| |
| |
| |
Rantsoeneering van sterke dranken.
Het gebied der Noord-Amerikaansche Unie ligt droog. Krachtens een staatsverbod (prohibitie) mogen aldaar alkoholische dranken niet meer worden ingevoerd, verhandeld of geschonken. In België is het tappen van gedistilleerd verboden; koopen kan men het nog bij den slijter, hoewel slechts in hoeveelheden van minstens twee liter. Eindelijk maakt de uitslag van een in October j.l. gehouden volksstemming het waarschijnlijk, dat eerlang in Noorwegen slechts lichte wijnen en bieren verkrijgbaar zullen zijn.
Ziedaar eenige hoogstbelangrijke feiten uit de nieuwste geschiedenis der drankbestrijding. Voorbeelden tevens van de veel verbreide meening, dat alkoholmisbruik de genezing en vernieuwing van onze zieke wereld niet in gevaar mag brengen.
In het laatste oorlogsjaar lag in de meeste landen het bedrijf van brander, slijter en tapper bijna stil. De borrel werd schaarsch, duur en slap. Openbare dronkenschap kwam zelden voor en de deliriumlijders verdwenen uit de hospitalen. Gelukkiger oogenblik om krachtige maatregelen te nemen ter oplossing van het alkoholvraagstuk was ondenkbaar.
Onze Regeering schijnt dit niet te hebben ingezien. Ze liet het gunstige getij verloopen. Eerst in het derde jaar van zijn werkzaamheid, verklaarde de Minister van Arbeid, zag hij kans een herziening der Drankwet tot stand te brengen.
| |
| |
Wèl werd inmiddels een Staatscommissie in het leven geroepen. De opdracht luidde: ‘aan een onderzoek te onderwerpen de mogelijkheid om, zonder de industrie te knakken, aan het branderij-, distilleerderij- en likeurstokersbedrijf een andere richting te geven en meer bepaaldelijk na te gaan, of het ter wille van de bestrijding van het alkoholisme mogelijk is, de productie van gedistilleerd, voor inwendig gebruik bestemd, aanmerkelijk te beperken, indien het kan, op te heffen’.
Uit dezen zwaren bureauzin valt moeilijk iets anders te lezen, dan dat voorstellen, die een opheffing of een belangrijke vermindering van het verbruik van sterke dranken beoogen, alleen dàn door den Minister kunnen worden aanvaard, indien daarbij tevens de weg is aangegeven, waarlangs voor den alkohol, die niet meer door het keelgat verdwijnt, een voldoende afzet verzekerd blijft. Vóór alles moet de Commissie dus uitmaken, hoe het mogelijk zal zijn de gedistilleerdbedrijven meer voor export te laten werken en hoe alkohol in ruimere mate, dan tot dusverre het geval was, dienen kan als bron van licht, kracht en warmte. Dit laatste beteekent, dat ze zich wagen moet aan het geweldige probleem, dat sedert lang de oplossing van het alkoholvraagstuk bemoeilijkt.
Het behoeft geen betoog - ik zeg dit salva reverentia voor haar bekwame leden - dat de Commissie er hoogstwaarschijnlijk niet in zal slagen op bovenstaande vragen een behoorlijk antwoord te vinden. De aan haar gedane opdracht kan niet leiden tot bruikbare voorstellen van ruime strekking. En zeker behoeft haar werkzaamheid niemand er van te weerhouden, om de middelen, waarmede naar zijn meening het alkoholgevaar kan worden bestreden, in het openbaar te blijven bespreken.
In dezen gedachtengang waag ik het een lans te breken voor de invoering van een systeem van rantsoeneering van sterke dranken. Een systeem, dat uit den aard der zaak onvolmaakt is. Hoewel op de individuen toegepast, treft het met volkomen zuiverheid slechts de gemeenten. Maar ook dit beteekent reeds een geweldig voordeel. Een rantsoeneering, die den matigen mensch in staat stelt zijn behoeften aan gedistilleerd ruimschoots te blijven dekken en tegelijkertijd
| |
| |
ten gevolge heeft, dat er in elke gemeente minstens 41½% minder wordt gedronken, onttrekt ontegenzeggelijk dit mindere, zoo niet uitsluitend, dan toch grootendeels aan het misbruik.
* * *
Voor den geheelonthouder ligt het antwoord op de vraag, hoe het alkoholisme dient bestreden, doorgaans voor de hand. Wie, hetzij om ethische redenen, hetzij (wat gewoonlijk er meê samen gaat) omdat hij van oordeel is, dat de alkoholische dranken nimmer of hoogstzelden iets goeds, maar bijna altijd schade brengen, de stelling aanvaardt, dat elk gebruik uit den booze is, zoodat alkohol slechts voor technische en, heel misschien, voor geneeskundige doeleinden verkrijgbaar mag zijn, eischt, volkomen logisch, een staatsverbod voor alle alkoholische dranken, hetzij onmiddellijk, hetzij als toekomstig einddoel. In het laatste geval verlangt hij als maatregel van voorbereiding, van overgang, het mogelijk maken van plaatselijke verboden door plaatselijke keuze (local option).
De matigheidsman daarentegen, van meening, dat een regeling kan worden gevonden, welke het misbruik tot geringe afmetingen herleidt, zoodat de schade, hierdoor teweeggebracht, veel geringer is dan het voordeel, dat het gebruik aan individu en samenleving biedt, staat voor een moeilijk vraagstuk. Natuurlijk komt prohibitie bij hem niet in aanmerking. Daarentegen eischt hij, dat de borrel duur blijve. Ook wenscht hij meestal de Drankwet te behouden, die de kroegen verbeterde, het aantal daarvan gedurende het tijdvak 1882-1913 van 1: 129 tot 1: 332 inwoners deed dalen en zonder twijfel er toe medewerkte, dat het verbruik van sterken drank van 9.43 tot 5.21 liter per hoofd en per jaar verminderde. Ongaarne zal hij dit oude en reeds beproefde opofferen voor iets geheel nieuws.
Trouwens, wat zou dit moeten zijn? Een onbeperkt monopolie, waarbij alle verkoop van sterken drank zonder breidel in de handen van staatsambtenaren overgaat? In Rusland werd dienaangaande een alles behalve gunstige ondervinding opgedaan. Graaf Witte, de man, die het stelsel invoerde,
| |
| |
eindigde met in den Rijksraad te erkennen, dat uit zijn monopolie, hetwelk 25% der staatsinkomsten opleverde, enkel een instrument voor den Fiscus was gegroeid. De Russische methode om alle van hun kostwinning beroofde tappers en slijters aan hun lot over te laten, zal men bovendien hier te lande niet aandurven, terwijl omgekeerd in deze dure tijden een stelsel, dat groote schadevergoeding medebrengt, minder kans zal hebben dan ooit.
Ook het Gotenburger stelsel (bolagsysteem) zou in aanmerking kunnen komen voor den matigheidsman, die geheel nieuwe wegen wil gaan. Men vertelt daarvan veel goeds. Het beperkte het aantal drinkgelegenheden, rantsoeneerde aldaar het verbruik en, wat de hoofdzaak is, het schiep in den zetbaas van het bolaglokaal een tapper, wiens belangen geen verband houden met de hoeveelheid gedistilleerd, die gedronken wordt. Maar hiertegenover staat, dat het de vraag blijft, of het stelsel veel invloed heeft op het drankverbruik. Ook schadevergoeding aan tal van vergunninghouders zal bij invoering van bolagmaatschappijen, die de kroegen overnemen, niet kunnen uitblijven. Eindelijk pleit nog tegen het stelsel, dat daardoor het misbruik, hetwelk van de slijterijen uitgaat, niet wordt getroffen.
Sedert 1914 heeft men in Zweden getracht dit laatste bezwaar te ondervangen door de invoering van een rantsoeneeringsysteem voor de koopers van gedistilleerde dranken in slijterijen; een systeem, waarvan vooral Dr. Bratt, een Stokholmsch geneesheer, de ontwerper mag heeten. Aanvankelijk zijn hiermede goede resultaten bereikt. Zonder dat het debiet der Stokholmsche tapperijen toenam, daalde de verkoop der slijterijen geleidelijk van 19.9 (1913) tot 9.6 (1916) liter per hoofd en per jaar. Tevens verminderden in sterke mate de in dronkenschap begane misdrijven en overtredingen, het aantal deliriumlijders en de gevallen van chronisch drankmisbruik. Verder reikt de ervaring helaas niet. Zooals zooveel anders, heeft de oorlog (gebrek aan graan) ook deze proef in de war gestuurd.
Wèl echter weten we, dat niemand minder dan Dr. Bratt zelf het nieuwe systeem als aanvulling van het Gotenburger stelsel onvoldoende acht. Hij eischt bovendien (waarom zal straks blijken) een beperkt staatsmonopolie. Fabricage,
| |
| |
invoer en handel mogen niet langer in handen van particulieren zijn.
* * *
Wie het Gotenburger stelsel wil, zal dus waarschijnlijk èn Dr. Bratt's systeem èn een beperkt staatsmonopolie moeten aanvaarden.
Verdient deze combinatie ook voor ons land aanbeveling? Bezwaarlijk. Bolaglokalen hebben we niet en om die te scheppen zouden we niet alleen leergeld moeten betalen, maar ook, wat het meest klemt, voor een belangrijke schadeloosstelling aan tal van tappers hebben te zorgen.
Daarentegen schijnt het mogelijk om even goede resultaten als Bratt voor Zweden verwacht, zoodra aldaar een beperkt monopolie zal zijn ingevoerd, hier te lande te bereiken, indien we met behoud van ons vergunningsysteem een rantsoeneeringstelsel aanvaarden met als onmisbaar complement een beperkt monopolie. Onze rantsoeneering zal echter niet enkel den aankoop in slijterijen, maar ook de vertering in kroegen moeten gelden. Weliswaar zal het bolaglokaal meestal van beter gehalte blijven dan vele van onze drinkgelegenheden, maar hiertegenover staat als voordeel, dat, zoodra de bons op zijn, het drinken, zoo niet altijd, dan toch dikwijls gedaan zal zijn: het bezoeken van een ander lokaal geeft geen uitkomst.
Wie beweert, moet bewijzen of althans het beweerde aannemelijk trachten te maken. Met het oog hierop begin ik met in korte trekken de voornaamste bepalingen neêr te schrijven van een rantsoeneeringsysteem, dat voor ons land zou kunnen dienen.
1. | Een staatsmonopolie wordt ingesteld, omvattende den invoer, de bereiding, de zuivering en den verkoop in 't groot (meer dan 350 gram) van alle gedistilleerd. |
2. | Verkoop in 't klein van gedistilleerde (sterke) dranken blijft overgelaten aan vergunninghouders (slijters en tappers). Deze verkoop mag slechts geschieden tegen inwisseling van een gedistilleerdkaart of van daarvan af te scheuren bons. |
3. | Gedistilleerdkaarten zijn op aanvraag verkrijgbaar voor alle mannen van 21 jaar en ouder. Meerderjarige vrouwen kunnen een kaart ontvangen, indien ze alleen wonen of aan het hoofd eener huishouding staan. Geen kaart wordt uitge- |
| |
| |
| reikt, indien bij onderzoek blijkt, dat de aanvrager bedeeld wordt, alkoholist is, kortgeleden veroordeeld werd wegens een misdrijf of overtreding, met alkoholmisbruik in verband staande enz. enz. |
4. | Elke kaart draagt den naam of het nummer van den houder. Ze bestaat uit een lichaam, waaraan tien bons. Zoowel lichaam als bons zijn voorzien van een stempel, waaruit blijkt, in welke gemeente de kaart is uitgegeven. Buiten die gemeente zijn bons noch kaarten geldig. |
5. | Voor elken bon mag 35 gram (een borrel) gedistilleerd worden getapt, terwijl een geheele kaart (dus met de daaraan verbonden bons) het recht geeft om 350 gram (een halve flesch) in te slaan bij den slijter, die bij het distributiebureau staat opgegeven als leverancier van den houder der kaart.
Vervoer van meer dan een halve flesch moet door een geleibiljet zijn gedekt. |
6. | Evenals vroeger met de broodkaarten het geval was, worden telkens vier gedistilleerdkaarten voor vier achtereenvolgende weken uitgereikt. Echter enkel aan mannen. Vrouwen ontvangen slechts één kaart (van bijzondere kleur), die dan voor den geheelen termijn van vier weken geldig is. Ook mannen kunnen in plaats van vier weekkaarten één of twéé van zulke vierwekelijksche kaarten verlangen.
De uitreiking der kaarten geschiedt tegen eenige betaling. Deze is per kaart des te geringer, naarmate iemand om minder kaarten verzoekt. |
7. | Op ongebruikte bons, mits nog aan de kaarten verbonden, kan in de laatste der vier weken bij den slijter worden gekocht, doch nooit meer dan 350 gram. |
Enkele van bovenstaande bepalingen behoeven eenige toelichting. De hoeveelheid sterke drank, per week toegestaan, beschouwe men als een maximum; over een lager rantsoen ware zeker te praten. Aangezien de vrouw doorgaans matig leeft en meestal slechts sterken drank behoeft ten bate van een bezoeker of voor huishoudelijk gebruik, is voor haar een rantsoen, dat gelijk staat met ¼ van hetgeen de man kan ontvangen, ruim voldoende. Aan de bepaling, dat elke bon den stempel moet dragen van de gemeente, waar de kaart is uitgegeven, zoodat het opkoopen van bons voor de groote steden wordt voorkomen, ligt de gedachte ten
| |
| |
grondslag, dat een over het geheele land verdund euvel ver te verkiezen is boven een kwaad, dat zich op enkele plaatsen concentreert. Het geringe bezwaar, dat bij deze regeling iemand, die van huis is, zich geen glaasje gedistilleerd kan doen schenken, mag hier niet wegen. De tijd is voorbij, waarin men meende (zie art. 3 der Drankwet), dat een soldaat, die marcheert of een burger, die een groote reis doet, een borrel binnen zijn bereik moet hebben. Wat betreft de invoering van een beperkt monopolie, hetgeen voor een groot deel neerkomt op staatsexploitatie van fabrieken en bijgevolg de aandacht verdient van de staatscommissie, die naar aanleiding van de motie Marchant zal worden ingesteld, - van een rantsoeneeringsysteem is ze een logisch gevolg. Geheime levering dient voorkomen. Ook moet de Staat als distribuent het geproduceerde kunnen kwijt raken, wat niet zal lukken, indien particulieren de bereiding in handen hebben en aan den Staat leveren. Tenzij natuurlijk, dat deze ook de productie ransoeneert, iets waaraan in vredestijd niet te denken valt. In 't voorbijgaan opgemerkt: omgekeerd is een monopolie nimmer aan te bevelen zonder rantsoeneering van het verbruik. Immers, juist deze voorkomt, dat een regeering het monopolie misbruikt ten bate van de staatskas.
* * *
De Staat wordt dus fabrikant, zuiveraar, importeur en rantsoeneerend distribuent van alle gedistilleerd. Welke gebreken heeft zulk een regeling?
Er zal een handel in bons ontstaan, die niet alleen de rantsoeneering voor een deel haar doel doet missen, maar ook de rol kan spelen van een moreel zeer schadelijken factor. Onder de bepalingen, die hiertegen zijn te bedenken, is er zeker geen enkele die den handel geheel verhindert. Hoogstens kan men dien wat bemoeilijken. Daarom blijve, evenals bij de brooddistributie het geval is, den bezitter eener kaart de vrijheid om bons aan anderen te geven of te verkoopen. Het moreele bezwaar is dan ten minste in hoofdzaak opgeheven, aangezien de groote massa, aan wier opvoeding intusschen blijve gewerkt, in het overdoen van bonnetjes iets volkomen geoorloofds gaat zien. Wat het te kort schieten der rantsoeneering betreft, dienaangaande trooste men zich met de gedachte,
| |
| |
dat, zooals straks zal blijken, daarmede toch veel bereikt wordt en bedenke verder, dat elk stelsel van drankbestrijding onvolmaakt is. Iedere extra-portie zal bovendien extra-geld kosten.
Eveneens zal de op de kaarten gekochte drank niet zelden aan anderen worden overgedaan. Ook hierin beruste men. Om meer dan een half fleschje kan het nooit gaan. En, wat de hoofdzaak is, de handel in kaarten blijft onmogelijk. Enkel de houders daarvan kunnen daarop iets inslaan bij hun leverancier.
Dat bij invoering van rantsoeneering ook grenssmokkelarij en geheime bereiding zijn te duchten, spreekt van zelf. Hoe duurder en schaarscher de borrel is, des te meer heeft men tegen deze ontduikingen te kampen. Rantsoeneering zal dan ook meer hiertoe aanleiding geven dan het tegenwoordige vergunningstelsel. Daarentegen staat ze torenhoog boven een systeem, waarbij het land zoogenaamd droog wordt gelegd. Noorwegen weet daarvan meê te praten. Het tijdelijk verbod, dat in dat land gedurende de laatste twee oorlogsjaren van kracht was, had ten gevolge, dat het verbruik van brandewijn voor technische en geneeskundige doeleinden tot het honderdvoudige steeg van wat het vroeger bedroeg, terwijl daarenboven een sterke vermeerdering viel waar te nemen der klandestiene stokerijen (Corr. N.R. Ct.). Verwonderen kan dit niet. Men trekke slechts de consequentie uit het feit, dat menig brave huismoeder, die zelf nooit sterken drank gebruikt, heel wat zal willen neêrtellen om eenig gedistilleerd in huis te hebben, hetzij om den man eens te onthalen, hetzij om bij lichte ongesteldheden toe te passen.
Ook bij rantsoeneering zal van het gedistilleerd, dat voor technisch of geneeskundig gebruik wordt bestemd, wel iets langs verkeerde wegen gaan. Voor medisch gebruik zal echter de kaart bijna altijd voldoende zijn, terwijl in de behoefte, die een huishouding aan een weinig spiritus kan hebben, gemakkelijk is te voorzien door deze vloeistof bij den slijter verkrijgbaar te stellen tegen afgifte van 2 à 3 bons per 35 gram.
Menig vergunninghouder zal er naar trachten om door verdunning van de uit de rijksmagazijnen ontvangen dranken te kunnen verkoopen of tappen aan hen, die geen kaart of bon meer bezitten; meestal zal dit personen betreffen, die juist geen extraportie moeten hebben. Het wil mij schijnen,
| |
| |
dat dit gevaar te voorkomen is, wanneer de slijters hun waar in verzegelde flesschen ontvangen en als zoodanig moeten afleveren. Wat de tappers betreft, er is zonder twijfel veel te bereiken, indien de Staat de gewone soorten jenever, brandewijn, cognac en zoete likeuren in éénzelfde sterkte tegen ongeveer den thans geldenden prijs aflevert, daarentegen de dranken met grooter alkoholgehalte zoo hoog berekent, dat verdunning van deze fijne waar geen winst geeft. Natuurlijk heeft de Drankwetinspectie dan een oog er op te houden, dat er geen gedistilleerd getapt wordt van te laag alkoholgehalte, hetgeen te vergemakkelijken is door de bepaling, dat de flesschen, waaruit de gewone soorten worden geschonken, bijzondere etiketten moeten dragen en op een zichtbare plaats in het buffet staan. Dit laatste brengt het voordeel, dat ook de kroeg bezoeker gaat controleeren, of hij wel waar voor zijn geld krijgt.
Met het schenken uit te kleine glaasjes valt hetzelfde te bereiken, als met de verdunning der dranken. Glazen van geringer inhoud dan 35 c.M3 mogen bijgevolg in een vergunninglokaal niet worden geduld.
* * *
Welke zijn nu de goede zijden, de voordeelen van het stelsel?
Allereerst is van belang, dat het een uitbouw geldt van wat reeds bestaat, het vergunningsysteem. Invoering van bolagstelsel of onbeperkt monopolie zou vereischen, dat met de bestaande wetgeving geheel gebroken werd.
Dat het klandestiene tappen, een ware pest, zoo goed als verdwijnen zal, zoodra ieder zijn portie gedistilleerd krijgt toegewezen, is eveneens een goede zijde van de rantsoeneering. Bij eenig toezicht kan nimmer zóóveel gedistilleerd tersluiks worden bereid of ingevoerd, dat de tallooze geheime tapperijen de noodige stof kunnen machtig worden om het bedrijf voort te zetten. Te meer niet, omdat waarschijnlijk in de eerste plaats de groote café's en de rijke particulieren deze dure borrels zullen trachten machtig te worden.
Een voordeel is verder, dat, behalve wellicht aan den groothandel, schadevergoeding kan uitblijven. Om het lot van slijters en tappers behoeft een staat, die rantsoeneert, zich niet te bekommeren. Al zullen deze hun debiet zien verminderen, de winst, die ze derven, werd in hoofdzaak
| |
| |
behaald, voor zooverre hun bedrijf schadelijk werkte; grootendeels kwam ze voort uit misbruik. Wat het gebruik den vergunninghouder opleverde, blijft behouden, terwijl de meerdere verkoop van alkoholvrije dranken veel goed zal maken, althans voor den tapper. In dit verband is het van belang er aan te herinneren, dat de vergunningen, die na 1 Mei 1904 zijn verleend, geheel buiten beschouwing kunnen blijven; men kan ze nu reeds zonder meer elke 5 jaar opdoeken.
De grootste post op de creditzijde van de rantsoeneering blijft intusschen de vermindering van het verbruik. Hetgeen in Zweden is bereikt, werd reeds medegedeeld. Wat ons land betreft, waar in 1913 het jaarlijksch verbruik van gedistilleerd (herleid tot 50% gehalte) 5.21 liter per hoofd bedroeg, was in dit jaar de hierboven geschetste rantsoeneering van kracht geweest en had het alkoholgehalte van de gewone soort jenever enz. 35% bedragen, dan zou er, zooals de berekening leert, per hoofd slechts 3.05 liter (ad 50%) zijn gedronken. En schriel ware dat rantsoen niet geweest, veeleer te ruim. Bovendien, al moet men zich in dezen voor al te schoone illusies in acht nemen, niet ieder zal, zooals bij de berekening werd aangenomen, zijn rechten op het rantsoen laten gelden. Ook is het aantal personen, aan wie een kaart dient geweigerd, voor vermeerdering vatbaar. Zoo verdient overweging, om ieder, die niet aangeslagen is voor eenige belasting, de kaart te onthouden. Wie in den tegenwoordigen tijd zóó weinig verdient, dat Rijk noch Gemeente iets van hem vorderen, is in economischen zin zulk een minimumlijder, dat voor hem de verleiding om zijn geld aan borrels te verdoen eigenlijk niet mag bestaan. Zeker echter moet aan degenen, die wèl aangeslagen zijn, maar, als het op betalen aankomt, in gebreke blijven, het verzoek om een gedistilleerdkaart nimmer worden toegestaan. Zonder plichten geen rechten! Wat deze maatregel zal beteekenen, laat zich eenigszins vermoeden uit het feit, dat in Amsterdam en Rotterdam in het laatste jaar vóór den oorlog niet minder dan 5081 (11½%) en 2771 (16½%) belastingposten, den laagsten aanslag (f 600. -) betreffende, oninvorderbaar waren.
* * *
| |
| |
De vraag, welke van de twee het zwaarst wegen, de voordeelen, die het besproken stelsel zal afwerpen of de nadeelen, die er aan kleven, is helaas geen rekensom. Verschillende personen zullen aan de verschillende posten een zeer verschillende waarde toekennen, zoodat een eenigszins objectief antwoord onmogelijk blijft.
Toch heb ik goeden moed, dat velen met mij accoord zullen gaan, wanneer ik van het door mij besproken stelsel veel durf verwachten.
Natuurlijk zullen er zijn, die onder geen voorwaarde van rantsoeneering willen weten. De prohibitionisten in de eerste plaats. Hen zal ik zeker niet bekeeren. Evenmin degenen, die niet willen geraakt zien aan de bestaande vrijheid om zooveel te drinken als men lust heeft, of blind zijn voor de gevaren, die ten gevolge van hooger loon en meer vrijen tijd dreigen; gevaren, die zich reeds beginnen af te teekenen in de opbrengst van den jeneveraccijns en de arrestaties wegens dronkenschap gedurende de laatste maanden. Ook wie de staatskas te lief heeft of tegen het toepassen van krachtige middelen opziet, zal ik niet overtuigen.
Maar, voor al die menschen schrijf ik niet. Mijn beschouwingen richten zich tot de matigheidsmannen, die, met een open oog voor het steeds meer dreigende alkoholisme, bereid zijn om ten bate van het algemeen iets van hun persoonlijke vrijheid op te offeren en daarbij geen vrees koesteren om voor een belangrijk doel hun toevlucht te nemen tot zoo ingrijpende maatregelen als rantsoeneering en staatsmonopolie.
Intusschen weet ik, dat ook bij menigen matigheidsman nog bezwaren zullen rijzen. Vooral de bonnenhandel zal hem tegenstaan. Daarom nog dit. Wie de hierboven beschreven rantsoeneering verwerpt, overwege eens, wat hij dan wèl zou willen. Ik ben er zeker van, dat de eenige gevolgtrekking, waartoe hij zal komen, geen andere kan zijn dan dat de regeling, die Bratt voor Zweden wenscht, hem meer aantrekt. Maar, ik wijs hierop nog eens met nadruk, deze regeling is evenmin volmaakt en eischt bovendien, dat men onze drinkgelegenheden door bolaglokalen durft vervangen en bereid is om millioenen neer te tellen tot schadeloosstelling van tallooze vergunninghouders.
* * *
| |
| |
Allicht heeft het verwondering gewekt, dat tot dusverre niet werd gerept van het stelsel van plaatselijke keuze (local option). Dit geschiedde met opzet. In dezen moeilijken en zorgelijken tijd moet over het geheele land het drankmisbruik zonder dralen worden beteugeld. En aan dezen eisch voldoet plaatselijke keuze allerminst. Niet alleen, omdat dit stelsel slechts geleidelijk, in den loop van jaren, tot een uitwerking van beteekenis zal komen, maar ook, omdat - de ondervinding in Amerika en Noorwegen leert het - daarvan niet te verwachten valt, dat het ingang zal vinden in de groote steden. Wien de drankbestrijding ter harte gaat, moet dan ook den wensch koesteren, dat, indien het ontwerp der heeren Rutgers c.s. tot wet mocht worden verheven, dit niet zal geschieden in de overtuiging, dat daarmede het noodige gedaan is.
Intusschen, wetsbepalingen, die plaatselijke verboden mogelijk maken, zal menig matigheidsman willen aanvaarden. Weliswaar kunnen deze, wanneer ze algemeen mochten worden, practisch hetzelfde gevolg hebben als het door hem niet gewenschte staatsverbod, maar, zooals reeds gezegd, daarop is niet veel kans. Erkend dient, dat aan plaatselijke keuze naast enkele kleinere één groot voordeel verbonden is, namelijk, dat het tal van menschen er toe brengt zich met het alkoholvraagstuk bezig te houden. Iets, wat ons land bitter noodig heeft.
Met het hierboven besproken rantsoeneeringstelsel kan local option gemakkelijk samengaan. Tegen een combinatie van vergunningstelsel, beperkt monopolie, rantsoeneering en plaatselijke keuze bestaat geen bezwaar. Noodzakelijk zal echter zijn, dat in gemeenten, waar behalve de kroegen ook de slijterijen door de stembus verdwijnen, voor de ingezetenen gedistilleerd-kaarten beschikbaar blijven, opdat ze in staat zijn van elders te ontbieden, wat in de eigen woonplaats niet meer te koop is. Een regeling, die zeker te verkiezen zal zijn boven een plaatselijke keuze zonder rantsoeneering. Daarbij toch staat het een ieder vrij sterke dranken in elke hoeveelheid van uit natte plaatsen in te voeren.
H. Buringh Boekhoudt. |
|