De Gids. Jaargang 84(1920)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] De balling. Mij bleef de heugnis blank, in leed en smaad, Hoe voor mijns vaders deur de linden bloeien, En in hun takken-net de vooglen stoeien, Of kwinkeleeren als de zon opgaat. Hoe achter 't huis, waar eenzaam 't geitje blaat, Dicht aan den vliet, de kamperfoelies groeien, - En groen-bemoste planken de' oever schoeien, Waar 't water wieglend langs de halmen slaat. Ik heb zoo vaak, in mijn vervulde droomen, Het murmlen van dien stillen stroom vernomen, Als ruischende echo van mijn jeugd-geluk, - Tot mij 't ontwaken plots den bangen druk Van ballingschap vol nood en schande bracht, En 'k schreide om vrijdom in den blinden nacht. Jan Veth. Vorige Volgende