De Gids. Jaargang 82
(1918)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 428]
| |
Griekenland in de oorlogsjaren 1914-1917.De hoofdredakteur van een onzer grote dagbladen vroeg mij een jaar geleden of de Grieken wel op dezelfde planeet thuis behoorden als wij, - zo verbaasde hem mijn beweren dat de grote meerderheid van het volk met hart en ziel Venizelos is toegedaan, en dat voor Frankrijk en Engeland, maar voor Frankrijk vooral, bijna alle Grieken sympathie gevoelen. Hoe was dat mogelik na zulk een behandeling, na 't revolutionnair optreden van de minister, die immers door de geestelikheid zeer plechtig vervloekt was? Om dat raadsel op te lossen dient men 't karakter en de geschiedenis van 't Griekse volk te kennen, en niet te vergeten dat men, vooral gedurende deze oorlogsjaren, in West-Europa slecht is ingelicht over de gebeurtenissen in de Levant. In dit geval hebben de Centralen ook bij 't doorzenden van berichten gebruik kunnen maken van de ‘binnenlijnen’; de hoofdoorzaak van onze gebrekkige onderrichting is evenwel de strenge censuur der Ententepers geweest, die weinig kritiek toeliet op 't beleid der geallieerde regeringen en telkens grove fouten had te verzwijgen. Daarin is eerst verandering gekomen toen de Griekse kwestie naar de wens van Frankrijk en Engeland was beslist. Sedert die tijd is 't mogelik geworden door partikuliere korrespondentie enig inzicht te krijgen in de woelingen die Griekenland zo lang hebben verdeeld; de uitmuntende brieven die de Atheense berichtgever van de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’ van tijd tot tijd zond, waren niet talrijk genoeg, en door te grote | |
[pagina 429]
| |
tijdsruimte van elkander gescheiden, om ons Nederlanders op de hoogte te houden van de toestand. Veel is ook nu nog onzeker. Wie niet beschuldigingen met bewijzen verwart, zal moeten erkennen dat wij in West-Europa tans niet kunnen zeggen hoever koning Konstantijn is gegaan bij zijn besprekingen met zijn zwager, de keizer van Duitsland; wij weten niet wat er waar is van alle geruchten over geheime installaties voor draadloze telegrafie, 't gereedmaken van geregelde of ongeregelde troepen die, als een Duits-Bulgaars leger op Saloniki zou aanrukken, de geallieerden in het Zuiden zouden bedreigen. Maar de hoofdzaken van het konflikt en van de loop der gebeurtenissen kunnen nu al vastgesteld worden. Van de vrij uitgebreide litteratuur die over de ‘Griekse kwestie’ van de laatste jaren bestaat, heb ik, behalve van verschillende tijdschriftartikelen en partikuliere brieven, voor dit opstel vooral gebruik gemaakt van drie boeken, te weten: A. Gauvain, L'Affaire grecque (Parijs, 1917), 't werk van een redakteur van 't Journal des Débats; E. Drerup, Die Griechen von heute (Gladbach, 1917), een beknopt overzicht van de geschiedenis der Grieken sedert 1821 en van hun beschaving, met een hoofdstuk over Griechenland im Weltkrieg, geschreven door een vurig bewonderaar van koning Konstantijn; P.D. Platykas, La Grèce pendant la guerre (Bern, 1918), een uitvoerig verhaal (354 blz.) van de gebeurtenissen, gevolgd door een verzameling der traktaten die betrekking hebben op het ontstaan en de geleidelike vergroting van de Griekse staat; de schrijver is een aanhanger van de koning, die hij als een martelaar voor de heilige zaak van Hellas beschouwt. Ik zal bij 't aanhalen van deze boeken alleen de namen der schrijvers noemen.
De strijd die Griekenland in de eerste drie oorlogsjaren verdeeld heeft, is een strijd geweest tussen twee beginsels van staatsbeleid, tussen absolute monarchie en volksregering door middel van een parlement.Ga naar voetnoot1) Venizelos is een staatsman die in zijn vroeger leven, gelijk bij dit konflikt, eerst revolutionnair is opgetreden toen alle wettige middelen machteloos bleken en de tegenpartij begonnen was met de konsti- | |
[pagina 430]
| |
tutie te schenden; zo spoedig mogelik keerde hij terug tot de weg van orde en handhaving der wet. Hij werd uit Kreta naar Athene geroepen door een machtige militaire partij die een einde wilde maken aan de zwakheid van de bestaande regering, aan 't verval van leger en geldbestuur, waardoor alle kans op 't herwinnen van zuiver Griekse streken als de eilanden van de Archipel verloren scheen; zijn eerste daad was de eis aan de revolutionnaire officieren gesteld om zich aan te melden bij hun chefs en alles wat naar een pronunciamiento geleek te vermijden (1910).Ga naar voetnoot1) Hij steunde, aanvankelik tegen een groot gedeelte van het leger, de dynastie, en slaagde er in om binnen enkele jaren Griekenland ekonomies krachtiger te maken dan het in eeuwen geweest was; het verminderen der emigratie en het sterke stijgen der valuta waren de duidelikste blijken van de verbeterde toestand. Toen brak een korte periode van roem voor Griekenland aan. Venizelos had een toenadering te weeg gebracht tussen de Serviërs, de Bulgaren en de Grieken, waarvan het doel bereikt werd: de bestrijding van de Turken, vergroting van 't Helleense gebied. De Bulgaren hadden aan 't einde van de oorlog, nog voor de buit verdeeld was, zich onverhoeds op hun bondgenoten geworpen, maar met behulp van de Roemeniërs waren zij spoedig verslagen en binnen enger grenzen teruggedrongen dan eerst hun waren toegedacht. Met Servië had Griekenland een geheim verbond gesloten, dat voornamelik gericht was tegen Bulgarije en bepaalde dat ingeval van oorlog tussen een der beide staten en een andere macht, of in geval van een onverhoedse aanval gedaan door 't Bulgaarse leger op dat van Griekenland of Servië, de verbonden staten elkander met al hun militaire kracht te hulp zouden komen; het verbond was zuiver defensief en zou voorlopig tien jaren gelden.Ga naar voetnoot2) Dit geheim verdrag was tot stand gekomen de 19de Mei, meer dan een maand vóór de aanval van Bulgarije (in Junie 1913): Venizelos had blijkbaar voorzien wat | |
[pagina 431]
| |
gebeuren zou. De vrede van Boekarest (20 Julie 1913) bracht geen verandering in het verbond tusschen Griekenland en Servië, die elkander ook ekonomiese voorrechten toekenden. Groot was de populariteit van Venizelos reeds in 1912; de bezoekers van het Orientalistenkongres, in dat jaar te Athene gehouden, konden er zich van overtuigen, vooral wanneer zij ook meer afgelegen delen van Griekenland bezochten: in de kleine steden en dorpen van de Peloponnesus was zijn portret even sterk verspreid als, tenminste vroeger, in Duitsland dat van Bismarck. Zij die in de gelegenheid waren persoonlik met de eerste minister kennis te maken, kregen de indruk van een zeer bezadigd man, sober in woorden en gebaren, die liever luisterde dan sprak, geheel anders dus dan men zich een Griek pleegt voor te stellen. Door de gelukkig gevoerde oorlog tegen Turkije steeg zijn populariteit tot verering. Maar ook de koning, die als kroonprins in de oorlog van 1897 als zondebok voor de gebreken van het leger had gediend, werd tot een nationale held. Hij had ditmaal, eerst als kroonprins, daarna als soeverein, de Grieken ter overwinning gevoerd; zijn sukses werd in verband gebracht, en zeker niet ten onrechte, met de voortreffelike opleiding die hij vele jaren in Pruisiese dienst had genoten; de grote, maar minder in 't oog vallende, diensten bewezen door de Franse generaal Eydoux, die te voren het Griekse leger geheel had gereorganiseerd, werden daarbij te veel vergeten. Hellas voelde zich veilig in 't bezit van zulk een doortastend en verziend staatsman als Venizelos en van een koning wiens militaire bekwaamheid de plannen van zijn minister ten uitvoer had gebracht. Een veel verzonden prentbriefkaart uit die tijd had symboliese beteekenis: Konstantijn en Venizelos op hun veldstoeltjes gezeten bestudeerden te zamen de oorlogskaart. Hoe zeer beiden verschilden, zou blijken toen Servië in oorlog geraakte. Gedurende de eerste dagen van Augustus 1914 waren beiden voor 't volgen van dezelfde gedragslijn, 't voorlopig in acht nemen van de neutraliteit; maar hun beweegredenen waren niet dezelfde. Venizelos begreep dat een oorlogsverklaring van Griekenland tot onmiddellik gevolg zou hebben dat de Oostenrijkse vloot zich meester maakte | |
[pagina 432]
| |
van Saloniki, de enige haven die ter proviandering van het Serviese leger kon dienen; 't was dus in 't belang van de bondgenoot dat men geen dreigende houding aannam en zich alleen in alle stilte, zonder Bulgarije te tarten, gereed maakte om te hulp te komen voor 't geval dat land zich tegen Servië verklaarde. In die zin motiveerde de ministerraad zijn besluit en de regering te Belgrado heeft, naar men mag onderstellen, dat besluit goedgekeurd. Het argument was dan ook overtuigend, maar de vriendschap voor Servië zal niet de voornaamste drijfveer van de Griekse regering geweest zijn. Saloniki is de haven waarop al in vroeger jaren, behalve Servië, Bulgarije en Griekenland, ook Oostenrijk begerige ogen had geslagen; nu de stad van Turks Grieks was geworden, moest men vóór alles vermijden dat zij door Oostenrijk werd bezet: zulk een bezetting zou nooit tijdelik zijn en al dadelik aan de Centralen een steunpunt van onschatbare waarde geven voor krijgsverrichtingen die 't bevestigen van de Duits-Turkse heerschappij in de Levant bedoelden en tot uitslag konden hebben dat de handelsweg van Midden-Europa naar 't Zuid-Oosten verkort werd, buiten Griekenland om. Toen een paar weken later het gevaar voor bezetting door Oostenrijk verdwenen scheen, vermoedelik door het optreden van de Engelse vloot, ging Venizelos verder: hij bood aan de geallieerden de hulp van Griekenland aan. Maar deze verlangden die voorlopig niet; zij hoopten Bulgarije op hun zijde te krijgen en zij hebben pogingen daartoe zelfs nog in 't werk gesteld toen de Centralen door finantiële bijstand en uitgewerkte plannen van gemeenschappelike aktie het reeds lang met koning Ferdinand en zijn regering eens waren geworden. In Oktober 1914 vroegen de geallieerden de eerst door hen geweigerde steun, en Venizelos was daartoe bereid indien Roemenië tegelijkertijd mobiliseerde en de Entente twee divisies naar Macedonië zond om de Bulgaren in bedwang te houden. Roemenië weigerde en de Entente, die op Bulgarije bleef hopen, zond geen soldaten. De politiek van Venizelos was vastberadener en getuigde van scherper blik dan die der Entente. De Griek liet zich door de dubbelzinnige houding van Bulgarije niet van de wijs brengen; hij voorzag dat vroeg of laat Saloniki een der middelpunten van de strijd moest worden en dat het alleen door aansluiting bij Frankrijk | |
[pagina 433]
| |
en Engeland voor Griekenland behouden kon blijven. Onverwrikbaar was zijn overtuiging dat de oorlog ten gunste van de geallieerden beslist zou worden en dat alleen van zulk een overwinning voor Griekenland iets te hopen viel. Immers, gesteld eens dat de Centralen ten slotte triomfeerden, wat zou dan 't gevolg wezen, ook al hadden de Grieken hun partij gekozen? In 't allergunstigste geval zou men hen in 't bezit laten van Saloniki, maar 't achterland, het verwaarloosde doch veel belovende Macedonië, zou stellig geheel Bulgaars of Oostenrijks worden, en kompensaties in 't Oosten, het verkrijgen van Griekse streken aan de kust van Klein-Azië, zou een overwinnend Duitsland nooit ten koste van zijn bondgenoot Turkije willen geven. Hier viel niets te winnen en bij tegenslag veel te verliezen. Alles moest Venizelos nopen tot deelneming aan de oorlog. 't Breken van zijn verbond met Servië zou 't werk vernietigen dat hij zo gelukkig was begonnen, 't herwinnen van alles wat Grieks van taal was; de ontrouw zou zich geducht wreken. Zijn sympathieën waren geheel aan de zijde der geallieerden en dat gevoel zal zijn verstand gescherpt hebben voor 't inzicht dat Engeland en Frankrijk verenigd niet konden verslagen worden. 't Toetreden van Italië en de steeds duideliker voor den dag komende gevoelens der Amerikanen versterkten hem later in die overtuiging. Geheel anders stond de koning tegenover de beslissing die genomen moest worden. Hij kende de buitengewone kracht van het Duitse leger, waartoe hij jaren lang behoord had; hij had een onbeperkt vertrouwen in de Duitse krijgskunde en een overwonnen Duitschland kon hij zich niet voorstellen. Hij rekende het zijn plicht om Griekenland in geen geval dat machtigste van alle rijken tot vijand te maken. Hoe zijn gezindheid was reeds bij 't begin van de oorlog, blijkt uit het antwoord dat zijn gezant te Berlijn aan Wilhelm II gaf, toen deze hem vroeg om de neutraliteit op te geven; dat antwoord luidde: ‘De keizer weet dat mijn persoonlike sympathie en mijn politieke overtuiging mij aan zijn zijde trekken; ik zal nooit vergeten dat wij aan hem Kavalla te danken hebben; maar na rijpe overweging zie ik niet in hoe ik van dienst kan zijn door dadelik te mobiliseren, daar de Middellandse Zee in de macht is van de | |
[pagina 434]
| |
Engels-Franse vloot, die mijn handels- en oorlogsvloot zullen vernietigen. Ik geloof dat ik de neutraliteit moet handhaven die hem van voordeel kan zijn, en ik geef hem de verzekering dat ik niet aan zijn vrienden, mijn naburen, zal raken, mits dezen niet raken aan onze belangen op de Balkan’Ga naar voetnoot1). Zeer terecht zegt Drerup van Konstantijn: ‘Seinem innersten Wesen nach ist König Konstantin ein Bewunderer und Anhänger der Mittelmächte, ihrer monarchischen Regierungsform und ihrer von einem Willen geleiteten militärischen Macht’Ga naar voetnoot2). Voor de koning kon er nooit sprake zijn van 't prijsgeven der neutraliteit, tenzij ten bate van Duitsland. In Maart 1915 leidde het verschil van inzicht tussen Konstantijn en Venizelos tot een breuk. De Entente vroeg aan de Griekse regering medewerking voor haar expeditie tegen de Dardanellen; de beloning zou een gebied van 120.000 K.M2 in Klein-Azië zijn, de Griekse kolonies aan de kust met grote stroken van 't achterland. In twee zittingen van een kroonraad verdedigde Venizelos zijn voorstel om deel te nemen aan de onderneming; de bezwaren van de Griekse generale staf, die na ernstige studie tot de overtuiging was gekomen dat de Dardanellen door geen vloot geforceerd konden worden, trachtte hij uit de weg te ruimen door zijn plan om aan de golf van Saros, niet ter hoogte van Gallipoli, 15.000 man te landen, ter ondersteuning van de landingstroepen der geallieerden. De koning sloot de vergadering zonder dat een besluit was genomen, maar de volgende morgen liet hij weten dat hij alle deelneming verwierp. Venizelos vroeg en verkreeg daarop zijn ontslag; aan Gounaris, een vriend van DuitslandGa naar voetnoot3), werd opgedragen een nieuw kabinet te vormen. Het was een stout besluit van de koning om de minister die in de laatste jaren alles van de volksvertegenwoordiging gedaan kon krijgen, op deze wijze te vervangen. Maar Venizelos heeft zelf erkend dat de koning daarmee noch naar de letter noch naar de geest der konstitutie zijn macht te buiten ging. De | |
[pagina 435]
| |
verkiezingen hadden drie jaar te voren plaats gehad, het grote aantal Grieken die door de gelukkige afloop van de Balkanoorlog in het rijk waren opgenomen, hadden nog geen vertegenwoordigers in de Kamer (Griekenland telt er slechts één): men mocht dus aannemen dat niet het gehele volk zijn wens kon uitspreken. Die uitspraak kwam de 13de Junie daaraanvolgende, toen de nieuwe verkiezingen 184 aanhangers van Venizelos tegen 130 partijgenoten van Gounaris in de kamer brachtenGa naar voetnoot1). Men zegt dat de meerderheid veel groter zou geweest zijn, indien de regering geen pressie had uitgeoefend, en niet steun had gevonden bij kandidaten uit het herwonnen gebied die niet van Helleens bloed en geloof waren. Hoe het zij, de meerderheid was er, en na allerlei uitstel, gedeeltelik 't gevolg van Konstantijns ernstige ziekte (Mei en Junie 1915), kwam Venizelos op nieuw aan 't bewind. In September mobiliseerde Bulgarije, volgens enkele kortzichtigen tegen Turkije, maar Venizelos wist beter. Hij legde de koning een dekreet voor ter mobilisering van het Griekse leger en deze tekende. In een kamerzitting van 5 Oktober drong de minister nogmaals met kracht op de naleving van het met Servië gesloten verdrag aan, en na een uitvoerig debat, waarbij alle mogelike excepties werden opgeworpen, werd de zienswijze van Venizelos met een meerderheid van 50 stemmen goedgekeurd. Nu greep de koning opnieuw in en tans zonder een reden te hebben als de in Maart aangevoerde; hij verzocht de minister zijn ontslag te nemen. Deze week, maar beschouwde de daad van de koning terecht als een schending van de geest der konstitutie; al ontslaat ook volgens de Griekse grondwet de soeverein ‘zijn ministers naar welgevallen’, het gebruikmaken van dat recht op zulk een wijze is niet anders dan een daad van absolutisme. Nog verder ging de vorst door een maand later de kamer te ontbinden. Venizelos gevoelde dat hij de weg van revolutie werd opgedrongen; hij ontried zijn aanhangers alle deelneming aan de nieuwe verkiezingen, waarvan hij begreep dat zij onder de pressie van de regering | |
[pagina 436]
| |
een zeer onregelmatig verloop zouden hebben. Het resultaat was dat in plaats van 750.000 kiezers, gelijk in Junie van 't zelfde jaar, er tans niet meer dan 200.000 aan de stembus verschenen. Zo kreeg Konstantijn een gehoorzame kamer. Inmiddels had Bulgarije de 14de Oktober aan Servië de oorlog verklaard. Zij die 't verdrag met Servië tot nu toe als niet bindend beschouwd hadden, omdat het naar hun interpretatie uitsluitend tegen Bulgarije was gericht (er staat echter alleen ‘une tierce puissance’), konden zich van deze uitvlucht niet langer bedienen. Natuurlik vond men dadelik een andere: 't was nooit de bedoeling geweest om tegen Bulgarije te vechten wanneer 't met anderen verbonden zou zijn, dàt kon Griekenland niet wagen. Alsof men in 1913 het niet mogelik, ja waarschijnlik geacht moet hebben, dat een nieuwe oorlog groepen van staten, binnen en buiten het gebied van de Balkan, op elkander zou zien losstormen!... De Griekse regering ontzag zich niet ook onder deze omstandigheden haar neutraliteit te proklameren. De trouwbreuk was niet te lochenen, en te schandeliker omdat Servië kort voor de oorlog (Mei 1914), toen een konflikt tussen Turkije en Griekenland dreigde, aan de Porte had laten weten dat het in geval van oorlog niet onverschillig zou blijven. Hoe zwak de houding van kroon en regering was, blijkt uit een paar argumenten die Platykas aanvoert: 't behoud van de staat is 't hoogste recht, en zolang er geen organisatie is boven de staten, die hun regels van recht kan opleggen, moet in elk internationaal kontrakt stilzwijgend worden aangenomen ‘une clause de décharge temporaire’, ten bate van de staat die uit zelfbehoud er behoefte aan gevoeld. Ook heeft volgens hem Servië door bijna in 't geheel geen satisfaktie te geven op 't ultimatum van Oostenrijk-Hongarije(!), misschien wel de oorlog gewild... Wij kennen die redenering: ‘c'est le lapin qui a commencé’. Servië heeft gezwegen, in elk geval het verbond niet als verbroken beschouwd, hopend op betere dagen. Daardoor konden zijn ontredderde troepen door de Entente op Corfu worden gereorganiseerd; men bracht ze over naar eenGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 437]
| |
bevriend en verbonden land, dat alle hulp in oorlogsnood had beloofd. Er volgden nu achttien maanden van onrust en vernedering voor Griekenland. De Duitse propaganda deed al 't mogelike om, in de eerste plaats het leger, maar dan ook de burgerij, tegen de Entente en de politiek van Venizelos, herhaaldelik door een meerderheid in de Kamer goedgekeurd, op te zetten;Ga naar voetnoot1) de gezant von Schenk verklaarde dat de geallieerden daarbij zijn beste helpers waren, en hij had gelijk. Beloften aan Griekenland wisselden af met steeds hoger eisen van ontwapening, van uitlevering van schepen en spoorwegen, telkens gevolgd door 't half toegeven van de Griekse regering en door stijgende verbittering der bevolking, die hoe langer hoe meer onder Duitse invloed geraakte. Over Venizelos werd een vervloeking uitgesproken, zijn aanhangers werden gekweld en vervolgd, de koning regeerde als een absoluut vorst. De Entente, die in Roemenië en Griekenland reeds heel wat vijanden had gekregen toen (in Dec. 1914) openbaar werd dat Rusland zich Konstantinopel dacht toe te eigenen, verloor tans nog meer terrein door haar met hongersnood dreigende maatregelen van blokkade. De vrees voor Bulgarije was intussen nog even groot. In September 1916 verklaarde de minister Kalojeropoulos, hoewel anti-venizelist, zich in een kroonraad voor oorlog tegen Ferdinand, maar de koning ontsloeg hem en stelde in zijn plaats als zijn eerste minister, men mag wel zeggen als zijn werktuig, Prof. Lambros aan. Onder diens zwak bestuur kwam het tot een uitbarsting met de geallieerden. Een détachement Franse soldaten werd door Griekse troepen tussen Athene en de Piraeus aangevallen en moest met verlies van vele doden retireren. In de stad werd tussen burgers gevochten. Een kort bombardement, waarbij zorg gedragen werd dat geen andere slachtoffers vielen dan de bomen van 's konings grote paleistuin, volgde, en de tragedie eindigde voorlopig met een plechtig défilé voor de vaandels der Entente als boetedoening van de Grieken. Venizelos had enige maanden te voren met een deel van | |
[pagina 438]
| |
het leger de wijk genomen naar Saloniki, waar reeds in December 1915 de geallieerden zich hadden genesteld, ondanks een zwak protest van de Griekse regering. Zwak moest dat protest wel zijn, want het wantrouwen tegenover de Bulgaren, dat alle Grieken gevoelden, maakte voor hen 't bezetten van Saloniki door een sterk leger eigenlik een gewenste zaak; men wist en keurde goed dat Venizelos er op aangedrongen had. Tot in Junie 1917 heeft het geweifel van de Entente en het onbetrouwbaar toegeven en terugnemen van Griekenland geduurd. Eerst toen nam men doortastende maatregelen. Als kommissaris der Entente verscheen Jonnart met een vloot voor de Piraeus; hij stelde een eenvoudig ultimatum: bombardement en landing van een leger of 't aftreden van de koning ten gunste van een zijner zoons. De koning gaf toe en verliet spoedig het land, de blokkade werd opgeheven; korte tijd daarna kwam Venizelos bekleed met zijn vroegere macht terug. Verschillende personen die terecht of ten onrechte als hoofdschuldigen aan de politiek van Konstantijn werden beschouwd, moesten het land verlaten. De tweede zoon van de koning aanvaardde de 13e Junie de regering. De rust keerde weer in Griekenland en de dreigende hongersnood werd afgewend. Alles herademde, nu, gelijk het in partikuliere brieven heet, ‘Griekenland terug kon keren tot de weg van eer en welvaart.’ Het plan dat Venizelos nooit had opgegeven, kon van lieverlede uitgevoerd worden. Een Grieks leger heeft medegewerkt aan 't verslaan der Bulgaren en het bevrijden van Servië; het sterke fort Rupel aan de Stroema, dat in Mei 1916 door de Bulgaren was bezet, en de steden Serres, Drama en Kavalla die eveneens door hen, zonder tegenstand van Konstantijns regering, waren veroverd, zijn opnieuw met Hellas verenigd, zij 't ook in een toestand die bewijst hoe de Bulgaren ‘het voorlopig bewaren van gevaarlike plaatsen’ hebben opgevat. Zij zijn jammerlik geplunderd. Een herinnering aan de vroegere regering is nog het te Görlitz geïnterneerde vierde legerkorps der Grieken, dat de drie bovengenoemde steden had overgegeven. Het is niet noodig geweest bij de droevige gebeurtenissen van het jaar 1916 en begin 1917 lang stil te staan; wie uitvoerig ingelicht wil worden over het onwaardig bedrijf der | |
[pagina 439]
| |
kibbelende Grieken en geallieerden kan zijn gading vinden bij Gauvain en Platykas. Van meer gewicht komt het mij voor hier twee vragen te bespreken die voor de beoordeling van het geheel een beslissend karakter hebben: hoe waren de gevoelens van de grote meerderheid der Griekse bevolking, en in hoeverre kan de geweldpleging van de Entente verdedigd worden? Men weet dat vrienden van Duitsland de behandeling door Griekenland ondervonden, gelijk plegen te stellen met de handelwijs van Duitsland ten opzichte van België. In Augustus 1914 was Griekenland zeer stellig op de hand der geallieerdenGa naar voetnoot1). Voor Rusland heeft men er nooit sympathie gevoeld, maar des te meer voor Frankrijk en Engeland. Aan de Fransen gevoelen de Grieken zich verbonden door de hulp die zij bij hun nooit volkomen gestaakte strijd tegen de Turken hebben ondervonden, maar meer nog door overeenkomst van aanleg. In Athene komt men nog met Frans de wereld door; een Griek te Parijs heeft met niet zo heel veel overdrijving kunnen zeggen dat de salontaal in Athene noch ‘gezuiverd’ Oudgrieks, noch de volkstaal van onze tijd, maar Frans is. Het Italiaans, dat vroeger in de Levant de verkeerstaal was, is meer en meer verdrongen door het Frans, niet het minst door de menslievende werkzaamheid van de Franse geestelike orden in de door Grieken bewoonde delen van Klein-Azië. Door die oude liefde voor Frankrijk is te verklaren dat de dwangmaatregelen, vooral door Franse troepen genomen, geen diepe wrok hebben nagelaten. De kranten die in 1916 jubelden over de slag die de Grieken aan de Franse troepen te Athene hadden toegebracht, waren vooral trots omdat men zich gemeten had met ‘les héros de Verdun.’ Met Engeland bestaat zulk een gevoel van natuurlike verwantschap niet, maar het is 't land dat door zijn machtige vloot voor 't maritieme Griekenland de sterkste vriend kan zijn. Ook heeft 't filhellenisme der Engelsen en meer nog hun anti-Turkse politiek, een gevoel van dankbaarheid en vertrouwen doen ontstaan dat veel vergeeft. Toen ik gedurende de Boerenoorlog tegenover Grieken 't onrecht en de wijze van oorlogvoeren der Engelsen hemel- | |
[pagina 440]
| |
tergend noemde, werd mij geantwoord dat ik eigenlik gelijk had, maar dat zij als patriotten Gladstone niet konden vergeten voor Chamberlain. Slechts een hunner, de dichter Palamas, koos openlik partij voor de Boeren in een van geestdrift gloeiend lied op de helden van Zuid-Afrika. Duitsgezind waren in 1914 voornamelik de koning en zijn omgeving, waaronder behalve de hofkringen ook de hoofdofficieren van 't leger begrepen moeten worden. Natuurlik had men ook in andere kringen, vooral onder de geleerden, bewondering voor de Duitse wetenschap, maar deugden en gebreken der beide volken zijn te verschillend dan dat zij zich tot elkander aangetrokken voelen. De vriendschap tussen Duitsland en Turkije deed het overige. Zelfs mannen die in Duitsland hadden gestudeerd en in hun boeken de duidelikste blijken van Duitse invloed tonen, verzekerden in een intiem gesprek dat de Duitse geest hun onbegrijpelik was. Wat alle Grieken gemeen hebben, is hun afkeer van Bulgaren en Turken, in wie zij van den aanvang af de openlike of geheime bondgenoten van de Centralen zagen. Dit alles moet men in 't oog houden om te begrijpen dat Venizelos, al beriep hij zich op een geheim verdrag met Servië, een verdrag dat buiten het volk om gesloten was, toch in waarheid een politiek voerde die op het gevoel van de natie was gebaseerd. De houding van de Entente, eerst haar marchanderen met Bulgarije en daarna haar gedrag tegenover Griekenland, heeft de stemming wel gewijzigd, maar niet blijvend. Een vriendschap van een eeuw wordt niet door verongelijking gedurende enkele jaren te niet gedaan, als de band niet uitsluitend door verstandelike overwegingen gesloten is. Geen volk heeft 't jonge Griekenland meedogenlozer bespot dan de Fransen, maar de satiren van About en de ironie van reisverhalen als die van Deschamps en Pernot worden vergeten en vergeven, terwijl de teorieën van de Tiroler Fallmerayer, die de echtheid van de Griekse stamboom ontkende, nog na bijna een eeuw hun verontwaardiging opwekt. De tijdelike impopulariteit van Venizelos te Athene, zich uitend in 't anathema door de geestelikheid uitgesproken, moet men niet met onze Westerse ogen beschouwen en die vervloeking niet al te zwaar opnemen. Zij is veeleer een | |
[pagina 441]
| |
fraai dramaties gebaar geweest, dat lucht gaf aan de ontstemming. De Grieken leven sneller dan wij en ook de Oudheid kent voorbeelden genoeg van een verrassend omslaan der volksmening. Bovendien, elke magiese handeling kan ongedaan worden gemaakt. De Grieksche folklore verhaalt van 't gebruik om als 't uur van sterven nadert wat zout te werpen in een glas water, met de wens: ‘Zo mogen de vervloekingen die ik in mijn leven uitgesproken heb, krachteloos worden’. Misschien is voor Venizelos het zout reeds in het water geworpen. En nu de tweede vraag. De geallieerden beroepen zich op drie argumenten ter verdediging van hun gedrag. 1o. Frankrijk, Engeland en Rusland waren, van de oprichting af, voor de Griekse staat beschermende en waarborgende mogendheden (‘puissances garantes’ is de term van het protokol), die de dynastie hebben ingesteld en voor de handhaving van de staatsregeling behoren te waken; wanneer de koning de konstitutie schendt is 't hun plicht in te grijpen. 2o. De meerderheid van het Griekse volk, vertegenwoordigd door 't ministerie Venizelos, verlangde het naleven van 't met Servië gesloten verbond en heeft onze hulp ingeroepen. 3o. De veiligheid van 't leger te Saloniki, dat streed voor de belangen van Servië en het daarmee verbonden Griekenland, werd bedreigd door de handelingen van Konstantijn, die het duidelik gebleken voornemen had om, als een Duits-Bulgaars offensief tot diep in Macedonië drong, ons leger in de rug aan te vallen. - Bij 't eerste argument mag men vragen of de Entente even nauwgezet voor de konstitutie was opgekomen als die eens in haar voordeel was geschonden, al wordt door die vraag de rechtsgrond niet ontkend. Maar de zwakheid van de verdediging op dit punt ligt hierin dat eerst te elfder ure men die plicht gevoeld heeft, nadat door beloven en dreigen tegenover Bulgarije en Griekenland beide naties als gelijken waren behandeld. Veel sterker zijn de beide andere argumenten. Inderdaad verdedigde de Entente te Saloniki niet alleen haar eigen belangen, maar 't wel en wee van Servië en Griekenland, en dat in overeenstemming met de duidelike wens van een wettig besluit der Griekse volksvertegenwoordiging. Het is alleen onbegrijpelik dat die expeditie naar Saloniki in Frankrijk zo veel tegenstand | |
[pagina 442]
| |
heeft moeten overwinnen; de uitkomst heeft bewezen hoe juist de blik was van Briand, die, o.a. tegen Clemenceau, haar noodzakelik achtte. Aan die tegenstand en aan de zwakheid der Entente in de eerste jaren van de oorlog is het toe te schrijven dat zij met onvoldoende strijdkrachten werd ondernomen, waardoor weer de aarzelende houding tegen Griekenland verklaard wordt. Dat de Entente reden had om koning Konstantijn te wantrouwen, is zeker. Zijn sympathie voor Duitsland was bekend en hij begon hoe langer hoe meer de allures van zijn keizerlike zwager aan te nemen. De toespraken die hij tot zijn soldaten hield om hun blinde gehoorzaamheid aan de persoon van de monarch in te prenten, deden denken aan de krijgshaftige welsprekendheid waardoor Wilhelm van tijd tot tijd de wereld placht te verschrikken of te vermaken. Gauvain (blz. 106) beweert dat in de bureaux van het vierde legerkorps, dat zich door de Duits-Bulgaarse troepen liet interneren, dokumenten gevonden zijn die bewijzen dat onder het ministerie Skouloudis (voorjaar van 1916) een overeenkomst was gesloten met de vijanden der Entente. Men heeft mij gezegd dat er nog andere overtuigende stukken in 't bezit der Fransen zijn, die men voor als nog niet publiek wil maken om de herstelde eendracht van het Griekse volk niet opnieuw in gevaar te brengen. Wat hiervan zij, de vrees voor verraad was bij de Entente aanwezig en hun maatregelen krijgen daardoor het karakter van uit noodweer te zijn geschied. Tevens blijkt hieruit hoe onjuist de vergelijking is met het geweld dat België is aangedaan. België heeft vastberaden weerstand geboden aan een lang voorbereide, voortreffelik georganiseerde aanval op de bezworen neutraliteit, Griekenland heeft geleden onder de onvastheid van de politiek der geallieerden, die de trouwbreuk aan haar bondgenoot Servië gepleegd en door de minderheid van het Griekse volk goedgekeurd, heeft geduld. Veel onheil is over Griekenland gekomen, niet omdat het een klein, maar omdat het een verdeeld land was. Die verdeeldheid is voor een groot gedeelte te wijten aan de vorst, die, zij 't ook met goede bedoelingen, heeft willen regeren tegen de tradities van zijn volk.
D.C. Hesseling. |
|