ma féroce survivance, je n'ai gardé que ce qui m'a servi’. Verder... Zij is zeven-en-twintig en ‘il y a cette nuit, quelque part dans le monde, des visages qui dorment pour moi... je tends les bras, je me vois désertée et veuve affreusement...’ Evenwel, en al op de volgende bladzij: ‘Les femmes ne savent pas assez qu'il faut respirer seule, partir seule, et revenir seule et qu'il n'y a personne en dehors de soi-même. En retrouvant l'amour, moi qui suis deux fois veuve et qui ai mon enfant pour me sentir plus isolée, je ne retrouverai qu'une autre solitude... En na wéér haar twee dooden te hebben herdacht: ‘Maintenant qu'agrandie par l'amour je le convoite encore, je lui donne sa place: l'amour n'est pas l'essentiel; l'amour n'est, après tout, que le plus beau moment... Faudra-t-il peut-être toucher plus haut, Seigneur, que tout ce qu'on a dit, vivre, alors, jusqu'au sang, vivre plus que la vie?... Me voici’. Met de drie regels van dezen bruusken gemoeds-overgang, nogmaals onder weersinvloed, nu van den storm; eindigt het boek. | |
[pagina 172]
| |
Tot besluit van mijn avond heb ik een Hollandsch boek genomen: Ik kende de vrouwe-gedachten
dwalen om den man en het kind;
ze schenen zoo vreemd, dat ik lachte,
ze schenen zoo banglijk blind
te zwermen rond dit eene...
Dan staat, in dit boek, die vrouw op den drempel van een hut in avondzon; die vrouw, die speelde met haar kindje. ... En in den nacht
voelde ik een handje op mijn borst
en een mondje dat dronk uit mij
en bezat u in droom mijn kind,
maar met morgenrood dreeft ge voorbij,
ik hoorde de merels zingen
in het koele grijze licht
en verwonderde mij hoe te tillen
den dag en zijn gewicht.
Vreemd dat de rook van een droom
hangt over den dag zoo zwaar...
Na deze lectuur wéék een zwaarte van mij. Een nieuwe vrouw óók; doch niet in strijd met wat Michelet voor liefelijks schreef over instinct, dat sterk zich uit, dadelijk bij de éérste pop.
J. de Meester. |
|