De Gids. Jaargang 84(1920)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Verzen. Vrijheid. Alles is mijn wat mijn ziel bemint, alles is mijn wat ik kan bevatten in mijn warm hart. Ik ben als een kind, dat speelt met de wereldsche schatten. Ik vond de vrijheid, die anderen laat hun eigen vrijheid. Ik leef als ik bewonder. Alles is schoon in zijn eigen staat, de koest'rende zon als de toornende donder. [pagina 53] [p. 53] Eenzaam. Immer zal ik eenzaam zijn als een top in 't blauw verloren. Immer zal ik eenzaam hooren naar mijn eigen zielsrefrein. Met zijn wortel vast in de aarde en zijn kruin in ijle lucht, staat een berg alleen, geducht, boven onrust die vervaarde. En hij deelt het groote leven, woelend, strijdend aan zijn voet, dat hem met zijn krachten voedt, maar zijn top is koel gebleven. Want mijn geest wil eenzaam schouwen in zijn eigen zaligheid, - boven menschensmart en strijd eeuwige vreugden bouwen. [pagina 54] [p. 54] Troost. De regen ruischt op volle zomerblâren en brengt herinnering aan verre kinderjaren, weemoedig als een wiegelied. De regen zingt zijn lied van zacht vergeten, van mijmeringen die geen ding meer weten dan vaag verdriet. Zoo ruischen tranen die het hart verlichten, onhoorbaar langs de moede aangezichten van hen die blind zich staarden in de zon; zij buigen 't hoofd berustend in de handen en lafenis daalt in hun zielelanden uit zilverklare bron. Als zachte handen die weemoedig streelen, als moeders die met kindren droomend spelen, is 't lied dat in de milde regen zingt, en brengt gelatenheid vol stillen deemoed en van verteedering de zachte weemoed, die zeeg'nend in het harte dringt. Marie Cremers. Vorige Volgende