Bibliographie.
Leiddraad voor de studie der staatsinrichting van Nederland, door R. Kuyper. Deel I, A.H. Kruyt - Amsterdam - 1919.
De titel is langer dan hierboven staat afgedrukt.. Er volgt nog op: ‘met inachtneming van de maatschappelijke en speciaal van de juridische en politieke ontwikkeling’; man van weinig woorden is de als neo-marxistisch socioloog goed befaamde schrijver nu eenmaal niet.
Hij heeft met zijn boekje - als H.B.S.-docent voelde hij aan een eigen leidraad behoefte; voor het middelbaar onderwijs is dus het geschrift bestemd in de voornaamste plaats - deze niet onbelangwekkende vraag aan de orde gesteld, of onze jongens en meisjes van de hoogere-burgerschool in de staatsinrichting het best worden ingeleid door het leeren van concrete feiten of door het kennisnemen van die nogal abstracte ‘grondbegrippen en grondgedachten omtrent het recht en den staat’, waarop reeds de hier ‘toelichting’ genaamde voorrede den lezer voorbereidt.
Is op deze vraag wel een algemeen passend antwoord mogelijk? Ervaring met iets oudere leerlingen dan die van het middelbaar onderwijs, met wel wat rijpere dus, meer vatbaar voor abstracte bespiegeling, maakt huiverig, volmondig te antwoorden, dat de heer R. Kuyper in zijn opzet gelijk heeft. Maar ik hoorde al van een docent, die verklaarde: ‘ik ga Kuyper gebruiken, juist aan zoo'n boekje had ik behoefte, en het materialistische erin werk ik er wel uit weg.’ En hieruit lijkt mij te volgen, dat hier inderdaad de aanleg van den leeraar veeleer dan die van de leerlingen beslissen moet. Bij den gemiddelden leerling mogen dan al de feiten er vlotter ingaan dan abstracties, wat erin blijft hangt ten slotte voornamelijk af van de wijs waarop het erin is gebracht; en dan zal altoos het beste slagen die docent, die in zijn methode zichzelf kan zijn.