De Gids. Jaargang 84
(1920)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
Studiën over de Nederlandsche restauratie.De vereeniging met België.
| |
[pagina 67]
| |
zelfs door Fransche filosofen. Hij zag er groot gevaar in, Frankrijk aan volslagen politieke reactie over te leveren, en vreesde dat deze van een herstel der Bourbons het gevolg zou moeten zijn. Liever liet hij Frankrijk aan den zoon des Keizers, onder een regentschap. Tegen het eenstemmig advies der anderen in had hij dit niet doorgedreven, maar wel waarborgen verlangd dat de Bourbons zouden terugkeeren als constitutioneele vorsten; hij werd daarop door de Parijsche publicisten, die nog in veel opzichten den toon aangaven in Europa, als een held en redder gevierd. Hij wilde nu ook de hoofdrol spelen te Weenen, en werd daardoor alleen reeds de mededinger van het Engelsche kabinet, dat zichzelf de eerste rol had toebedeeld. De mededinging werd vijandschap, toen bleek hoe Alexander zich de nieuwe indeeling van Europa voorstelde. Hij wist zijn liberale allures zeer wel te vereenigen met zorg voor bijzondere Russische belangen. Wat moest er met Polen geschieden? Zijne troepen hadden het veroverd, en hij wilde het niet weer uit de handen geven. Napoleon had Pruisen en Oostenrijk tot afstand gedwongen van de meeste stukken van oud-Polen die zij bij de verschillende deelingen verworven hadden, en er het groothertogdom Warschau uit gevormd waarvan hij de kroon had vereenigd met die van het koninkrijk Saksen. De koning van Saksen had in 1813 niet tijdig het voorbeeld zijner broeders van Beieren en Wurtemberg gevolgd, die hun beschermer vóór Leipzig verzaakten, en was in Pruisische gevangenschap geraakt. De Pruisen waren meester van het koninkrijk en de Russen van het groothertogdom. Alexander nam nu de houding aan het onrecht, indertijd aan Polen gedaan, te willen herstellen; de verschillende deelen er van zouden weder vereenigd worden tot een koninkrijk met liberale constitutie, mits hij er zelf koning van zou zijn. Tegen zulk een oplossing zouden in verzet moeten komen Oostenrijk en Pruisen, die geen van beiden er op gesteld konden zijn Rusland bij wijze van spreken aan de poort te zien staan zoowel van Weenen als van Berlijn, en die beiden aanspraak maken konden op Poolsch gebied dat zij reeds eenmaal hadden bezeten. Met de aanspraken van Oostenrijk liet het Poolsche plan van Alexander zich in het geheel niet vereenigen; met die van Pruisen misschien. | |
[pagina 68]
| |
Pruisen kon de provincie West-Pruisen onmogelijk missen; dit gedeelte van oud-Polen had ook sedert 1773 onophoudelijk van de Pruisische monarchie deel uitgemaakt en was in 1813 niet door Russische troepen bezet; Alexander liet het buiten zijn herstellingsplan. Van de Poolsche landen die Pruisen in 1807 verloren had wenschte het enkel Posen terug: van het groote in 1795 verkregen stuk om Warschau heen zag het gaarne af, indien het in de plaats daarvan een groote gebiedsuitbreiding in Midden-Duitschland verwierf. Die groote gebiedsuitbreiding was aangewezen: het koninkrijk Saksen. Alexander ondersteunde dus ten krachtigste de Pruisische aanspraken op dit gebied als het eenige middel om Pruisen te doen berusten in het herstel van een koninkrijk Polen, maar kwam daardoor in een zoo scherp mogelijke tegenstelling tot de politiek van Oostenrijk, dat in geen geval zijn mededinger naar de hegemonie over Duitschland in een sterke militaire positie wilde zien gevestigd op de grens van Boheme. Engeland was van ouds geneigd zich van de mogendheden van het vasteland het liefst met Oostenrijk te verstaan als de meest bezonken macht, en van een groote uitbreiding van Rusland vreesde het verstoring van het evenwicht in Europa en eene bedreiging van Konstantinopel, dat, gelijk de gansche wereld van de Levant, voor de Engelsche staatslieden bijzonder gewicht had gekregen sedert de vestiging van het Britsch-Indische Rijk. Het was dus vóór het herstel van Saksen en tegen dat van Polen. Met hulp van Frankrijk is het er te Weenen in geslaagd, het plan van Alexander althans gedeeltelijk te verijdelen: Oostenrijk heeft niet terugbekomen Lublin, Radom en Krakau, die het bij de deeling van 1795, maar wel Galicië dat het bij die van 1773 verworven had; Pruisen heeft Posen teruggekregen en slechts de noordelijke helft van Saksen verworven; het koninkrijk Polen is opgericht, doch binnen enger grenzen dan Alexander zich had voorgesteld. Zijn hoogtepunt heeft de strijd tusschen Engeland en Rusland eerst bereikt tijdens het congres van Weenen, maar thans reeds kondigde hij zich aan, en alles wat den invloed van Engeland in Europa kon versterken werd door Alexander, alles wat Alexander vrienden kon bezorgen door Engeland met naijver gezien. | |
[pagina 69]
| |
Aan de Europeesche hoven had de Tsaar vele betrekkingen door de talrijkheid zijner zusters. Eene er van was met een aartshertog gehuwd, eene te Schwerin, eene te Weimar; eene (Catharina) was, na een zeer kort huwelijk, weduwe gebleven van den erfprins van Oldenburg; de jongste, Anna, naar wier hand Napoleon vruchteloos gedongen had eer hij zijne keus vestigde op Maria Louise, was ongehuwd, en thans juist aangeboden aan Lodewijk XVIII voor den hertog van Berry; een huwelijksplan dat slechten voortgang nam, daar de Allerchristelijkste koning een voorwaarde maakte van Anna's oogenblikkelijken overgang tot het katholieke geloof, en noch de grootvorstin, noch hare moeder, de keizerinweduwe Maria Feodorowna (geboren prinses van Wurtemberg) hiervan hooren wilde. Behalve voor Anna, zag ook voor Catharina de Tsaar in dit jaar naar plaatsing uit. Heeft hij van den aanvang af onder de huizen, die voor familieverbinding met het zijne in aanmerking kwamen, ook dat van Oranje geteld, voorbestemd tot het beklimmen van een troon die in aanzien zeker met dien van de groothertogen en kleinere Duitsche koningen zou kunnen wedijveren? Het zou niet onwaarschijnlijk zijn, ware het niet dat het Oranjehuis van jonge prinsen, die met mogelijkheid een der Russische grootvorstinnen konden huwen, op dit oogenblik niet voorzien was. Prins Frederik was een knaap, en in December was de verloving van den Erfprins met Charlotte van Engeland aan de Europeesche hoven vertrouwelijk medegedeeld. Het plan tot die verloving had sinds jaren bestaan. Het was gevormd in een tijd dat er den Prins van Oranje ten hoogste aan gelegen was, zijne betrekkingen tot het Engelsche koningshuis te hernieuwen. Om zijn zoon als huwelijkscandidaat in het oog te doen vallen, had hij hem naar Engeland gezonden om zijne opvoeding te voltooien.Ga naar voetnoot1) Het Engelsche kabinet was allengs den jongen prins met zijne innemende manieren en aan Engeland welgevalligen geslachtsnaam inderdaad als den aangewezen candidaat voor de hand der vermoedelijke Engelsche troonopvolgster gaan beschouwen, en sedert de prins met onderscheiding onder Wellington | |
[pagina 70]
| |
diende was hij bepaald populair geworden ook bij het Engelsche volk, dat hartelijk verlangde naar opfrissching van zijn vorstenhuis 't welk in de personen van een krankzinnigen koning en zijn deels liederlijke, deels onbeduidende zoons zoo geheel en al was gaan afsteken bij de in kracht, rijkdom, zelfvertrouwen hoog gestegen natie. Het huwelijksleven van den Prins-Regent was diep treurig geweest. Eene vrouw had hij slechts aangenomen omdat de koning zijn vader hem anders niet verlossen wilde van zijne tot een fabuleus bedrag gerezen schulden. Caroline van Brunswijk en hij hadden elkander het leven tot een hel gemaakt, en na de geboorte van Charlotte (in 1796) had alle echtelijk samenleven opgehouden en zocht de prins vergetelheid in de armen van Mrs. Fitzherbert. De wettige gemalin leefde op Connaught House als eene verstootene, voor haar rechten slechts steun vindende bij leden der parlementaire oppositie. Charlotte mocht van tijd tot tijd haar moeder bezoeken, doch werd opgevoed door personen die werden aangewezen door den vader. Tegen het denkbeeld van een huwelijk zijner dochter met den erfprins van Oranje was deze niet opgekomen, maar had er zich ook nimmer uitdrukkelijk vóór verklaard. De jongelieden waren elkander persoonlijk niet bekend; tijdens Willem's verblijf in Engeland hadden de lords Malmesbury, Grenville, Auckland en de hertog van Portland, die op verzoek van zijn vader zijne schreden bestuurden, hem met opzet zoo weinig mogelijk aan het besmette hof laten verschijnen, en de jonge prinses bracht toen nog hare dagen in volstrekte afzondering door. Groote ingenomenheid met de positie van prins-gemaal, waartoe hij wel voelde te worden opgebracht, bestond er bij den prins niet; in 1812 schrijft hij uit Spanje aan zijn vader dat hij tot het offer bereid is in diens belang, maar laat er zich heel wat op voorstaan.Ga naar voetnoot1) Het vooruitzicht zooals het zich toen voor hem en ieder ander moest opdoen, was dat van een leven aan de zijde van Charlotte - in Engeland. De zaak veranderde in menig opzicht, nu hij erfgenaam geworden was der Nederlandsche kroon. Het was niet te verwachten dat de Neder- | |
[pagina 71]
| |
landsche troonopvolger steeds in Engeland zou kunnen verblijven. In Nederland zou hij koning worden onmiddellijk bij afsterven van zijn vader; in Engeland zou vermoedelijk nimmer Charlotte zelf regeeren, maar de oudste der zoons die hij bij haar zou mogen verwekken. De Engelsche regeering had in geenen deele voor, te bewerken dat in de toekomst de kronen van Engeland en van Nederland op één en hetzelfde hoofd zouden rusten; zij begreep zeer goed dat hiertoe noch Nederland te vinden was, noch Europa. Er zou dus bepaald worden dat het oudste mannelijk oir uit het huwelijk van Willem en Charlotte recht zou hebben op de Engelsche, het in ouderdom volgende op de Nederlandsche kroon. Was nu de kans dat de Prins-Regent nog wel zoude leven tot de meerderjarigheid van zijn oudsten kleinzoon genoeg, om de Engelsche natie te doen berusten in Charlotte's geregeld verblijf op het vasteland? In geenen deele, zooals de uitkomst bewezen heeft; maar de Prins-Regent schijnt vermoed te hebben van wèl. Zoodra de omwenteling in Holland heeft plaats gehad is hij op eens de grootste voorstander van het huwelijk van allen; als de uit Spanje ontboden erfprins op weg naar Holland zich te Londen ophoudt legt hij zelf de hand zijner dochter in die van Willem, en geeft te kennen dat er geen de minste moeilijkheid zal rijzen nopens haar verblijf op het vasteland. Zelf geen gezin hebbende kunnen vormen om den troon, houdt hij het gezin dat zijn dochter zal kunnen vormen liefst op een afstand, opdat het hem niet store in eene vrijheid van gedrag die het eenige is waaraan hij nog hecht, en het buiten aanraking blijve met zijne gehate gemalin. Willem komt als verloofd prins in den Haag aan, en zijn vader deelt de verloving aan de naaste familiebetrekkingen in Europa mede, aan zijn zwager bijvoorbeeld, den koning van Pruisen.Ga naar voetnoot1) In de grondwet wordt een artikel opgenomen, dat den Vorst bevoegd maakt wegens het intreden van ‘bijzondere omstandigheden’ eene wet tot verandering in de erfopvolging voor te dragen. Van der Duyn vertrekt in Maart naar Engeland tot het officieele aanzoek; het huwelijkscontract en eene conventie omtrent de successie | |
[pagina 72]
| |
worden opgemaakt;Ga naar voetnoot1) men rekent dat het huwelijk eind Mei of begin Juni zal kunnen worden gesloten. Doch in April beginnen de moeilijkheden; zij komen van den kant van Caroline van Brunswijk en van haar raadslieden, als Brougham en den in onmin met zijn broeder den Prins-Regent levenden hertog van Sussex. De Prinses van Wales doorziet den toeleg van haar gemaal, Charlotte naar het vasteland te verwijderen; zij heeft den natuurlijken wensch dat zoo haar dochter een huwelijk zal sluiten, het er een zij dat haar niet verder van hare moeder verwijdere dan zij reeds is; integendeel dat haar in staat stelle hare moeder zoo vrijelijk te zien als zij het zelve zal mogen begeeren. Charlotte, aan het gezag des vaders onderworpen, voelde evenwel meer voor hare moeder, en het vooruitzicht uit Engeland te zullen worden verwijderd was haar zeer onaangenaam. De pers begon zich met de zaak te bemoeien, en er gingen veel stemmen op die de jonge prinses en haar moeder geen ongelijk gaven. Het stuitte volkomen terecht de natie tegen de borst dat de vermoedelijke troonopvolgster buiten 's lands zou verblijven en dat haar kind, de toekomstige koning van Engeland, door vreemden zou kunnen worden opgevoed.Ga naar voetnoot2) De bepaling, in het contract opgenomen, dat de wijze van opvoeding van het kind dat tot de Engelsche kroon kon zijn geroepen ter bepaling stond van den koning van Engeland, werd geen voldoende waarborg geacht, daar men de bedoeling van den Prins-Regent mistrouwde; en men deed het terecht: immers hij had uit de hem door Fagel voorgelegde formule: ‘shall be brought up in England, in such manner’ (etc.) de woorden in England laten schrappen.Ga naar voetnoot3) Het was duidelijk dat hij op alle mogelijke wijze wilde voorkomen dat de oppositie in Engeland een jong, daar gevestigd hof als vereenigingspunt zou kunnen gebruiken. Charlotte, door de raadgevers van haar moeder geïnstrueerd, bracht bezwaar in tegen de bepaling van het contract, dat zij niet buiten 's lands zou mogen verblijven buiten goed- | |
[pagina 73]
| |
keuring van den Koning; zij wilde er voor in de plaats: dan met haar vrijen wil en met goedkeuring van den Koning. Toen haar vader dit weigerde, verbrak zij, in een schrijven aan den Erfprins van den 9den Mei, de verloving.Ga naar voetnoot1) De Erfprins was toen in persoon te Londen; zoodra de moeilijkheden begonnen hadden Fage! en van der Duyn hem geroepen, in de hoop dat zijn persoonlijke invloed op de prinses haar van haar verzet tegen haar vaders wil zou doen afzien. Doch die persoonlijke invloed bleek niet groot. De prinses gevoelde zeer goed dat de Erfprins met het onder andere omstandigheden voor hem bedachte huwelijk-om-redenen-van-Staat eigenlijk zeer verlegen was; hij zou haar alleen hebben kunnen winnen door hare zijde te kiezen tegen haar vader; m.a.w. door zijne eigen belangen en betrekkingen als Nederlandsch troonopvolger geheel ondergeschikt te maken aan die van Charlotte als heir apparent der Engelsche kroon. Het huwelijk was eigenlijk onraadzaam geworden op het oogenblik zelf dat de Prins-Regent er zich plotseling zoo warm vóór verklaard had: het zou kwalijk kunnen dienen tot bevestiging eener goede verhouding tusschen beide rijken, integendeel eene staatkundige verhouding die in zakelijke omstandigheden gegrond was, moeten vertroebelen door complicatiën van persoonlijken aard. Maar de verloving was bekend gemaakt, en de Souvereine Vorst vreesde dat de verbreking er van afbreuk zou doen aan zijn aanzien in Holland, in België en in Europa, terwijl de Prins-Regent er een punt van maakte niet te bukken voor zijne gemalin, en zijne ministers, niet te bukken voor de parlementaire oppositieGa naar voetnoot2). En zoo kreeg de zaak, die den 9den Mei geëindigd had behooren te zijn, nog een onverkwikkelijk verlengstuk. De prinses had den Erfprins geschreven, dat zij afbrak uitsluitend om de weigering haars vaders tot overneming van haar eigen formule. ‘Had there been shewn inclination to conciliate, it might have been obviated’. Mondeling | |
[pagina 74]
| |
eischte zij, als de eenige voorwaarde waarop zij hem nog eenige hoop kon laten, dat hij zelf er in slagen zou de door haar verlangde wijziging in het contract te doen aanbrengen; had zij eenmaal deze overwinning op haar vader behaald, dan zou zij niet weigeren althans van tijd tot tijd naar Holland te komen. De Erfprins moest dan van den Souvereinen Vorst zien te verkrijgen, dat deze zelf haar wensch bij den Prins-Regent ondersteunde. Hierover werd raad gehouden tusschen Fagel en den Prins-Regent. Hij moest het geheel aan den Souvereinen Vorst overlaten, zeide deze, of zulk een ondersteuning kon worden verleend: ‘il ne consentirait jamais à faire à S.A.R. une proposition qu'il ne saurait s'empêcher de considérer comme offensante si elle lui était faite à lui-même’; het artikel zijner dochter gaf wantrouwen te kennen in haar man en het streven zich aan de maritale macht bij voorbaat te onttrekken; haar blijkbare afkeer van Holland zou daar onaangenaam aandoen en niet ten goede komen aan het nog jonge gezag van den Souvereinen Vorst; ging het artikel door dan zou het jonge paar gedurig gescheiden moeten leven, ‘circonstance qui ne promettrait pas pour le bonheur des futurs époux’. De Vorst moest het weten. Voldeed hij aan Charlotte's eisch, dan zou de Prins-Regent, ‘presque malgré lui’, de wijziging aanbrengenGa naar voetnoot1). Willem Fagel, de broeder van den ambassadeur, vertrok met deze boodschap naar den Vorst, dien hij niet in den Haag aantrof en naar Parijs na moest reizen. Waren de zaken reeds niet zoover gekomen, antwoordt de Vorst vandaar (28 Mei), hij zou van het gevoelen zijn van den Prins-Regent. Nu durfde hij het ‘éclat’ dat het afspringen zou maken, niet aan: ‘l'effet de pareil événement, tant en Europe que particulièrement en Hollande, me fait la loi de peser mûrement ses conséquences.’Ga naar voetnoot2) Hij onderwierp zich dus aan de schoondochter in hope, en zond den (feitelijk in alle termen door haar gedicteerden) brief aan den Prins-Regent af.Ga naar voetnoot3) De vernedering zou niet eens meer helpen. De Prins-Regent had op zijne gemalin wraak genomen door haar geheel op | |
[pagina 75]
| |
den achtergrond te laten bij de ontvangst der vreemde souvereinen die in Juni het Engelsche hof bezochten; zij hadden zich te gedragen alsof de Prinses van Wales niet bestond. Terwijl contract en conventie ter teekening werden opgemaakt en de Prins-Regent reeds sprak over den dag der bruiloft, verbrak eensklaps Charlotte opnieuw de verloving, ditmaal in termen die den Erfprins niet toelieten haar om opheldering te vragen (16 Juni). Het geschiedde op den avond van een drawing room waartoe de Prinses van Wales toegang had gewenscht en niet verkregen. Haar plaats, schreef Charlotte, was aan de zijde harer moeder; ‘my residence out of this kingdom would be equally prejudicial to her interest as to my own. The duties and affections that reciprocally bind us to our respective countries render our marriage incompatible not only from motives of policy but domestic happiness. - I must consider our engagement from this moment to be totally and for ever at an end’.Ga naar voetnoot1) Het geval maakte in een Londen vol souvereinen en ministers een geweldig schandaal; het hielp niet dat de Prins-Regent en de ministers de zaak stil trachtten te houden; de oppositie wist er onmiddellijk van. De Erfprins moest druipstaartend naar huis; hij had den tact zich zóó te bewegen dat de honderden oogen die hem bespiedden slechts zelfbeheersching te zien kregen en waardigheid; maar hij voelde zich diep vernederd en zeer ongelukkig. De ministers verbeten hun woede, dat zij een achttienjarig meisje niet naar hun hand hadden weten te zetten; de Prins-Regent gunde zich een nieuwe wraak, door haar staatsjuffers, die hij van medeplichtigheid verdacht, door andere te vervangen. Zij zou voortaan haar eigen etablissement in Warwick House moeten opgeven en intrek nemen in Carlton House bij haar vader; - het gaf slechts aanleiding tot een nieuw schandaal, want de prinses nam de vlucht naar Connaught House bij haar moeder;Ga naar voetnoot2) de hertog van York en de bisschop van Salisbury moesten haar komen terughalen. De hertog van Sussex dreigde in het Huis der Lords zijn beklag te zullen doen dat de prinses tegen haar zin in Carlton House werd gehouden; | |
[pagina 76]
| |
hij werd er eindelijk van teruggebracht en de regeling werd getroffen dat Charlotte de nieuwe dames aanvaarden zou, maar weder onder eigen dak mocht wonen: te Cranbourn Lodge bij Windsor. Nog hadden aanvankelijk de ministers de hoop niet opgegeven dat de zaak kon worden geschikt. Laat de Erfprins wachten, was hun advies; laat hij vooral geene verbintenis elders aangaan. Zij vreesden namelijk dat eene andere verbintenis hem onmiddellijk zou worden voorgeslagen door den Tsaar. Deze was, toen Charlotte haar afzegbrief schreef, op het punt Londen te verlaten en zou de terugreis, naar reeds eenigen tijd van te voren aangekondigd was, over Holland nemen. Eerst zou hij nog door den Prins-Regent op eene vlootrevue te Portsmouth worden onthaald, en zich vervolgens inschepen te Dover, om van Calais over Brussel naar den Haag te komen, waar hij in de eerste dagen van Juli werd verwacht. Met hem zou vertrekken zijne zuster Catharina, douairière van den erfprins van Oldenburg, die zich reeds sedert Maart in Engeland bevond. Kwade tongen schreven aan haar de breuk tusschen Charlotte en den Erfprins toe. Catharina was eene vrouw van geest en van zeer onafhankelijke allures. Toen in December 1813 de vorsten, waaronder haar broeder, vereenigd waren te Frankfort aan de Main, was zij daarheen gekomen en had onmiddellijk groote belangstelling in de Hollandsche zaken doen blijken, die daar toen gedurende eenigen tijd het nieuws van den dag vormden; ‘elle me fait asseoir, causer’, schrijft Gagern, ‘et paraît entrer dans toutes les grandes questions.’Ga naar voetnoot1) Zij kende de Oranje's sedert lang, en nadat de vorsten naar Frankrijk waren opgebroken kwam zij naar Holland om hen in hun nieuwe huishouden te bezoeken; zij zag overal rond en vermaakte zich blijkbaar in al het eigenaardige van het haar vreemde land. Van Holland ging zij 17 Maart naar Londen, en toen weldra bekend werd dat ook Alexander daar zou komen, bleef zij er hem wachten en maakte dus van nabij het familiedrama, dat zich daar afspeelde, mede. Nu trekt het de aandacht dat hare aanwe- | |
[pagina 77]
| |
zigheid daar als zeer onverschillig beschouwd is tot na de catastrophe; in de enkele berichten die van haar doen tusschen Maart en 16 Juni eenige notitie nemen verschijnt zij in geenen deele als intrigante. Heeft zij invloed op den afloop gehad, het zou moeten geweest zijn door òf Charlotte tegen haar vader te helpen opzetten, òf den Erfprins tot verzet tegen de eischen zijner verloofde te prikkelen; er is geen bewijs hoegenaamd dat zij een van beide gedaan heeft, en de loop dien de zaak nam laat zich geheel verklaren uit de bestaande verhoudingen binnen de Engelsche vorstelijke familie zelve. Dat het spektakel eerst begon in April en dus na hare komst, wordt gereedelijk verklaard door de omstandigheid dat de publieke opinie eerst toen aanleiding had zich over de zaak eenigermate warm te maken. Het moest hare aandacht trekken dat te Amsterdam, den 29sten Maart, in alle openbaarheid een huwelijk als aanstaande werd aangekondigd, waarvan geen mededeeling geschied was of geschiedde aan het Engelsche parlement. Eerst toen begon zij den toeleg van den Prins-Regent tot verwijdering van zijn dochter te doorzien, en kon Caroline zeker zijn van steun in een verzet dat zonder zoodanig vermoeden licht onredelijk zou zijn geoordeeld; immers de persoon van den Erfprins op zichzelf was bij het Engelsche volk populair. Bovendien, de Erfprins en Catharina hadden in Holland met elkander omgegaan als vriend en vriendin, die elk van beiden de toekomst kenden welke voor den ander bepaald was: Alexander's plan was toentertijd, haar te doen huwen met aartshertog Karel van OostenrijkGa naar voetnoot1). Ook aan een huwelijk van den Erfprins met Anna kunnen noch hij noch zijne zuster in het voorjaar van 1814 hebben gedacht; Alexander had haar toen nog bestemd voor den hertog van Berry. Eerst toen tegelijk met het afspringen van het huwelijk van den Erfprins met Charlotte de Tsaar de teleurstelling ondervond dat de beide groote katholieke huizen geene grootvorstinnen ontvangen wilden die niet van te voren waren overgegaan tot het katholieke geloof, kan hij er over zijn gaan denken een zijner zusters aan den Erfprins uit te huwen. Merveldt, de Oostenrijksche gezant te Londen, | |
[pagina 78]
| |
die de vlootrevue te Portsmouth had bijgewoond, vertelde na afloop daarvan aan Fagel, dat Alexander zijne zuster Catharina daar een huwelijk met den Erfprins had voorgesteld en dat zij er zich niet afkeerig van had betoondGa naar voetnoot1); hiermede stemt weinig overeen, dat Catharina niet met den Tsaar naar Holland medekwam, maar te Brussel afscheid van hem nam en vandaar naar Keulen ging waar zij zich na afloop van zijn Hollandsche reis weder bij hem voegde, zonder dat intusschen een mogelijk huwelijk tusschen haar en den Erfprins door haar broeder met een woord bij den Vorst ter sprake was gebracht, gelijk deze uitdrukkelijk aan Fagel komt verzekerenGa naar voetnoot2), in antwoord op een brief waarin zijn gezant zoodanig huwelijk ‘vraiment révoltant’ genoemd had; ‘un véritable malheur pour notre pays, pour V.A.R. et son illustre Maison’Ga naar voetnoot3). Ook Clancarty, onmiddellijk door Castlereagh tegen zoodanig huwelijksplan in het geweer gebracht, weet niet meer te berichten dan dat de Tsaar den Erfprins bejegent met de grootste onderscheiding en hartelijkheid, en hem uitgenoodigd heeft tot een bezoek aan St.-Petersburg; een uitnoodiging die evenwel niet stellig is aangenomen. Clancarty gelooft niet aan eenig gevaar voor een huwelijk met Catharina, maar vreest dat de Tsaar te eeniger tijd Anna zal kunnen aanbieden. Hij bevestigt echter dat dit thans nog niet is geschied; de Tsaar heeft slechts het terrein verkend, en bespeurd dat de Vorst besloten is het advies van Castlereagh en Fagel te volgen, die hem vermanen geduld te hebben en niet alle denkbeeld op het huwelijk met Charlotte te laten varen. Behalve Castlereagh, zag ook Metternich in het Russische huwelijk met Oranje groot bezwaar, en als het noodig was wilde hij wel eene aartshertogin bieden om het te verhinderen. Er waren er twee die in aanmerking konden komen, Leopoldine en Clementine. Metternich liet den Vorst polsen door Fagel. In de eerste plaats, liet hij zeggen, wenschte Oostenrijk dat het huwelijk met Charlotte nog voort- | |
[pagina 79]
| |
gang hebben zou, doch was dit onmogelijk, dan beval hij het huwelijk met een Oostenrijksche aan, die katholiek zou moeten blijven zonder dat daarom hare kinderen het behoefden te zijn; zelfs de dochters niet.Ga naar voetnoot1) Gagern, toen in den Haag, vond het Oostenrijksche huwelijk eene trouvaille: men maakte er zijn hof mede aan de Belgen; - als later in 1815 de moeilijkheden met de bisschoppen beginnen, schrijft daarentegen van Nagell: goddank dat wij niet in een Oostenrijksch huwelijk vervallen zijn. Thans antwoordde de Vorst, dat hij nog steeds bij het Engelsche huwelijk bleef; maar in September dringt hij er op aan, dat de Erfprins uit zijn Brusselsch commando verlof zal krijgen om het Congres te Weenen bij te wonen, zoo gezegd omdat hij daar een vertrouwd vertegenwoordiger zijner belangen noodig heeft, doch in waarheid 1o. omdat hij wat afgunstig wordt op de ook daar zich ontwikkelende populariteit van zijn zoon; en 2o. omdat deze dan althans de aartshertoginnen zal kunnen leeren kennen. Deze tweede bijbedoeling wordt in Engeland doorzien, en men maakt daar bezwaar den Erfprins het gevraagde verlof te verleenenGa naar voetnoot2). Nog altijd wenscht men er dat de Erfprins zich vrij zal houden minstens tot den afloop van het Weener Congres. In het eind van Juli had de Prins-Regent den Vorst zijn leedwezen betuigd over het gebeurde, en de hoop uitgesproken dat alles nog ten goede keeren zou; en de Vorst had, bij schrijven van 4 Augustus, geantwoord dat hij voorloopig geene andere verbintenis voor zijn zoon zou zoeken. Doch huwen moest deze, en in Charlotte's besluit kwam geen de minste keer. In September laat de Tsaar zijn vertrouweling, generaal Czernicheff, met den Erfprins eene briefwisseling beginnen die ten doel heeft hem met het denkbeeld van een huwelijk met Anna vertrouwd te maken; het geheele najaar en den winter door wordt deze voortgezet, en in Februari 1815 geeft de Vorst aan den Engelschen gezant (dan Sir Charles Stuart) te kennen, dat het Congres ten einde loopt en hij daarna niet langer aan zijne toezegging van den vorigen zomer gebonden wil zijn. Wanneer vervolgens uit het stilzwijgen der Engelsche regeering blijkt | |
[pagina 80]
| |
dat men daar niets voor te stellen heeft om eene verbintenis elders te voorkomen, rekent de Vorst zich vrij. De honderd dagen stellen dan tijdelijk alle huwelijksplannen op den achtergrond, maar na Waterloo biedt Alexander de hand van Anna aan en wordt deze aanvaard. De Vorst schrijft op den eigen dag dat hij Alexander antwoordt ook brieven aan den Prins-Regent en aan Wellington: hij heeft niet anders gekund; men moet er geen afval van Engeland in zien. De Koning, schrijft de Pruisische gezant Brockhausen, is met het Russische huwelijk ver van ingenomen, maar heeft het aanbod, eenmaal gedaan, niet mogen afslaanGa naar voetnoot1). Ook de Prins-Regent en Wellington zien dit in en antwoorden dienovereenkomstig; en Castlereagh besluit met de verzuchting, dat men er het beste van moet hopen. Intusschen was tijdens het Congres voldoende gebleken, dat wanneer het op staatkundige keuze tusschen Engeland en Rusland aan kwam, de Vorst zich door geen huwelijksvooruitzichten tot afval van Engeland liet bewegen. Wat Charlotte betreft, deze huwde, naar den zin harer moeder, in 1816 een Oostenrijksch officier, Leopold van Saksen-Coburg, wien geene hem elders wachtende souvereiniteit aan het verblijf in Engeland onttrekken kon, en voor wiens huis dit huwelijk de intrede beteekende in de groote Europeesche wereld, waar voor zijn leden een zoo groote toekomst zou blijken te zijn weggelegd. Niet dat hij lang met Charlotte verbonden is gebleven; zij ontviel hem reeds in 1817, terwijl nog geen kind uit hun huwelijk was geboren. Maar het overlijden der vermoedelijke troonopvolgster van Engeland werd oorzaak van een op de drie nog ongehuwde broeders van den Prins-Regent uitgeoefenden zachten dwang, om zich gemalinnen te kiezen, en Leopold's invloed was het die den hertog van Kent de hand deed reiken aan zijne zuster, welke moeder worden zou van Victoria. Leopold's eigen weg zou zich nog op geheel onvoorziene wijze met die van den Prins van Oranje kruisen: bezitter eerst van diens verloren bruid, zou hij het eenmaal worden van zijn verloren rijk.
Is er nu eenige grond voor Castlereagh's vermoeden dat Alexander den Vorst tegen het protocol van 21 Juni zou | |
[pagina 81]
| |
hebben opgezet? Neen, want de tekst van dat stuk was tijdens het verblijf van den Tsaar den Vorst nog niet bekend en zijn gast heeft er hem niet mede bekend gemaakt.Ga naar voetnoot1) Wel heeft hij hem in algemeene termen verzekering gegeven van zijn bereidwilligheid om tot de vervulling van 's Vorsten territoriale wenschen mede te werken, en het is duidelijk dat indien, volgens zijn denkbeeld, Pruisen Saksen verkreeg, het gemakkelijker zou vallen Pruisen van een gedeelte zijner aanspraken op den linker Rijnoever te doen afzien, dan wanneer, volgens het Engelsche plan, Saksen aan Pruisen werd onthouden. Dat in deze omstandigheden, en met de ergernis over den afloop der huwelijkszaak in het hart, de Vorst alleen reeds door de herinnering aan Alexanders voorkomend bezoek gestijfd kan zijn in zijne neiging zich tegen het Londensche protocol te verzetten, is even natuurlijk als dat Castlereagh, wanneer het veeleischende stuk van 24 JuniGa naar voetnoot2) hem door Fagel voorgelegd wordt, daarin een gevolg van inblazingen van den Tsaar ziet. Hij zag dat ook in 's Vorsten eischen op het punt der koloniën; - ook deze waren echter reeds 24 Juni vastgesteld en vóór Alexanders aankomst in Holland in handen van Fagel geweest, en het lag alleen aan Castlereagh's voortdurende occupatie in het Huis der Gemeenten, waar toen de artikelen van den vrede van Parijs werden besproken, dat de minister er eerst kennis van nam tegelijk ongeveer met de ontvangst van Clancarty's bericht omtrent 's Vorsten bezwaar tegen het protocol van 21 Juni.Ga naar voetnoot3) In zóóverre evenwel is zijn vermoeden gegrond geweest, dat ongetwijfeld de Tsaar tot den Vorst gesproken heeft in een zin die hem ook op het punt der koloniën stijven moest in opvattingen die reeds bij hemzelven bestonden. Het was in het belang van Europa, had Alexander gezegd, dat Holland, bij zijne uitbreiding op het vasteland, het karakter van koloniale en maritieme mogendheid niet verloor.Ga naar voetnoot4) Vermoedelijk is het bovenal in verband met de onderhandeling omtrent de koloniën geweest, dat Castlereagh den invloed van Alexander vreesde. Diens | |
[pagina 82]
| |
aanbod om tusschen Engeland en de Vereenigde Staten te bemiddelen, was te Londen met grooten argwaan ontvangen. Castlereagh's barre dépêche van 14 Juli is als eene krachtproef te beschouwen. In werkelijkheid kan hij volstrekt niet verlangd hebben, de onderhandeling omtrent de koloniën tot het Congres van Weenen te verschuiven. Zulk uitstel zou juist de baan vrij laten voor wie mocht willen beproeven Holland tegen Engeland op te zetten. Holland zou volgzamer zijn indien het voldaan was op een punt waar het zoo groot belang in stelde als in de terugbekoming van Java; en wanneer men met Holland alleen bleef zou het gemakkelijker vallen (gelijk men voorhad) ook koloniën te behouden die niet van den aanvang af door Engeland van de teruggave waren uitgezonderd, dan wanneer men met zoodanigen eisch voor den dag had moeten komen in een Europeeschen raad, die Engeland deze afwijking van vroegere beloften licht zou willen doen betalen met compensatiën op het vasteland. Het was er Castlereagh waarlijk niet om te doen de zaak der koloniën onder Alexander's bereik te brengen, integendeel den indruk dien zijn bezoek mocht hebben achtergelaten onmiddellijk te vernietigen door een krachtig dreigement. De toeleg gelukte volkomen. De Vorst gaf toe èn op het punt van het protocol, èn op dat der koloniën. Hij hechtte aan het eerste officieel zijne goedkeuring bij eene acte van aanneming, uitgereikt aan de vertegenwoordigers der groote mogendheden in den Haag,Ga naar voetnoot1) en wijzigde Fagel's instructiën in zake de koloniën zoodanig dat deze vrijheid kreeg te teekenen wat Castlereagh dicteeren zou. In de laatste week van Juli begaf hij zich naar België, en nam daar den 1sten Augustus het voorloopig bestuur van Vincent over. Hij ontving er Castlereagh toen deze over Brussel zijn weg nam naar Weenen, en bracht bij deze gelegenheid zijn eischen van 9 Juni tot bescheidener afmetingen terug: hij ziet thans van het departement van de Roer af, mits 1o. de Nassausche erflanden behouden zullen blijven; 2o. gansch Limburg, Luik en Luxemburg worden verkregen; 3o. een gebied langs de Moezel worde verworven, dat Nederland in vrije verbin- | |
[pagina 83]
| |
ding met Nassau brengt; 4o. van Mook tot de oude landen van Overmaze een strook op den rechter Maasoever aan Nederland komt, zoodat Pruisen nergens tot de Maas zal reiken.Ga naar voetnoot1) Deze eischen zijn vervolgens door Falck in kaart gebracht en aan Lord Clancarty medegegeven, die Castlereagh naar Weenen vergezelde. Men hoopte van Vaals af de noordelijke grens der Fransche departementen van de Ourthe, Saar en Rijn-en-Moezel te mogen volgen en dus bij Bonn aan den Rijn uit te komen, vervolgens den linker Rijnoever te verkrijgen tot Coblenz, en den rechter Moezeloever tot het Luxemburgsche. Desnoods kon van het departement van Rijn-en-Moezel het noordelijkste arrondissement (Bonn) worden opgeofferd, mits men het gedeelte van het arrondissement Coblenz dat bezuiden den Moezelmond lag (en tot bij Rheinfels liep) er bij verwierf; men kwam dan met zijn landtong vlak tegenover de Nassau-Dillenburgsche landen uit.Ga naar voetnoot2) Ziehier de grens, waarvoor de Vorst Clancarty verzocht, te Weenen tegen Pruisen te vechten. Dat het gevecht zonder uitzicht was, bleek zooras Pruisen ook zijne aanspraken formuleerde: de rechter Rijnoever met inbegrip van Nassau Pruisisch, en Pruisisch al het land tusschen Maas, Rijn en Moezel op Luxemburg na dat Beiersch worden moet, aangezien het een te gewichtige vesting is om in handen te laten van eene zoo weinig militaire natie als de Nederlandsche. De Souvereine Vorst zal genoeg te doen hebben met zijn overige vestingen naar behooren te bezetten. Nederland zal op den rechter Maasoever niets verkrijgen dan een smalle strook om Venlo, Maastricht en Luik te kunnen verdedigen. Het gedeelte van Luikerland bewesten de Maas zal moeten gelden als vergoeding voor het verlies van Nassau. Om contrôle mogelijk te maken op de militaire toebereidselen van den Vorst moet zijn gansche rijk worden opgenomen in den Duitschen Bond. ‘L'Allemagne doit trouver dans l'arrangement à faire, ce qui peut assurer sa propre défense.’Ga naar voetnoot3) Castlereagh had ook geen groot vertrouwen op de militaire | |
[pagina 84]
| |
kracht die het rijk der Nederlanden zou kunnen ontwikkelen: ‘I doubt the policy of building our system of defence exclusively upon the Prince of Orange's power, enfeebled as it must be for great military exertions by the genius of his people, and by the principles of his government.’Ga naar voetnoot1) Tegen het redmiddel evenwel door Pruisen aangegeven had hij groot bezwaar: de Vorst zou in allerlei interne Duitsche kwestiën betrokken raken; en het was niet in Engelands belang dat Duitschland, door Holland, zeemogendheid worden zou.Ga naar voetnoot2) Nederland zou in den Bond òf het werktuig òf de tegenstander moeten worden van Pruisen; het een was voor Engeland zoo min wenschelijk als het ander.Ga naar voetnoot3) - Wellington, door Castlereagh geraadpleegd, keurt zoowel de jongste Nederlandsche plannen als het nieuwe Pruisische plan sterk af. Veel beter is het, zegt hij, tot de conventie van Troyes terug te keeren, en dus Nederland een smalle grens tegen Frankrijk te geven maar een breed achterland aan den Rijn; naast Nederland moet Pruisen in eerste linie staan, te Luxemburg en te MainzGa naar voetnoot4). Juist zoo bleek Lord Liverpool de zaak in te zienGa naar voetnoot5). Doch Pruisen dacht er niet over, het rijke departement van de Roer te laten varen voor de Ardennen, en er bleef dus slechts over in zooverre tusschen de Pruisische en Nederlandsche plannen te bemiddelen, dat de Vorst althans iets meer behield van de ruim 600.000 zielen die hem op den rechter Maasoever toegevallen zouden zijn volgens de conventie van Troyes, dan het geval was bij het Pruisische plan van 28 September, 't welk hem op den rechter Maasoever slechts enkele duizendtallen inwoners liet, en hem bovendien een kleine 40.000 onderdanen verliezen deed in de oude bezittingen der Republiek over de Maas, en 115.000 in Nassau. Voorloopig kwam er van zoodanige bemiddeling echter niets in, daar de regeling der Poolsche en Saksische vraagstukken uitsluitend op aller aandacht beslag begon te leggen. Het kwam zoover dat bij | |
[pagina 85]
| |
geheime alliantie van 3 Januari 1815 Engeland, Frankrijk en Oostenrijk zich verbonden zoo noodig met de wapenen Rusland en Pruisen te zullen dwingen tot aanneming der volgende voorwaarden: aan Pruisen de volle uitbreiding met vier millioen zielen waarop het aanspraak maakte krachtens zijn verdrag met Rusland van 28 Februari 1813Ga naar voetnoot1); aan Rusland Polen zonder Galicië en zonder Posen. Nu dus het oorspronkelijke plan van Engeland verviel, Pruisen het grootste gedeelte zijner vier millioen nieuwe onderdanen in Polen te bezorgen, en evenzeer aan Pruisen's hoop, die nieuwe onderdanen voornamelijk te mogen vinden in Saksen, de bodem werd ingeslagen (immers van Saksen verkreeg volgens de aangeboden voorwaarden Pruisen slechts de noordelijke, minst bevolkte helft), had in ruime mate moeten worden toegegeven aan aanspraken door Pruisen voor en na op verschillende Westduitsche landen gevormd; één millioen van de vier moesten gevonden worden op den linker Rijnoever, en de Nassau-Dillenburgsche landen waren in de acquisitiën van Pruisen begrepen (niet die der andere takken van het huis Nassau). De grens tusschen Nederland en Pruisen was bij de voorwaarden aldus getrokken, dat behalve de ‘lisière de la Meuse’ die Gelderland aan Staats Opper-Gelder en dit aan de landen van Overmaze verbond, het grootste gedeelte der oud-Nederlandsche bezittingen over de Maas aan Nederland bleefGa naar voetnoot2), doch van de Fransche departementen der Ourthe en van de Wouden stukken aan Pruisen kwamen: van de Ourthe Eupen, Malmédy, St. Vith; van de Wouden het stuk beoosten de Our; in plaats van een uitgebogen, vertoonde nu de grens tusschen Vaals en de Moezel een vrijwel rechte lijn. Van de aanwinst van ruim 600.000 zielen beoosten de Maas, den Souvereinen Vorst te Troyes toegedacht, bleven er zoodoende ongeveer 450.000 behouden, en op Luik en Luxemburg na (beide in geringe mate) was geen der oude Belgische gewesten geschonden. | |
[pagina 86]
| |
Voor het verlies van Nassau zou Luxemburg de vergoeding zijn; als groothertog van Luxemburg, niet als koning der Nederlanden, zou de Vorst toetreden tot den Duitschen Bond, en Luxemburg werd bondsvesting, evenals het aan Hessen-Darmstadt toegewezen Mainz. Tot het verbond dat deze voorwaarden met de wapenen zou afdwingen, werden uitgenoodigd Beieren, Hannover en de Souvereine Vorst; de laatste zou in het geval van oorlog 40.000 man hebben te stellen. De Vorst heeft zich zelden in een zoo onaangenaam parket gevoeld, als toen hem van dit een en ander mededeeling werd gedaan: oorlog te voeren voor conditiën, die de volkomen insluiting van zijn rijk door Frankrijk en Pruisen beteekenden, en waarbij zijn oude erflanden werden opgeofferd zonder hem iets in te brengen dan het civiel bestuur over een gewest dat men niet tevens toevertrouwde aan zijn militair bewind. Hij tilde er zwaar aan, maar had geen keuze. Hoe had hij de zijde van zijn mededinger Pruisen kunnen kiezen, of eenige andere partij dan die van Engeland, terwijl België nog bezet was door Engelsch-Hannoveraansche troepen? Hij trad tot de alliantie toe, maar zond Capellen naar Weenen met opdracht zoo eenigszins mogelijk Nassau uit den brand te redden. Het was te laat. Toen Capellen aankwam was alle kans op oorlog reeds verdwenen; Rusland en Pruisen hadden de voorwaarden aangenomen, en men was bezig deze gezamenlijk uit te werken ter opneming in het groote tractaat waarmede het Congres stond te worden besloten. Zijne vier Nassausche landen waren voor den Vorst verloren. Siegen is door Pruisen behouden; Dillenburg, Dietz en Hadamar stond het aan Nassau-Weilburg af, in ruil voor door dit huis bezeten landen tusschen Lahn en Sieg. De artikelen van het groote tractaat waarbij de belangen der Nederlanden en die van den Vorst betrokken waren, zijn alle vastgesteld 13 Februari 1815. Een er van (art. 19) houdt den afstand van Nassau in, een volgend (art. 20) regelt de grens tusschen Nederland en Pruisen. Dan bepaalt art. 21: ‘Les provinces unies dont se compose la Hollande formeront conjointement avec les provinces belges et districts cédés par l'art. 20 à S.A.R. le Prince Souverain des Provinces-Unies un seul royaume sous la | |
[pagina 87]
| |
dénomination de royaume des Pays-Bas. Ce prince et ses successeurs prendront le titre de Roi des Pays-Bas, et dès que la ratification d'usage sera faite, le titre et les prérogatives de la dignité royale seront reconnus dans la maison d'Orange-Nassau-Dietz’. Art. 22 lijft Luxemburg in bij den Duitschen Bond en maakt de hoofdstad tot bondsvesting. Om Rusland, Oostenrijk en Pruisen te bewegen deze artikelen te onderteekenen, had Castlereagh eerst toezeggingen moeten doen omtrent de financieele aanspraken door hen ontleend aan de slotalinea van het protocol van 21 Juni. Nog tot in November '14 was hij door Lord Liverpool vermaand geworden zich zoo eenigszins mogelijk van de Russische schuld te ontslaanGa naar voetnoot1), maar het bleek geheel ondoenlijk. Aan Rusland werd dus toegezegd de overneming van 50 millioen gulden Russische schuld, voor de helft door Engeland en voor de helft door de Nederlanden, onder de stipulatiën vroeger vermeld;Ga naar voetnoot2) aan Oostenrijk de overneming van de vóór 1795 op zijn Belgische inkomsten gevestigde schuld (31 ½ millioen gulden) door de Nederlanden, terwijl, om een door Pruisen ingebrachte aanspraak af te koopen op vergoeding wegens te gering ontvangen aandeel in de contributiën aan België opgelegd ten tijde van Horst, Castlereagh berustte in de bijpassing van een eerst door hem betwist tekort in de uitbetaling der subsidiën, aan Pruisen verschuldigd krachtens het tractaat van Chaumont. Deze financieele toezeggingen van Castlereagh maken geen deel uit der artikelen van 13 Februari, doch werden belichaamd in afzonderlijke tractaten; dat over de Russische schuld is van 19 Mei, dat over de Oostenrijksche van 11 October 1815. Den 31sten Mei werden de artikelen van 13 Februari opgenomen in het algemeene tractaat tusschen de vier verbondenen van Chaumont, dat weder ingelijfd is in de Weener slotacte van 9 Juni 1815. Het koninkrijk der Nederlanden had zijn intrede gedaan in het Europeesche recht.
H.T. Colenbrander.
(Slot volgt). |
|