De Gids. Jaargang 83(1919)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] Stadsgezichten. I. Schemering. Aan zijden avondlucht van rozenrood Houdt ver de stad haar nevelbeeld geheven, Haar nevelbeeld van steen en menschenleven, Verscheem'rend naar de verten van den dood. Vooraan de walmig zwarte wijken, waar Geblaakte pijpen van fabrieken rooken; Een eind'loos kerkhof rechts, in damp gedoken, De kale graven slapen naast elkaar... Op donzen winden is het rood vervlogen, De droom van licht verblonk uit aller oogen, Het duister zinkt. Uit duizenden van lampen Gloeit hoog en breed een sfeer van rosse dampen Ten hemel op, een gouden smartenwolk, Waarin het noodlot troont van gansch een volk. [pagina 207] [p. 207] II. Voorstad bij laten avond. Uit dompig volle proeflokalen beven Pianodeunen jeng'lend door den nacht. In eeuwig kinderdreinen schrijnt de klacht Om 't slijm'rig leven, dat hun werd gegeven. In huurkazernes woelt een klam geslacht In 't zoel benauwen van zijn lijf'lijk leven. De wasems van hun fletse lusten zweven Door 't glanzend heimwee van den lentenacht. Doch mede zweeft op blanken bloesemwind Millioener zielen meest geheime gloren: De schuwe smart om al wat, zeer bemind, In 't blauw verschiet der eeuwen ging verloren; De liefde voor een schamel menschenkind, Uit langer jaren levensleed geboren. Martin Albers. Vorige Volgende