te blijven leiden. Het was te verwachten, dat hij na deze verklaring beginnen zou, de kabinetsformatie, en daarmede de portefeuille van buitenlandsche zaken, aan een geestverwant toe te vertrouwen. Dit is dan ook gebeurd; maar nu is Frankrijk wel wat onaangenaam verrast, dat die geestverwant Leygues heet, en het geheele nieuwe kabinet niets is dan de continuatie van het kabinet-Millerand. Het schijnt niet te gelooven, dat een politieke wereld, waartoe staatslieden als Poincaré en Briand behooren, op den duur met Leygues als eersten minister genoegen zal nemen. Hiervan moet ook Millerand zich ongetwijfeld bewust zijn, en 'tzij Poincaré, 'tzij Briand, worden dan ook reeds als opvolger gedoodverfd. Voor het oogenblik zal wellicht de keus tusschen deze beiden te moeilijk zijn geacht.
België is dan nu door eene geheime militaire conventie aan Frankrijk gebonden; - het schijnt ook verlof van Frankrijk te hebben, om het Engelsche voorstel van arbitrage over de Wielingen af te slaan. Als lokaas wordt nu aan Nederland voorgehouden, dat de oplossing van het Wielingen-vraagstuk zeer gemakkelijk zou blijken, indien het er in bewilligen kon, het Fransch-Belgische te laten uitdijen tot een Fransch-Belgisch-Nederlandsch geheim defensie-accoord. Nederlands weigering is niet twijfelachtig; zij is dit zóó weinig, dat men de verwachting der Etoile Belge, dat de regeering van Leygues ‘binnenkort’ het voorstel tot het aangaan eener militaire overeenkomst aan Nederland zal doen, niet deelen kan. Eene Nederlandsche regeering die de natie, tegen haar wil, geheime militaire verplichtingen zou durven opleggen is geheel ondenkbaar; - en aan den wil zelf der natie is mede geen twijfel. Gaat de Fransche staatkunde ten aanzien van Nederland inderdaad dezen weg op, dan loopt zij vast. Wij wenschen dit nimmer te beleven, omdat wij op eene goede verhouding tot Frankrijk hoogen prijs stellen; - maar het minimum dat wij van een vriend mogen verwachten, is zeker dat hij de moeite niet schrome, zich ons voor te stellen niet zooals hij ons wenschen zou, maar zooals wij zijn.
Men ziet wel, dat de verstandhouding tusschen de Fransche