De Gids. Jaargang 84(1920)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 214] [p. 214] Uit een oud dorp. Een vreemdelinge - niemand kende haar - is op haar doortocht in dit dorp gestorven; voor kort kwam zij alleen naar hier gezworven - op weg waarheen -? geen wist het, noch van waar. De winter liep ten einde: zacht al riep - donker en zacht - het voorjaar door de tijden van het vallen der avonden; men zeide van haar, dat haar leven ten einde liep. Maar zij had lang al kunnen gaan; zij was enkel nog hier daar zij een ander wachtte. Zij wist zich hem te redden nu bij machte, nu haar verlangen tot den dood genas. Doch hij kwam niet; zij ging niet langer uit, zij was te moe geworden om te loopen; maar altijd liet zij haar klein venster open: daar riep een vogel hem met blij geluid. Doch hij kwam niet. Toen kwam haar einde: groot scheen de maan in waar zij lag te zieltogen. Er was niets meer buiten haar open oogen dan het raam open op dien lichten dood. Zij zag ernaar; zij prevelde de naam van den verlorene; met lange halen en juublend uitslaan zongen nachtegalen den dood naar binnen door het open raam. Toen kwam grootsch, geheimzinnig en van ver de wind aan door den nacht; het lied verstomde. In den morgen toen de menschen haar vonden regende het. Zij was al eeuwen her. A. Roland Holst. Vorige Volgende