lijke kracht als later werkten. Immers vóór de eerste annexatie was Engeland er tevreden mede geweest, dat de Boeren een naar het binnenland vooruitgeschoven post in Zuid-Afrika innamen. Na de Pretoria-conventie beginnen echter spoedig de chicanes, voorloopers der omvattingspoging die vooral door Rhodes is geleid.
Imperialisme en gouddorst, ziedaar de namen met welke Dr. Leyds de nieuwe factoren bestempelt. Inderdaad had reeds vóór de eerste annexatie van de Transvaal de geschiedenis der diamantmijnen bewezen welk een gevaar voor de ongereptheid eener Boerenrepubliek de ontdekking van mineralen rijkdom binnen haar gebied opleverde.
Ware ook de Witwatersrand een grensdistrict geweest, de historie van 1872 zou zich licht, ditmaal ten nadeele der Z.-A.R., hebben herhaald. De ligging der goudvelden waarborgde den Boerenstaat tegen herhaling van het Kimberley-incident in dezelfde vormen, doch stelde hem juist daardoor bloot aan het grooter gevaar van algeheelen ondergang. Of dit gevaar te bezweren ware geweest? Het is moeilijk te zeggen. Niet alléén haar goudrijkdom heeft de Z.-A.R. ten val gebracht: ook zonder dien rijkdom zou zij met de Britsche Zuid-Afrikaansche politiek in haar nieuwe strekking in conflict zijn gekomen.
Zoolang de Zuid-Afrikaansche samenleving bestond uit Brit, Boer en Naturel, liet de Britsche politiek, binnen eng getrokken grenzen, den Boer ongemoeid, of kon, voor zoover zij soms van dit stelsel was afgeweken, er nog toe terugkeeren. Deze mogelijkheid bestond niet langer in Britsche oogen, toen, in de persoon van Duitschland, eene niet-Britsche Europeesche mogendheid ten tooneele verscheen. Dat was in 1884; - van toen af komt er in de geschiedens der Britsch-Transvaalsche betrekkingen een nieuw element.
Was de inlijving van 1877 het werk geweest van het eerste bewust-imperialistische kabinet, dat van Disraeli, de vrijlating van Transvaal lag geheel in de lijn van diens antagonist Gladstone. Als bestrijder van Disraeli had hij zich tot die vrijlating zedelijk verbonden. ‘Zoo de nieuwe aanwinst’, aldus Gladstone voor hij minister werd, ‘even kostbaar ware als zij waardeloos is, ik zou ze afwijzen, omdat ze verkregen is door middelen die ons land onteeren’. Toen zijn aanval succes had gehad en hij Disraeli had vervangen, heeft hij het gegeven woord niet onmiddellijk ingelost. Er waren reeds te veel verplichtingen aangegaan, heette het aanvankelijk, dan dat de Koningin kon worden geadviseerd, Hare soevereiniteit over de Transvaal te laten varen. Toen de vrijheidsoorlog hem overtuigd had dat hij