De Gids. Jaargang 83
(1919)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 322]
| |
MarginaliaGa naar voetnoot1)..Liéfde en liefdeloosheid.‘Wie heeft, dien zal gegeven worden, doch wie niet heeft, dien-zal genomen worden ook wat hij heeft.’ De weg tot liefde voor hen die niet liefhebben, gaat door de gloeiende woestijn der hartstochten, of door de ijswoestijnen van het verstand. Ofwel door de brandende of koude zelfzucht.
* * *
De twee-eenige tragedie, waartoe ieder innerlijk menschenleven terug te brengen is, die ieder kunstwerk beheerscht, is: de strijd om liefde, om liefde te kunnen geven, en de strijd der liefde: om liefde te mogen ontvangen.
* * *
De foltering voor den liefdeloozen mensch is alle liefde díe hem wordt gegeven; de beproeving van den liefdeloozen mensch is alle liefde die hem wordt onthouden.
* * *
Liefde roept liefde tot zich: echter slechts in den liefdevollen of hartstochtelijken mensch.
* * * | |
[pagina 323]
| |
Liefde die gegeven wordt, kan nimmer liefdeloosheid tot liefde genezen. Liefdeloosheid kan slechts genezen worden door - de liefdeloosheid zelve.
* * *
De boozen die tot liefde genezen werden door de liefde die hun werd gegeven, hadden alreeds lief, echter op verkeerde of lagere wijze.
* * *
Liefde die hem wordt gegeven, wekt in den liefdeloozen mensch geen wederliefde, slechts weerzin en benauwenis, die tot haat kan stijgen.
* * *
De liefdelooze is alleen, en vraagt niet anders aan de wereld, dan met de doffe pijn der liefdeloosheid alleen te mogen blijven.
* * *
Het eenige heil dat de liefde die hem wordt gegeven, op den liefdelooze uitwerkt: het is de verhevigde pijn der liefdeloosheid. Hoe dieper de liefdeloosheid in den mensch is, des te meer liefde roept hij op zich toe, en des te ondragelijker vermeerdert hij zichzelf zijn foltering.
* * *
Het is een schijnbaar onbegrijpelijk wreede wet, dat de liefdeloosheid liefde op zich toeroept, gelijk de leegte om de volte vraagt. Het wezen dier wet is een diepere rechtvaardigheid.
* * *
De wet die wil, dat liefdeloosheid liefde op zich toeroept, is niet wreeder in den aard, dan de schrikkelijke wet die de Evangeliën uitspreken: dat ‘wie heeft, gegeven zal wor- | |
[pagina 324]
| |
den, en wie niet heeft, genomen zal worden ook wat hij heeft.’ Wat de liefdelooze door de liefde wordt genomen, het is de doffe rust der liefdeloosheid die hij zou behouden willen.
* * *
De liefde die door den liefdelooze niet verhoord wordt of vernederd, keert terug tot den mensch die haar zond, en loutert zich tot schooner liefde nog.
* * *
In de waarachtige tranen der liefde leeft een donker geluk. De tranen zijn een droeve wijze, van zich te voelen leven, en zich te voelen leven, is altijd nog geluk.
* * *
De liefde wordt onkwetsbaarder, naarmate zij zich tot edeler liefde loutert. De edelste liefde kan zich door alle smaad en verloochening slechts tot in der eeuwigheid vermeerderen.
* * *
Zelfs al zou de liefdevolle mensch in het levende lijden zijner liefde op aarde ten ondergaan, - wie weet waartoe zijn ziel heropstaat?
* * *
Het levende lijden van den liefdevollen mensch ligt voor den liefdeloozen mensch in onbereikbare verten van geluk verborgen.
* * *
De oogen van den liefdeloozen mensch zijn vol van droefenis en eindelooze smachting. De liefdevol geboren mensch die zich de hel der liefdeloosheid niet verbeelden kan, - ver- | |
[pagina 325]
| |
staat deze smachting en verstaat terzelfdertijd haar niet. Waar hij zijn liefde geroepen meent, zoo geeft hij haar in overvloed. Wat zijn liefde echter niet begrijpen kan, is het feit, dat niet de liefdelooze mensch de liefde aan anderen vraagt, doch dat hij deze liefde aan zich zelve vraagt. De liefdevolle mensch verstaat den roep om liefde alleen. Zoo wordt hij met wetmatige zekerheid in zijn liefde bedrogen.
* * *
Slechts de zeldzame mensch, die in het leven zelf van liefdeloosheid tot liefde werd herboren, kan de beteekenis van de vraag om liefde in den liefdelooze werkelijk verstaan.
* * *
De kleine kille liefde van den liefdelooze die stralend antwoord vinden zou in menschenoogen, liep in dit licht gevaar, tot schaamte en verzadigdheid uit te dooven.
* * *
De liefdelooze kan de laatste liefde die hem overblijft, slechts geven aan degene, die hem niet liefheeft of niet edel liefheeft.
* * *
Door zijn laatste liefde te geven aan diegene, die haar als waardeloos verwerpt, treedt de liefdelooze met zijn liefde de eenige beproeving in, die haar kan louteren en grooter maken.
* * *
De laatste liefde in den liefdeloozen mensch is de laatste vonk zijner ziel, zijn laatste mogelijkheid tot wedergeboorte. Het is beter dat zij wordt verworpen, dan dat zij jubelend antwoord vinden zou in menschenoogen. En omdat zij verworpen moet worden, verwerpt de liefdelooze haar zelf. Slechts op het oogenblik dat hij de innerlijke zekerheid ont- | |
[pagina 326]
| |
vangt, dat hem geen wederliefde wachten kan - slechts op dit oogenblik laat hij zijn laatste liefde van zich uitgaan. Dus schept hij zichzelf de loutering, die hem redden en genezen kan.
* * *
Het verst-voorstelbare einde van de liefdeloosheid is eindelooze angst en leegte, - gelijk het verst-voorstelbare einde van de liefde onomvatbaar hevig leven is en vreugde.
Dirk Coster. |
|