De Gids. Jaargang 84
(1920)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Twee nagelaten gedichten van Jacob Winkler PrinsGa naar voetnoot1).Schuimbed.
Al stort ge u razend, dondrend langs uw boorden,
Verrukk'lijk woeste en wilde watervallen,
Toch zingt ge een lied voor 't hart der duizendtallen,
Die 's levens roep: ten strijde! jong reeds hoorden.
Geen klanken toch, die beter heugnis stoorden
Aan 's levens laagten: 't zij ze klinkend schallen,
Zacht ruischend murmlen of als donder knallen,
Ze klaatren voort met bruisend wilde akkoorden.
Gij weeldekindren met uw zachte leden,
Terug van de' afgrond: Ach, uw oogen duizlen
En 't hoofd wordt licht, licht als de donzen veder,
Maar wij, mijn Liefste, kalm aan 't diep getreden,
Aanschouwen 't grootsche doorelkander suizlen
En zien met ernst op 't kokend schuimbed neder.
3 Juli 1881.
| |
[pagina 16]
| |
Vroeg.
Geen zon is nog te zien,
de lucht is rozenrood,
maar zachte gouden glans
gaat heerlijk-ver zich spreiden
door zee van witten damp
op schemerende weiden
waaruit de koe-rug steekt
als omgeslagen boot.
Verzilverd hangt vol dauw
de ranke wilgenloot,
en over watertjes,
die naar de drinkplaats leiden,
komt 't eerste vroege licht
aanbidlijk henenglijden,
werpt glans van rooden schijn
diep in de blanke sloot.
---------
Maar door de dampzee rilt
de kilheid van den morgen....
1898.
|
|