| |
| |
| |
Nieuw-Amerika.
Amerika. Indrukken, aanteekeningen, opmerkingen; door Jhr. J.C. van Reigersberg Versluys, C.I. Nijhoff, 's Gravenhage, 1917.
Met opzet werd deze aankondiging zoo lang achtergehouden. Want al bereisde deze ingenieur de Vereenigde Staten op zijn doortocht naar Indië in de maanden Mei-Augustus 1916, duidelijk blijkt uit zijne aanteekeningen dat aldaar nog volle vrede heerschte. Wèl begon het bloed te koken: ‘President Wilson's Röntgen-portret met ontbrekende ruggegraat, kwam den schrijver tot vervelends toe onder de oogen.’
Hoe ver liggen die tijden achter ons! Wie zoude nu nog dezen oud-rector magnificus van lichaamszwakte beschuldigen? En zoo is op alle gebied dit boekje wel niet verouderd, doch misleidend; zij het ook geheel buiten schuld van den schrijver. Kort na het verschijnen ter hand genomen door den landgenoot, die in Amerika enkel het paradijs van den dollar ziet, zoude het lezen dan ook slechts diens eenzijdige opvatting van het leven daarginder versterkt hebben; heden ten dage, nu de Vereenigde Staten toonen wat zij vermogen óók op ander gebied dan waarop enkel stoffelijke winst is te behalen, kan het frisch geschreven werkje geen kwaad meer doen; integendeel maakt zulk een deskundig overzicht der industrieele wonderen van de Nieuwe Wereld slechts beter begrijpelijk hoe dit overzeesche rijk zich uit een toestand van volslagen unpreparedness zoo snel kon opwerken tot een oorlogsmacht van den eersten rang.
Bij zijn gehaast trekken van New-York naar San-Francisco heeft de schrijver niet waargenomen wat zelfs aan de jaren
| |
| |
lang daar te lande rondspeurende duitsche diplomaten en geleerden ontsnapte: de buitengewone opofferingsgezindheid van den Yankee, diens enthousiasme. Geld is voor hem slechts middel, geenszins doel. Niet alsof deze oorlog noodig ware om zulks duidelijk te maken! Geen grooter genot dan het geregeld kennisnemen van de degelijker Amerikaansche tijdschriften, zooals de republikeinsche Outlook en de democratische New Republic. Want de geest welke uit dezen spreekt, geeft zelfs aan een lezer in oud-Europa nieuwe krachten, maakt hem jonger: dat wil zeggen, voert hem terug naar de idealen van zijn eigen onbedorven tijd.
Hoe weinigen echter aan deze zijde van den Oceaan slaan acht op de geestesstroomingen daarginder! Richten hoogstens den blik westwaarts om te volgen het dagelijks rijzen en dalen der Steels!
Haast zou men tot het besluit komen dat het voor een volk een groot voorrecht is geen geschiedenis te hebben! Als een blok aan het been sleept men het verleden voort, voelt zich gebonden door precedenten, zoekt angstvallig naar wat vroegere ervaring leert. Alsof niet de toestanden zich zóó geheel wijzigden, dat alle terugblik tijdverlies is! Daarenboven, een land zonder verleden is als de jongeling. Het leven heeft hem nog niet gedwongen zijne idealen te kortwieken; met al zijn hart en al zijn ziel geloovend aan de eindelijke zege van het Goede, het Edele, het Ware, is hij bereid in dien strijd goed en bloed te offeren. Het is waarlijk geen toeval dat bij alle omwentelingen de jeugd in de voorste gelederen staat, zich zonder bedenken bloot geeft op den top der barricaden.
Zoo ook is Amerika jong! Haar edele gevoelens behoefden niet wakker geschud te worden door dezen oorlog. Van verdooving was nog geen sprake. Maar wèl ontbrak Amerika, wat ook de jeugd niet heeft. Want eerst deze oorlog heeft de bewoners der Vereenigde Staten genoodzaakt in zich zelf te keeren, hunne tekortkomingen te overzien.
Deze bleken vele te zijn. Tot ieders - en ook tot eigen - verbazing ontbrak het meest datgene waarin zij meenden het sterkst te wezen: organisatie. Honderdduizende organisators van den eersten rang telt inderdaad Amerika, doch allen
| |
| |
slechts werkende in eigen, besloten kring. Help yourselves is ieders wapenkreet; van samenwerking geen spoor!
Het individualisme viert hoogtij in Amerika. Dit maakt haar roem uit en haar kracht. Trouwens geen ander merkteeken past aan de democratie. Doch nu de Vereenigde Staten plotseling gesteld werden voor een ongekende taak, bleek, wat in tijden van vrede voorsprong gaf, een handicap te worden. Bij de voortbrenging de uiterste zuinigheid te betrachten, zoodoende aan de concurrentíe het hoofd te kunnen bieden, was vroeger het parool. Nu daarentegen de oorlog alle concurrentie ophief, de kosten van voortbrenging bijzaak werden, stond men plotseling voor een geheel ander probleem. Zoo snel mogelijk voortbrengen, zoo snel mogelijk het voortgebrachte vervoeren, ziedaar wat de tijden gebiedend eischten. Het groote, het eenige thans te duchten gevaar was: vertraging; één minuut te laat en de zege konde verkeeren in nederlaag.
Wel stonden millioenen en millioenen arbeiders ter beschikking. Maar arbeiders enkel met handen; hersenloos. En nu wreekte zich wat den heer van Reigersberg Versluys opviel, trouwens iedereen moet treffen bij het bezoeken van Amerikaansche reuzenfabrieken:
De machines helpen den arbeider, maar evenzeer maken zij er een machine van. Op een groote horlogefabriek, die ik bezocht, werkte een personeel van 3000 mannen en vrouwen. Voor alles machines. Maar de eenige afdeeling waar nagenoeg alle werklieden vaklieden zijn, is die waar de machines hersteld worden. Een 300-tal. Van de overigen doet 80% een zelfde handgreep, uur na uur, dag in dag uit. Van de 3000 zijn er geen 100 die werkelijk horlogemaker zijn, en de eenvoudigste herstellingen kunnen verrichten. In de groote autofabrieken te Detroit ziet men duizenden arbeiders bezig met de vervaardiging van onderdeelen en het in elkaar zetten daarvan. Maar slechts een uiterst gering aantal kan een vijl, boor of beitel hanteeren. Hetzelfde is het geval in zoovele andere bedrijven; bij de vervaardiging van kabels, auto-banden, conserven, vloeistoffen, of wat ook. En dat die verregaande arbeidsverdeeling zeer ongunstig werkt op de arbeiders zelf, bleek mij wel toen, waar ik er ook naar vroeg, steeds het als een loffelijke maar groote uitzondering werd beschouwd, wanneer iemand verzocht het werk waaraan hij eenmaal gewend was, te ruilen met een ander.
Zelfs in de winkels kennen vele bedienden hun eenvoudig werk niet. Inpakken van het gekochte doet men in het algemeen maar
| |
| |
zeer middelmatig. Een hotelmeid brengt weinig van het schoonmaken terecht, wanneer de stofzuiger onbruikbaar is. Zoo gaat 't in alles.
Om gelijke redenen duurde het - tegen aller hoop en verwachting in - zóó langen tijd vóór Amerika de tienduizenden kanonnen en vliegtuigen kon leveren, waarnaar de Verbondenen zielsverlangend uitzagen.
Eerlijk erkent een amerikaansch deskundige: ‘Het is voor ons hoogst moeilijk naar fransche werkteekeningen te arbeiden. Ik weet een amerikaansche fabriek van automobielen, welke jaren geleden een fransch merk overnam. Het was een flinke firma. Maar het kostte haar bijna een half millioen dollars vóórdat zij een dozijn goed werkende auto's van dat stelsel in den handel kon brengen. De schuld lag niet aan de werkteekeningen. The trick was in the hand and fingers of French artisans. And French artisans were not present’.
Dàt was in vredestijd; en nu, in oorlogsdagen! Amerika zoude maken volgens fransch type kanonnen en houwitsers van 155 millimeter. De werkteekeningen kwamen over in Juni 1917. Het duurde tot einde September voor deze ‘vertaald’ waren; d.w.z. omgewerkt naar amerikaansche maten en materialen. Want deze zijn van andere afmetingen dan de fransche. Ziehier wat de ervaring leerde:
En de werkteekeningen zelve boden vele moeilijkheden. Gelijk al zulke fransche teekeningen, laten zij veel over aan den uitvoerder, den geschoolden werkman, den articst-werkman (mechanic-artist). Onze amerikaansche werkteekeningen kunnen niets overlaten aan den uitvoerder. Zij moeten in de puntjes zijn. Die fransche teekeningen moesten dus voor ons doel heelemaal omgewerkt worden.
En haar aantal was nog al groot. Voor den houwitser waren bijv. meer dan 300 teekeningen noodig. Dat wil zeggen: meer dan 300 vellen met teekeningen, want op vele vellen stonden verschillende figuren.
En wij hadden maar een kleine staf. Het was buitengewoon moeilijk teekenaars te krijgen. Werkelijk goede heelemaal niet in voldoend aantal. Dus moesten wij ons wenden tot de particuliere nijverheid, en deze overhalen, zuiver uit vaderlandsliefde, teekenaars te leenen aan de Rijks constructiewerkplaats.
Maar bovenal, ons technisch toezichthoudend personeel, mannen, werkelijk goed vertrouwd met kanonnen en affuiten, en de daarvoor noodige teekeningen, was belachelijk klein. In de afdeeling kanonnen bedroeg het aantal bedreven technici drie. In die der affuiten
| |
| |
vijf. Alle anderen waren geplaatst en noodig in de overige afdeelingen: bijv. geweren.
En samenvattende besluit de verhaler:
The brains containing the whole of our technical directing knowledge about guns and guncarriages throughout the whole of last summer; selecting types, scrutinizing old types, studying new types, getting drawings, supervising the translations of drawings, seeing manufacturers, telling manufacturers and telling new reserve-officers just what sorts of manufacturing would be necessary, hunting factories, hunting draughtsmen, hunting engineers, spreading themselves out over everything, starting everything - those brains, those officers were eight! (William Hard, in the New Republic, Mei 1918).
Van zelf spreekt dat hoe koortsachtig ook gearbeid werd in de Rijks constructiewerkplaatsen, hoezeer deze werden uitgebreid tot in het reusachtige, toch ook de particuliere nijverheid ter hulpe moest worden geroepen.
En nu stond men in eens voor een vreemd, geheel nieuw verschijnsel! Altijd had de immigratie voldoende menschenmateriaal den industrieelen Moloch toegevoerd. Zonder eenige gewetenswroeging konden de fabrikanten de loonen laag houden, werklieden aannemen en ontslaan. (Hire and fire, volgens de schilderachtige amerikaansche uitdrukking. Want men ontslaat den werkman niet, jaagt hem niet weg, maar schiet hem weg als uit een kanon, doet hem verdwijnen in het Niet!) Doch nu: in plaats van te groot aanbod, handen te kort. De immigratie had opgehouden; de loonen stegen derhalve door geringer aanbod; de eene fabrikant overkroop den andere. Een ongelooflijk heen en weer trekken van de arbeiders was het gevolg van dezen fabrikantenwedloop in het overbieden. Zoo namen bijv. de Bethlehemmer staalwerken van Mei 1916 tot Mei 1917 niet minder dan 55.859 nieuwe arbeidskrachten aan... doch verloren er door vertrek 49.540. Het volgende jaar was het nog erger: tegen 57.423 nieuw aangenomenen vertrokken uit de fabriek 56.771. En nog steeds klimt de verhouding, keert zich zelfs om. Voor 1918 berekent de maatschappij dat de labor-turnover zal zijn 118%; d.w.z. op elke 100 te bezetten plaatsen komen 118 nieuwe krachten. Het bedenkelijkste van alles is de daardoor ontstane vertraging: veel tijd gaat verloren vóór de nieuweling wegwijs is.
| |
| |
Daarenboven: de werklieden - velen althans - maakten van hunne macht gebruik, of juister: misbruik. Saboteerden. Waarom zich af te sloven, waar niemand dorst weg te jagen? Vergeet daarbij niet, dat het lang duurde vóórdat de groote massa des volks doordrongen was van de beteekenis van den strijd. Voor den gemiddelden Amerikaan zegt Europa niets. Vallen wij hem daarover niet te hard: voelen wij veel meer voor hetgeen er in China gebeurt? En China ligt niet zoo véél oostelijker van onze landen, dan Europa van Amerika.
De sabotage was trouwens reeds vóór den oorlog een geducht werkmans strijdmiddel geworden. De organisatie, bekend onder den naam van Industrial Workers of the World, welke tot eenig doel heeft de dekapitaliseering der maatschappij, predikte openlijk het vernietigen der grondstoffen, het vernielen van werktuigen, het in brand steken van fabrieken, het bederven der vervaardigde goederen, naast eenige meer in het geniep werkende middelen: traag arbeiden, slordig afwerken, zich vergissen bij het pakken, zenden aan verkeerde adressen, het verklappen van fabrieksgeheimen. Bij de spoorwegen: het verkeerd stellen van seinen; in hotels, het rondzaaien van ongedierte, enz. enz.
En dat deze misdadige denkbeelden niet woelden in de hersenen van enkelen, maar ontzaglijke menigten besmetten, bewijst het feit dat in vijf maanden tijds de organisatie 271.000 dollars inde aan lidmaatschappen en door verkoop van vlugschriften.
Niet alsof alle grieven van grond ontbloot waren! Nergens wordt zóó gedachteloos het menschenmateriaal verbruikt als in de Vereenigde Staten: mannen, vrouwen en kinderen. Nergens is de arbeider reeds zóó jong geheel versleten. De nooit ophoudende immigranten-stroom maakte zulk een waste, zulk een krachtverspilling mogelijk, voordeeliger dan een humane behandeling.
Sabotage, reeds een ware landplaag, dreigde door den oorlog een ramp te worden. Niet het minst in die Staten, waarin veel hout te vellen en te vervoeren was voor vliegtuigen, affuiten en geweerkolven. De regeering moest dus wel ingrijpen. Ingesteld werd een Spruce production division of the United States Signal Corps, met zetel te Port- | |
| |
land; een handig kolonel belast met het organiseeren der houthakkerij. Het gevolg was dat de sabotage, welke reeds aanmerkelijke vertraging in den aanvoer veroorzaakte, in korten tijd geheel ophield. Kolonel Disque voerde nl. den achturigen werkdag in; stelde houtprijzen vast en arbeidsloonen, en vereenigde de arbeiders in een Loyal legion of Loggers and Lumbermen, welke binnen het jaar honderdduizend leden telde.
Ook de ijzerindustrie verkeerde in moeilijke omstandigheden. Hardnekkig hadden de groote fabrikanten steeds elke poging tot organisatie der arbeiders onderdrukt. Zelfs het oprichten van officieele arbeidsbeurzen wisten zij tegen te houden; hierin trouwens gesteund door de reeds georganiseerde arbeiders, die van hunnen kant de markt in de hand wilden houden, om zoodoende de ongeorganiseerden te dwingen zich bij hen aan te sluiten.
En de justitie was genoodzaakt het onrecht den loop te laten. Zoo moest bijv. het amerikaansche hoogst gerechtshof een wet van den Staat Washington ongeldig verklaren, waarbij van regeeringswege kostelooze arbeidsbeurzen waren ingesteld.
Ook hier moest dus president Wilson gebruik maken van zijne in dezen oorlogstoestand werkende bevoegdheden. Ingesteld werd een United States Employment Service, dat met 1 Augustus dezes jaars in werking tredende, onmiddellijk 500 bijkantoren opende, verspreid over het geheele land.
Loongeschillen beslist sedert geruimen tijd de National Wat labor board. Hoezeer de invloed van deze instelling gevoeld wordt door de fabrikanten, bewees het onlangs voorgevallene te Bridgeport, waar een 54-tal geweer- en munitiefabrieken werkzaam zijn. Bij een dezer brak eene werkstaking uit, waarbij tienduizend arbeiders hun taak nederlegden. De Board zoude uitspraak doen in het loongeschil; doch vóór dat de beslissing viel, verzochten de overige fabrikanten dat de Board tegelijkertijd bij hen de loonen zou vaststellen. Want alleen zoodoende zoude verdere onrust voorkomen worden. Blijkbaar waren deze fabrikanten wèl overtuigd dat de uitspraak ten gunste der stakenden zoude zijn!
Ook gaat thans de werkgever veel zuiniger om met zijn menschenmateriaal. Slechts weinigen hadden reeds vóór dezen
| |
| |
krijg daarvan de beteekenis begrepen. Zoo de White Motor Company te Cleveland. Dáár bedroeg indertijd de gemiddelde leeftijd der arbeiders slechts 26 jaar! Wel een bewijs van het vroeg oud-worden; het wegens verval van krachten vroeg moeten opgeven van den inspannenden arbeid. De fabrikanten wijzigden de werkzaamheden zoodanig, dat ook ouderen daaraan konden blijven deelnemen. Nu bedraagt de gemiddelde leeftijd der arbeiders 40 jaar, zonder dat de voortbrenging, in het geheel genomen, daaronder lijdt.
Niet slechts de nijverheid leert zuinig worden. De oorlog heeft in de zuidelijke staten een emigratie doen ontstaan naar het Noorden, waar hooger loonen te verdienen zijn. Niet minder dan 500.000 kleurlingen zijn die staten uitgetrokken, zoodat de landbouw krachten te kort komt. De overblijvenden moeten dus met meer welwillendheid worden behandeld, wil men een volksverhuizing voorkomen. Te meer daar zoovele zwartjes thans het geweer dragen. God bless you, boys, riep een blanke geestelijke het voorbijtrekkende kleurlingenregiment toe. Welke dominé zoude zulk een zegen hebben uitgesproken vóór den oorlog! Eerst nu leeren noodgedwongen de Amerikanen hunne getinte medemenschen als broeders aan te zien; evenals de Engelschen de Indiërs, de Franschen de Afrikanen. Een aardig staaltje van de plotseling geheel andere verhouding tusschen beide rassen, geeft luitenant Mc. Kaine (zelf een kleurling) in The Outlook van 22 Mei 1918.
Een blank soldaat maakt een praatje met den naast hem gezeten kameraad-kleurling. Plaats van gesprek is het Mammoth auditorium in kamp Upton (New York), - een groote zaal, gebouwd door het negerregiment ‘the Buffaloes’, geheel op eigen kosten - met bijstand van blanke vrienden. Oorspronkelijk enkel bestemd voor militaire oefeningen bij ongunstig weer, dient de zaal thans tevens voor lezingen, repetities van zangvereenigingen (in het amerikaansche leger wordt veel werk gemaakt van den zang), voor lichtspel-vertooningen, voordrachten, godsdienstoefeningen, enz. enz. al naar uur en dag der week.
‘Is dit gebouw van jullie?’ vraagt de blanke.
‘We bouwden en betaalden het; 't zal dus wel zoo wezen’, luidde het antwoord.
| |
| |
‘Maar’, vervolgt de blanke kameraad, ‘ik dacht dat ik het onlangs zag gebruiken door blanken.’ (Tot juist begrip diene, dat vóór den oorlog nooit blanken een lokaal zouden huren, door zwarten gebezigd; het was als besmet).
‘Best mogelijk’, zegt de nikker, ‘maar dan was het met onze toestemming. Zie je deze bank, waarop wij samen zitten? Wel, die heb ik uit mijn eigen zak betaald, doch je mag er gerust van gebruik maken. Wij gaan zelfs 't heele zaakje present doen aan de Regeering, als wij de kosten er hebben uitgehaald. Veertigduizend dollar, en al het ruwe werk deden wij zelf.’
‘Komen hier dikwijls blanke soldaten?’
‘Kijk maar eens rond. Zie je er niet veel? Wel, 't is juist zooals altijd: evenveel blanken als kleurlingen.’
‘Ik dacht dat jelui het heelemaal voor je zelf wilden houden.’
‘Well’ (men kent dat amerikaansche stopwoordje) - en thans eindigde het gesprek, want de pauze was afgeloopen: ‘vele blanken hielpen ons met geld, en ik heb vele blanke vrienden in het kamp. Waar ik heenga, mogen ook zij komen. En overigens: zoolang jelui blanken geen onderscheid maken, doen wij 't ook niet. Volgende week treden hier twee blanken voor ons op: wij betalen hen even goed als ieder ander. En nu luister, want het scherm gaat op.’
Op deze wijze heeft de oorlog een vraagstuk opgelost dat meer en meer in het Zuiden bekommering verwekte en onoplosbaar scheen op vreedzame wijze. Want de kracht der gekleurde bevolking nam toe en de verhouding tusschen beide rassen werd eerder slechter dan beter.
Ook de Indianen ziet de Amerikaan thans aan met een ander oog. Niet meer zal een onderwijzer, teneinde zijne leerlingen aan te sporen bij het onkruid wieden, deze toeroepen: Jongens, stel je voor dat iedere plant een Indiaan is! Want niet alleen blijken de roode broeders even voortreffelijke krijgsmakkers als de zwarte dito's, maar reeds in de eerste oorlogsleening teekenden zij voor dertien millioen dollar!
Zoo brengt de krijg de menschen samen! Niet minder de levenlooze weermiddelen. Hoe weinig verband bestond er tusschen de amerikaansche spoorwegmaatschappijen; hoe
| |
| |
bestreden zij elkaar op leven en dood! Wij weten wel bij ervaring, hoe vinnig twee baasjes in de korte broek elkander te lijf kunnen gaan; maar slechts een flauw begrip kunnen wij er ons van vormen welk een verlammenden invloed op het vervoer 2905 spoorwegpotentaten kunnen uitoefenen, die over 639.000 kilometers tweelingrails heerschen. En nu door den oorlog het vervoer in alle richtingen ontzaglijk toenam; elk oponthoud noodlottig kon worden, moest de regeering wel ingrijpen. Straks is reeds gewezen op de arbeiderslegers, welke ten gevolge van het overbieden der fabrikanten als weversspoelen heen- en weerschieten van de eene landstreek naar de andere; onmiddellijk verhuizende zoodra zij vernemen, zij het slechts bij geruchte, dat elders meer is te verdienen. Maar ook nieuwe moeilijkheden deden zich voor. Een vredig stadje in West-Virginia zag plotseling het inwonertal van 400 tot 12.000 stijgen, wegens het oprichten eener munitiefabriek. Een zeer gevaarlijke fabriek; zoodat de werklieden, niettegenstaande de hooge loonen, gewoonlijk na enkele weken weder vertrokken. Verbeeldt u hoe een stationschef het hoofd moet omloopen, die nog kort geleden hoogstens tien kaartjes per dag uitgaf en nu in eens het aankomen en weggaan moet regelen van 288.000 reizigers per jaar! Bedenkt daarbij hoezeer het goederenvervoer toenam wegens de standaardfabrikage in massa's. Zoo leverden bijv. ten behoeve van het onlangs te water gelaten stalen stoomschip Agawam - het eerste van een standaard-type van 5500 ton draagvermogen - niet minder dan 283 fabrieken uit alle deelen des lands grondstoffen en afgewerkte onderdeelen. En dan het troepenvervoer! In de eerste zes maanden van 1918 waren niet minder dan 3.200.000 militairen uit alle windstreken naar de oefeningskampen te brengen.
Eendracht maakt macht! Dàt leert thans Amerika; en eerst deze oorlog herschiep den Statenbond in een Empire!
Zuinig worden op alles, in alles - ziedaar het wachtwoord. Hoe weelderig de Amerikaan is, moet ieder treffen, die hem ziet middagmalen. Netjes opeten wat opgeschept is - gelijk de nederlandsche huismoeder haar kroost inprent - is dáár geen gewoonte; integendeel! En zoo is het in alle standen. Van wat wij in den vuilnisbak werpen - | |
| |
verklaart trotsch de amerikaansche werkvrouw - zou een europeesch gezin behoorlijk kunnen leven. Doch nu legt men zich vrijwillig ontberingen op, teneinde het uitgehongerd Europa bij te staan.
Niet slechts voedsel te sparen, doch ook het voedsel beter te gebruiken, wordt thans een vraagstuk van beteekenis. Immers slecht gevoede, slecht opgegroeide kinderen kunnen geen bruikbaar oorlogsmateriaal worden. En zulks geldt thans niet enkel voor mannen, doch ook voor vrouwen. Met verbazing, en niet zonder schrik, ontdekte onlangs de Amerikaan dat hij, niettegenstaande zijne weelderige levenswijze, zijn kroost ondervoedde! Een onderzoek, kort geleden te New York ingesteld, leerde dat van een millioen schoolkinderen ongeveer 150.000 achterlijk waren in groei - in lengte en gewicht één tot drie jaren. Rijken zoowel als armen. Op twee particuliere scholen, beide voor kinderen van zeer welgestelden, bleek bijv. bij 30% der leerlingen de groei achterlijk: 10 tot 20% zelfs in de lengte. Een ander onderzoek, in armenklinieken ingesteld, wees uit, dat slechts in 5% der gevallen ontbering oorzaak was van onvoldoende lichaamsontwikkeling bij de lagere standen.
Natuurlijk is niet enkel aan onoordeelkundig voeden deze onbevredigende toestand te wijten. Evenals de europeesche, heeft de amerikaansche school méér dan bijziendheid op haar kerfstok. Ook het schoolwezen zal dus aldaar hervormd worden, moet minder boekengeleerdheid en meer spierkracht geven. Zoo keert de opvoeder terug naar wat de ouden, vooral de Grieken leerden, die meesters in het harmonisch ontwikkelen van geest en lichaam waren. Trouwens, een jongeling, niet geschikt voor het oorlogsveld, deugt evenmin in tijden van vrede.
Omtrent de vele en strenge voorschriften, sedert den oorlog in Amerika uitgevaardigd ter beperking van het voortbrengen en het verbruik van geestrijke dranken, kan hier gezwegen worden. Ten onzent toch wordt gretig genoeg kennis genomen van wat het buitenland onderneemt ter bestrijding van een volkskanker, welken men op eigen gebied geen halt durft toeroepen.
Een enkel staaltje slechts om te doen zien hoe ook de arbeiderswereld thans over stag is gegaan. In de walswerken
| |
| |
der Cambrian Steel Company weigerden plotseling 19 man van een ploeg aan het werk te gaan, zoo niet de 20ste - een dronkenlap - onmiddellijk werd ontslagen. Hoe zouden vroeger de kameraden den zwakkeling tegen den baas in bescherming hebben genomen! Maar nu het spande, wilden zij zich zelven en het werk niet in gevaar brengen!
Allerminst bedoelt het bovenstaande den lezer een, zelfs ook maar hoogst onvolledig beeld te geven van de economische en geestelijke omwenteling, welk in het reuzenrijk plaats vindt onder den prikkel van den krijg; omwentelingen, waarvan straks als de vrede is gesloten, Europa den terugslag zal ondervinden. Doel van dit opstel is enkel den landgenoot aan te sporen, meer dan tot nu toe, zich bezig te houden met hetgeen voorvalt over zee, het amerikaansche werken en leven te willen begrijpen. Véél wat in het laatste jaar ten onzent is voorgevallen zoude een anderen en beteren keer hebben genomen, indien niet onze staatslieden, onze volksvertegenwoordiging, onze pers zoo wildvreemd hadden gestaan tegenover de Republiek, welke Nederland indertijd wèl heeft helpen vestigen, doch waarvan zij in negentiende-eeuwsche zelfvoldaanheid meer en meer het hart had afgetrokken. Wij hechten groot gewicht aan het verspreiden van kennis omtrent Nederland in den vreemde, en ongetwijfeld mag zulks niet nagelaten worden, want onbekend maakt onbemind; maar véél en véél noodiger is het voor ons te weten hoe de buitenlander denkt - niet over ons alléén, maar in het algemeen. Immers zijne levensbeschouwing bepaalt de wijze waarop hij over ons oordeelt; die levensbeschouwing derhalve dienen wij te kennen, dáár ligt de sleutel van het op te lossen vraagstuk.
Wien het vergund wordt machtigen der aarde te naderen, weet wel - of bemerkt anders zeer spoedig te zijnen koste - dat hij niet zijne eigen belangetjes op den voorgrond moet schuiven. Terdege dient hij zich eerst te vergewissen hoe de stemming is, zich daarnaar te richten en zijne woorden te kiezen. Gelijk hebben, of te denken gelijk te hebben, is niet voldoende: men kan te onpas een goede zaak bepleiten. Het gunstige oogenblik dient afgewacht; en dit is waarlijk geen
| |
| |
slinksche diplomatie! In elk burgerhuishouden wordt deze regel toegepast, tusschen man en vrouw, tusschen kind en vader. Iedereen heeft zwakke oogenblikken; is wel eens humeurig. En ook natiën hebben tijden, waarin men niet bij haar kan gehoor vinden, zelfs - indien men verstandig is - niet aanklopt.
Hoe anders zouden wij het angarie-vraagstuk hebben aangepakt, indien wij ons ook maar eenigermate hadden ingedacht in welk een beroering men ginds verkeerde, hoe er de geheele economische maatschappij trilde en schokte op hare grondvesten; indien wij hadden beseft hoe het eene natie te moede moest zijn, die - na een eeuw lang als het ware eenzelvig te hebben geleefd - door de omstandigheden zich plotseling gedwongen zag in de oorlogshel duizenden, neen, millioenen harer zonen te storten. En zulks, terwijl moeders en vrouwen maar al te goed wisten welke de verschrikkingen zijn van een met hedendaagsche geweldmiddelen, en tevens met middeleeuwsche barbaarschheid gevoerden strijd!
Daarenboven: nauwelijks was de teerling geworpen, of met angst en ontzetting bemerkte daarginder een ieder noeveel ontbrak aan eigen rusting; hoe op allerlei wijze, op allerlei gebied de natie zich had te herzien, zich had te hervormen, hoe ontzaglijk veel was af te breken en op te bouwen; alles in de grootste haast. Nieuw-Amerika lag in barensweeën; en wij, wij kwamen niet om hulp te brengen, fluisterden zelfs geen woordje van deelneming, maar gingen kalmpjes aan het kraambed zitten om eigen belangen te bepleiten!... Dàt wordt daar niet licht vergeten.
Den amerikaanschen geest beter begrijpende, zouden wij evenmin zóó lange maanden den gezantschapspost onbezet hebben gelaten - wat haast komisch afsteekt bij het drafje waarop wij, toen het einde nog geenszins in zicht was, een warm plaatsje bespraken op het Vatikaan!
Meer dan tot nu toe moeten nederlandsche jongelingen naar Amerika gaan. Westward the course of empire takes its sway! Deze droom van Walt Whitman wordt thans werkelijkheid. Gelukkig! Want de europeesche idealen zijn verouderd. Nederig te bukken voor een zelfingestelde overheid,
| |
| |
voor een houten beeld met eigen handen gemaakt; zich over te geven aan een pruisischen dril, alsof alleen zoodoende de maatschappij zich konde verdedigen tegenover binnen- en buitenlandsche vijanden, hoe verre staan dergelijke denkwijzen af van die, welke gangbaar zijn in de overzeesche republiek! Die democratie leert ons, in hoe weinig tijds geheel hetzelfde bereikt kan worden met andere en meer menschwaardige middelen; hoe een op de spits gedreven individualisme geenszins doodt het gevoel van saamhoorigheid; integendeel, gelijk alleen in een gezond lichaam een sterke gezonde geest kan huizen, juist de kracht van het een het andere ten goede komt. Waartoe Duitschland met zijne gebrekkige methoden veertig jaren noodig had, bereikt het vrije Amerika in enkele maanden! Het werktuig was aanwezig; het had slechts in andere richting te arbeiden. Schijnbaar unprepared, waren de Vereenigde Staten inderdaad tot het gevecht bereid. Alleen ontbrak nog ‘de laatste knoop.’
O, zoo Amerika eens ten onzent komen kon! Een land, waar dit onmogelijk gedachte zooeven tot werkelijkheid werd, is Frankrijk. Dit land krijgt nu van Amerika aanschouwelijk onderwijs. Niet een tiental of een duizendtal onderwijzers zenden de Vereenigde Staten uit; zij worden geteld bij millioenen! En deze onderwijzers steken daarbij terdege de handen uit de mouw. Pakken aan!
Ellendig waren de fransche havens ingericht, alle gelegenheden ontbraken tot snel laden en lossen, tot opslaan van goederen. Wat de fransche regeering voor eenige haven zoude doen was geen economisch, maar een politiek vraagstuk. Niet de handelaren, maar de kiezers moest het gouvernement ter wille zijn. Wat kon den Amerikaan dat parlementaire gekonkel schelen! En zoo kozen de vreemde gasten voor hunne transportschepen die havens, welke op de wereldkaart het beste lagen; hoe weinig dit ook strookte met de politieke gesteldheid des lands. Veranderden als met een tooverslag de haveninrichtingen. - In de loopgraven ontbrak het aan hout? Amerikaansche houthakkers, amerikaansche houtzaagmolens doen de fransche bosschen daveren. Op de kanalen vormen de sleeptreinen onontwarbare kluwens? De fransche ambtenaar weet niet hoe die te ontwarren. Eene amerikaansche controle wordt ingevoerd. Groote slacht- | |
| |
plaatsen met koelkamers worden ver achter het front door de Amerikanen ingericht; het vleesch in ijswagens naar de troepen gezonden. Want het klinkt haast ongelooflijk: al het slachtvee werd vóór dien tijd eerst in kleine parken moeizaam vergaderd, dan per spoor in grootere kampen samengebracht, om eindelijk broodmager (voor zooveel niet reeds op den langen tocht gestorven), te worden gedood bij het front; dikwijls eerst na veel heen en weer trekken van wege het wijzigen der gevechtslinie. Wat een verspilling van transportmiddelen, zóó noodig voor mannen en munitie! - En de Y.M.C.A. (ook wij weten thans de beteekenis dier letters) alsmede het Amerikaansche roode kruis leerden de Franschen hoe te zorgen voor de stoffelijke en geestelijke belangen der soldaten; niet enkel aan het front, doch over het geheele land.
Ook onderwezen de Amerikanen tucht! Want afkeer van pruisischen dril beteekent geenszins aanmoediging van bandeloosheid. Met welk een gestrengheid wordt bijv. in het amerikaansche leger te velde opgetreden tegen dronkenschap; óók tegen besmetting door venerische ziekten! Geen verdacht huis binnen den legerkring of dag en nacht staan er schildwachten voor; geheele wijken zijn verboden; zelfs... geheel Parijs! Ook voor wie met verlof achter het front gaat.
Deemoedig neemt Frankrijk deze lessen ter harte. Ook dit land dwong de oorlog tot zichzelf in te keeren. Mea culpa roept het, zich op de borst slaande. Zoo schrijft de Temps, terugziende op de tijden van vrede:
Nous souffrions alors d'une crise d'impréparation générale. Il en était de nos chemins de fer comme de nos armements, comme de nos ports, comme de nos canaux, comme de nos colonies, comme de tout notre outillage économique, comme de toutes nos possibilités industrielles ou commerciales. Une diplomatie au dessous de sa tâche, absorbée par le snobisme et rétrécie par des usages vieillots, nous renseignait mal sur le mouvement qui emportait l'univers, et considérait comme une tâche indigne d'elle de défendre notre place sur les marchés du monde. Nos administrations étaient vouées à la théorie du moindre effort et le pays tout entier semblait contaminé par la rage politique (19 Sept. 1918).
O, die fransche politiek! Ook daarin zal de Amerikaan den ouderen broeder wegwijs maken. Quand serons-nous en République? vraagt ongeduldig Jules Roche, afgevaardigde
| |
| |
en oud-minister (Payot & Cie, Paris, 1918). Inderdaad, Frankrijk is nòg steeds eene monarchie. Wel heet de koning thans niet Bourbon, Orleans of Napoleon maar Legio, doch de geest is dezelfde: een regeeren van boven af, niet voor het volk door het volk. Een kiesrechtwetgeving, welke aan een kleine volksminderheid het heft in handen geeft; geen presidentskeuze door de natie zelve, geen referendum, dat eenige middel om werkelijk den volkswil te kennen.
Doch wij dwalen af. Immers wat gaat ons Frankrijk aan? Alsof niet deze oorlog leerde, dat als één lid van den volkerenbond lijdt, alle andere leden lijden; dat de dwaasheid van den een gestraft wordt óók aan den ander. Nu zonneklaar is gebleken hoezeer de natiën solidair aansprakelijk zijn, hebben wij zelfs geenszins te klagen dat deze wereldbrand ons duur te staan komt; wij boeten slechts ons deel van de schuld - betrekkelijk een bescheiden deel.
Dat wij óók de winst deelachtig mogen worden! Want niet enkel steden en dorpen zullen herbouwd worden, ook Staten wedergeboren! Zeer zeker die ten zuiden en ten westen. Laten wij hopen: ook die ten oosten. Nederland is kleiner geworden door dezen oorlog, of juister: de kleinheid onzer macht is thans zonneklaar gebleken. Voor ieders oog; óók het onze. Des te meer moeten wij trachten grooter te worden in kracht. Moeilijker zal onze wedergeboorte zijn, om dat wij minder hebben geleden onder de verouderde toestanden; ons niet zóó scherp behoefden rekenschap te geven van onze tekortkomingen als België, als Frankrijk, Engeland en Amerika. Dankbaar mogen wij hiervoor zijn. Want wie zich spiegelt aan een ander, spiegelt zich zacht. Maar des te wakkerder is uit te kijken, vooral naar het westen. Dáár heeft de komende democratie haar hoofdkwartier opgeslagen; de democratie, welke, hoe onvolmaakt ook nog georganiseerd, toch wist neer te slaan het militarisme; - wat slechts een ander woord is voor menschenaanbidding... en menschenslavernij.
R.P.J. Tutein Nolthenius. |
|