De Gids. Jaargang 82
(1918)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Opvoedend volksrecht.I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vergeten!) komt men meer en meer tot het besef dat de eenig afdoende wijze om te weten te komen wat iemand wil, is (ei van Columbus!) hem zulks op den man af te vragen. Alle andere middelen laten twijfel over, doen halve waarheid kennen, nooit de heele, zuivere waarheid. Aldus burgert zich ook ten onzent langzaam maar zeker het referendum in; dat volksrecht, thans in Zwitserland zóó populair, dat volgens den zeer bevoegden Theodor Curti ‘keine politische Partei und Gruppe mehr zu finden ist, die es zu bestreiten wünschte’.Ga naar voetnoot1) Over het zwitsersche referendum in het bijzonder, en over het referendum in het algemeen, is veel geschreven. Goed en afdoende. Maar zonder in het minst de verdiensten dier studies te willen verkleinen, ongaarne zou ik een referendum uitschrijven over de vraag: welke dezer het minst-onleesbaar is voor niet-deskundigen? (De vraag: meest-leesbaar? is heelemaal niet te stellen!) Want vermoedelijk zoude de stembus slechts blanco-billetten bevatten. Het is trouwens niet de schuld der samenstellers van die geschriften, dat zij het groote publiek niet trekken. Wat minder aanlokkelijk ook dan lange kolommen ja's en neen's, dorre opsommingen van wetten en besluiten? Maar hoe op andere wijze uiteen te zetten de beteekenis van dit instituut van zelfregeering?Ga naar voetnoot2) Schrijver dezes zoude dan ook geenszins wagen voor den | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Gidslezer te treden met beschouwingen omtrent het referendum, indien niet toevalligerwijze twee volksstemmingen, onlangs te Genève gehouden, een zóó frisschen kijk gaven op deze echt democratische instelling, zóó ver ons houden buiten de bekende duffe politieke sfeer, daarenboven werden voorafgegaan door zulke Homerische krachtmetingen, dat beide steekspelen zelfs waardig zijn door vrouwenoogen te worden gadegeslagen.Ga naar voetnoot1) Trouwens deze referendums zijn ook voor ons, Nederlanders, niet geheel zonder beteekenis. Want als 't eenmaal vrede is: hoe zullen landgenooten zich haasten in de bergen te verdroomen het doorgestane leed! Waterlanders trekt van zelf het Léman-meer; en ook Genève zal dan bezocht worden - natuurlijk per boot. Doch wie met dit stofvrije vervoermiddel de stad nadert: hoe kwetsen, na al die sierlijk gebogen, bekoorlijk bewassen oevers, de fel in 't zonlicht blinkende, eindelooze, strakke kaden met haar magere boompjes en protzige hotels! Nog veel vreeselijker zoude echter de indruk zijn, indien niet het eerste der bedoelde referendums een einde had gemaakt aan de linieerpest, welke in de negentiende eeuw ook Genève had aangestoken. De tweede volksbeslissing - evenzeer van aesthetischen aard - is voor den vreemdeling van meer praktisch belang. Zij heeft nl.: betrekking op het teergevoeligst plekje van den mensch. (Niet het hart, dames, dat kan tegen een stootje!) Dit referendum toch vernietigde een wet, welke den argeloozen kiespijnlijder gevaar deed loopen, zijn mond bewerkt te zien door allerminst hiertoe bevoegden. Rustig, nu te weten dat men even veilig zijn gebit, als zijn horloge, kan doen herstellen in de veste van Calvijn! | |||||||||||||||||||||||||||||||
I.Zie hier de aanleiding tot eerstbedoeld referendum: Eenige jaren geleden kocht Genève met steun van vermogende ingezetenen een groot buiten, gelegen langs den zuidelijken oever van het meer, op een kwartier afstands van de steeds | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zich uitdijende huizenpodding. Opengesteld als volkstuin, stroomt naar dit Parc des Eaux Vives op feestdagen en in de avondkoelte een steeds aangroeiende menigte. De publieke weg, welke de eenige toegang vormt tot het park, loopt langs het meer; is twaalf meter breed; dus veel te smal voor zulk een zondagsverkeer. Boomrijen en tramrails verminderen daarenboven de beschikbare ruimte. - In 1912 vroeg derhalve de kantonale regeering bij de volksvertegenwoordiging een crediet aan ten einde een gedachtenwedstrijd te kunnen uitschrijven omtrent de beste oplossing der moeilijkheid. Verbreeding van den weg aan de landzijde was uitgesloten; er zoude dus eenige aanplemping dienen te geschieden in het meer. - De commissie van kamerleden, die het regeeringsvoorstel moest beoordeelen, keurde zulks goed, doch gaf in overweging in het program uitdrukkelijk voor te schrijven, dat ook de nieuwe oeverlijn bochtig moest zijn. Algemeen toch begon men te griezelen van de voorvaderlijke rechtlijnigheid. De kamer vereenigde zich met dit denkbeeld. Zoo min mogelijk af te wijken van het bestaande, slechts het hoogst noodige te verrichten ter verbetering van den toestand, ziedaar wat zij de regeering aanbeval. Maar de minister van openbare werken dacht er anders over. - Eigenlijk geef ik den betrokkene hier niet den titel, welke hem toekomt. Want de kantons zijn soeverein, (even als voormaals ten onzent de provinciën); de Conseil d'Etat, van welke de directeur der openbare werken lid is - het kantonale dagelijksch bestuur, - mag men dan ook niet vergelijken met onze Gedeputeerde staten: deze Raad van State is drager der souvereiniteit; en dus wel verre van hem te vleien, vernedert men het hoofd van de afdeeling der openbare werken, met hem den ministertitel te geven. Doch daar volgens hollandsche begrippen een minister iets heel hoogs is, wordt nog het best door dezen titel zijn ambt geteekend. De minister nu had groote plannen, en waar de kamer één vinger gaf, nam hij de heele hand. Allerlei wenschen konden nu verwezenlijkt worden! Dames en heeren snakten naar een groot zwembad in het meer; zeil- en roeivereenigingen zochten een veilig onderkomen. Wat, indien vaste tribunes gelegenheid gaven om waterwedstrijden en vuurwerken wèl- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
beschut gade te slaan? En zouden watervliegtuigen niet het vreemdelingenverkeer bevorderen? Daartoe zijn bergloodsen noodig. (Onderduikbooten waren toen nog niet populair; bleven dus buiten beschouwing.) Om ook het mindere kiezersvolk zijn deel te geven: speeltuinen, groote grasvlakten, waarop men zich vrijelijk konde bewegen. En voor de toekomstige kiesgerechtigden: een vijver of kom, zooals in de tuin der Tuilerieën te Parijs, waarin de kinderen scheepjes doen varen, zorgzame moeders ten spijt. Van de Tuilerieën richtte zich vanzelf de blik naar Versailles. Waterwerken?... In alle geval, voor hoog en laag, voor alle standen: een schitterend café aan den oever van het Léman-meer! Zoo verbreedt zich van lieverlede in het program de ontworpen toegangsweg tot een landaanwinning, welke zelfs Nederland geen oneer zoude aandoen. Zeventien kunstenaars tijgen aan het werk, en brengen 's ministers gedachten in beeld. De jury, door dezen voorgezeten, en verder bestaande uit twee bouwkundigen, een schilder en een tuinarchitect, kent den prijs toe aan een ontwerp, waarin - blijkens het rapport - vooral bekoorde le rendu sobre et distingué du pavillon des rafraîchissements. Terloops merkt het verslag op, dat de voorgenomen verbreeding van den toegangsweg tot het park des Eaux-Vives wel ietwat in de knel komt (zelfs over een groot deel der lengte niet met een dubbele boomenrij kan prijken!) doch wat beteekent een afwijking van het oorspronkelijk doel, waar zooveel nieuwe heerlijkheid wordt geboden! In zijn enthousiasme had de (trouwens in dezen niet deskundige) jury vergeten het bekroonde ontwerp uit een waterstaatkundig oogpunt te bezien. Gelukkig waarschuwde in een vlugschrift een buitenstaander: drager van den beroemden naam de Saussure, de kamer dat werd het ontwerp wet, de toegang tot Genève voor de scheepvaart bemoeilijkt zoude worden, dat daarenboven de voorgestelde roei- en zeilhaven onbeschut lag, en dat het onderhoud der kaden wegens den golfslag grooter uitgaven zoude vorderen dan het geval ware geweest bij oordeelkundiger gekozen richting. Dit bekoelde eenigszins de voorstanders. Ook had men in het algemeen bedenking tegen de gestrektheid der kaden, welke | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
in spijt van het oorspronkelijke voorschrift, de aanplemping zouden omlijnen. De regeering vreesde daarenboven dat de kamer het plan te duur zoude vinden; en dus ging de minister zelf voor de teekentafel staan, trok zuinigheidshalve de ontworpen oeverlijn wat landwaarts terug, gaf hier een deuk aan de kade, bobbelde die elders wat naar buiten, en veranderde zoo den indruk - althans op papier. Want meer ervarenen ontkenden dat bij uitvoering het algemeene aanzicht verbeterd zoude blijken. Het aldus door den minister gewijzigde plan werd aan de kamer ter goedkeuring aangebodenGa naar voetnoot1). Deze benoemde uit haar midden een commissie tot voorlichting. Heet schijnt het te zijn toegegaan in deze commissie; zoo heet zelfs, dat hare meerderheid besloot een eigen, zuiniger plan te stellen tegenover het officieele. Hoeveel zuiniger? Moeielijk te zeggen, daar de regeering het overbodig had geacht bij haar wetsvoorstel een begrooting te voegen. Zij meende dat het plan genoegzaam zich zelf zoude bedruipen: er wordt veel in Genève gegraven en gesloopt; de grond- en puinstortingen zouden dus kosteloos voor het aanplempen zorgen. Hoogstens ware een fr. 20.000 per jaar uit te geven. Wel bewees een rekengenie, lid der kamer, dat op deze wijze het minstens vijftien jaar zoude duren, vóórdat de verlangde toegangsweg werd verkregen, en dan toch nog, krap genomen, een zestal tonnen gouds met grond- en kadewerk gemoeid zouden zijn; de regeering liet zich niet uit het veld slaan, en hield haar medelid, den minister van openbare werken, de hand boven 't hoofd, overtuigd van den steun harer kamermeerderheid. Zóó vertrouwelijk ging het goevernement om met diens parlementaire vriendjes, dat eens, toen na hevige aanvallen, de zitting gesloten werd en de minderheid vertrok, ministers en partijgenooten achterbleven in de zaal, om in een onder-onsje verdere verdedigingsmiddelen te beramen. Met groote moeite wist de commissie eindelijk de kamer te bewegen, alvorens te beslissen, het terrein in oogenschouw | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
te nemen. Het ministerieele ontwerp zoude dan vooraf in het water worden uitgezet; de leden zich dus kunnen overtuigen dat de commissie dat plan terecht afkeurde. Gegeven den geringen afstand, had men wel eerder tot die wandeling kunnen besluiten! Doch beter laat dan nooit, en inmiddels (Juli) was 't mooi weer geworden voor uitstapjes. Vroeg 's morgens zoude gezamenlijk de tocht worden ondernomen; in de koelte. Te twaalf ure (velen houden te Genève nog de aartsvaderlijke gewoonten in eere) ware en-corps te Eaux-Vives te spijzen. 's Namiddags in stad teruggekeerd, kon in kamerzitting de beslissing genomen worden. Voor den wijn bij 't noenmaal zoude zorgen het gemeentebestuur van Eaux-Vives. Dat bestuur voelde nl. veel voor zoo'n nieuw kermispark op zijn terrein, en wilde zulks door het aanbieden van den eerewijn kenbaar maken. Booze tongen beweerden zelfs dat ook het diner à fr. 2.50 door de gemeente werd bekostigd, doch dit is niet waar; de kamerleden hebben zelf de rekening betaald. En wat den wijn betreft, vergete men niet dat in den omtrek van het Léman-meer de gemeenten wijnbergen en wijnkelders bezitten; zoo'n gulheid dus niets verdachts heeft. Dies togen op den 7en Juli 1915 de honderd vertegenwoordigers van het kanton Genève welgemoed op weg.Ga naar voetnoot1) 't Ging heel gezellig toe. Wie ooit het voorrecht had samenkomsten bij te wonen, aan welke verbonden is een middag- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
maal, weet hoe zoo'n heerlijk vooruitzicht zelfs kalmeert de meest ontvlambare gemoederen. Niemand wil booze gezichten tegenover zich aan tafel zien; dat bederft eigen eetlust. En er was alle reden om zich ditmaal over te geven aan het tafelgenot. Voorstellen worden te Genève eerst bij derde lezing wet; al ware straks dus te stemmen, tijd bleef er te over om zich te ontnuchteren vóór de eindbeslissing! Vooral ditmaal was het zeer gelukkig dat het vooruitzicht op den gezamenlijken feestmaaltijd de wandelende beoordeelaars genadig stemde. Want anders! Nauwelijks toch op het terrein aangekomen, of de afgevaardigden hadden alle reden om zich te verbazen, en weldra inwendig te koken. Wat immers was het geval? In plaats van één uitbakening, stonden er in het meer twee! Alleen de commissie wist het raadsel op te lossen: Beide uitzettingen gaven hetzelfde, officieele plan aan; maar ieder op andere wijze. De haast schuchter onderduikende, magere twijgjes - het dichtst bij den oever - had de minister in het meer doen planten: deze duidden aan de kruinlijn der aanplemping. Zulks is in den regel voldoende; doch hier werd daardoor een min juist denkbeeld gegeven van de grootte der in te nemen watervlakte. Het aan te winnen terrein zoude nl. zéér flauw afglooien; derhalve ettelijke tientallen meters verder in het water de kade komen te liggen. Daarom had de commissie zich den vorigen avond gehaast in het schemerdonker de werkelijke nieuwe oeverlijn uit te zetten met flinke staken, waaraan vlaggen fier wapperden. Nu kon iedereen zich overtuigen hoever de werkelijke waarheid afweek van de officieele! En... zich wederzijds ergeren! Doch de kamerleden hielden zich goed. Ook aan het noenmaal. Druk zelfs werd getoast. Maar daarna, in de middagzitting der kamer!! Jamais séance du Grand conseil ne fut plus tumultueuse merkt een verslaggever op. Eigenlijk waren andere onderwerpen eerst aan de orde. Maar zóólang konden de leden zich niet inhouden. Over en weer werpt men zich beschuldigingen tegen het hoofd, of voor de voeten. (De lezer kieze welke beeldspraak hij het fraaist vindt). Het lid Ador - de in gansch Europa bekende voorzitter van het Roode kruis (dezelfde die onlangs te Bern een pleister moest leggen op de wonde door het lid van den | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
bondsraad Hofmann geslagen aan de zwitsersche neutraliteit) tracht olie te gieten op de hooggaande golven, geeft in overweging de verdere behandeling uit te stellen totdat... eene officieele begrooting van het plan is opgemaakt. Doch een ander afgevaardigde (wellicht nog in wijnstemming) duwt den eerwaardigen grijsaard toe: C'est un peu puéril! Eindelijk, na de gebruikelijke verdachtmakingen, wordt de beraadslaging gesloten, en het zuiniger ontwerp der commissie met 55 stemmen verworpen. Slechts 27 leden stemden vóór, 5 onthielden zich. Vervolgens nam de kamer in eerste lezing het regeeringsontwerp aan. Dit laatste verwondere niet. De linkerzijde - de regeeringspartij - stemde als één man voor. Nous devons soutenir le Conseil d'Etat, gaf onomwonden een partijganger te kennen. Een ander - blijkbaar bevreesd voor verdere pijnlijke onthullingen - wenschte zelfs de gedachtenwisseling te smoren: S'il y a des patriotes, ils doivent faire leur possible pour que les séances du Grand conseil soient écourtées! (Wijn maakt openhartig!). De overige partijen stemden verdeeld: feitelijk was het commissie-plan òòk verre van fraai. - Vier dagen later (een zaterdag) holde de kamer door de 2e en de 3e lezing, en ten slotte werd met 44 stemmen vóór en 17 tegen het ministerieele ontwerp tot wet verheven. | |||||||||||||||||||||||||||||||
II.Dus had het parlement zijn laatste woord gesproken. Maar niet het volk! Dat een parlementaire meerderheid geenszins altijd beduidt eene volksmeerderheid, zoude weldra blijken. Reeds den eersten werkdag na de beslissing kwamen in de ruime Victoria-hal te samen wien het bedreigde stadsschoon ter harte gaat. Een architect leidt de vergadering; aan het slot wordt een comité gevormd, dat de noodige handteekeningen voor een initiatief-referendum zal verzamelen. De Geneefsche kantonale grondwet toch bepaalt, dat indien 2500 stemgerechtigde burgers over een wet de volksbeslissing begeeren in te roepen, de regeering het referendum moet uitschrijven. Binnen een week was het comité gereed met de voorbereidende werkzaamheden; een manifest opgesteld aan de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
burgerij; op zestig plaatsen (in boekwinkels, sigarenwinkels, koffiehuizen) de lijsten ter teekening neergelegd. Zouden een voldoend aantal burgers gehoor geven aan den noodkreet? Moeilijk te beantwoorden vraag; want Genève is geen stad van lanterfanters. Er wordt hard gewerkt. Wel eischt hare nijverheid smaak en vernuft; maar toch: wie heeft tijd zich het hoofd te breken over de al dan niet rechtlijnigheid van kaden! Daarenboven liet het comité het volk niet kiezen tusschen een mooier en een leelijker oplossing: het deed geenerlei tegenplan aan de hand. De verwerping van het officieele plan zoude dus enkel een negatief gevolg hebben. Wat er ten slotte wèl zoude komen, bleef onbeslist. Slechts een veertiental dagen konden de lijsten ter teekening liggen. Want den 13 Augustus (één maand na de aanneming der wet door de kamer) verliep de termijn, waarbinnen het referendum was aan te vragen. En minstens een drietal dagen te voren waren de lijsten te sluiten, daar de betrokken gemeentebesturen de handteekeningen moeten legaliseeren. Anders weigert de kantonale kanselarij deze te erkennen als geldig. De uitkomst overtrof echter alle verwachting. Niet minder dan 6200 handteekeningen waren bijeengebracht; meer dus dan dubbel het vereischte aantal! Het grootste getal zelfs, dat in de laatste jaren onder een referendum-aanvrage was geplaatst. Wel een bewijs hoevelen de schoonheid van het Léman-meer ter harte ging. Thans was dus de regeering verplicht het referendum uit te schrijven. Alsdan wordt aan ieder stemgerechtigd burger een afdruk toegezonden van de wet waaromtrent te beslissen valt. Die afdruk is verzeld van eene korte toelichting, zoodat ieder kiezer zelfstandig de zaak kan beoordeelen. Belangstellenden kunnen natuurlijk hunnerzijds ook eigen toelichtingen ronddeelen of op andere wijze het volk voorlichten. In het onderhavige geval organiseerde het comité voordrachten met lichtbeelden. Inderdaad hier het beste middel, aangezien in dezen het oog moest oordeelen. En te meer diende zich het comité te roeren, omdat enkel aan het werken gingen de politieke partijen, welke de regeering steunden; de andere daarentegen besloten zich neutraal te houden, daar dit referendum geen staatkundig onderwerp betrof. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Openlijk trokken de socialisten partij voor de wet: deze voorzag immers in volks-speeltuinen en speelplaatsen? De machtigste steun der regeering - de radicale partij - achtte een andere houding voordeeliger: niet openlijk de wet te steunen, doch te trachten de kiezers in verwarring te brengen door uitzicht te geven op een herziening van het bestreden plan. Zij zoude nl. als de wet bij volksstemming werd goedgekeurd, de kamer voorstellen een groote commissie te benoemen uit alle partijen, ten einde nog eens grondig en bedaard te onderzoeken of betere oplossing mogelijk ware.Ga naar voetnoot1) Eigenlijk vond het comité alleen openlijk steun bij de zwitsersche Heemschut en eenige bouwkundige vereenigingen. Doch des te sterker pleit de uitslag van het referendum voor het zelfstandig oordeel der kiezers. Want 7445 burgers verwierpen de wet; slechts 3075 stemden voor haar behoud. Ook de gemobiliseerden - hoe ver ook buiten hun kanton gelegerd - verzuimden niet hun plicht. Door bemiddeling der corpscommandanten verwierpen 265 de wet, slechts 63 keurden haar goed. Gaat men den uitslag in onderdeelen na, dan blijkt dat in alle gemeenten van het kanton de verhouding der voor- en tegenstemmers genoegzaam dezelfde was. In de gemeente der Eaux-Vives, welke dan toch het meeste voordeel zoude trekken van het kermispark, stemden van de 3076 kiesgerechtigden slechts 444 voor de wet, doch 727 tegen. De minister van openbare werken is niet wegens dit afkeurend votum heengegaan. Zoo iets is in Zwitserland | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
geen gewoonte. Wel trok hij zich het volgend jaar vóór de verkiezingen terug en verloor daardoor zijn ambt. Want allang pakten zich wolken boven hem samen. Zeer kwalijk nam men hem het voorgevallene met den bouw van het Palais électoral; een vergader- en tentoonstellingslokaal, oorspronkelijk veel te grootsch ontworpen, en waarvan het daarna vastgestelde zuiniger plan ten slotte even duur werd als het afgekeurde. Ook bij de prijsvraag voor den pont Butin - een brug waarvan de aanleg mogelijk werd door een groot legaat - was door misleidende begrootingswijzen aan het onvoordeeligste ontwerp de voorkeur gegeven. Doch dit alles is voor ons van geen belang; alleen worde nog aangeteekend, dat de vriendjes den afgetreden minister in een andere staatsbetrekking onder dak brachten. Doch dat is niet iets speciaals zwitsersch. Afgaande manen worden tot sterretjes verknipt, dat leerden wij reeds in onzen kindertijd. Het comité besloot waakzaam te blijven. Doch de uitzichten zijn nu heelemaal veranderd. In 1916 toch schonk de eigenaar van het landgoed la Grange, zijn vorstelijke bezitting aan Genève, te aanvaarden bij den dood. Deze is onlangs ingetreden, en zoodoende de gemeente eigenaresse geworden van het heele terrein, dat het Parc des Eaux-Vives scheidt van de stad. Zoodoende zijn andere en fraaiere oplossingen van het vraagstuk mogelijk geworden, zonder het meer te bederven. | |||||||||||||||||||||||||||||||
III.En nu de tanden! Doch de lezer zal mij zeker gaarne vergunnen dit onderwerp korter te behandelen. Trouwens, hij weet thans voldoende dat de geneefsche parlementaire zeden op die van andere beschaafde volkeren gelijken als droppelen water op elkaar. Wij voelen ons dus thuis, en alleen het hoogst noodige is mede te deelen. Het thans te behandelen referendum beoogde te beletten dat afgeweken werd van de zeer nuttige en noodige wet op de uitoefening der geneeskunde van 11 October 1905. Deze verbood de tandheelkundige praktijk zonder vergunning; eene vergunning afhankelijk van het bezit van erkende diploma's. Onbevoegde helpers (assistents) mochten in geen geval de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
patienten behandelen, ook niet onder toezicht van gediplomeerden met vergunning. Zulke assistenten moesten zich bepalen tot het maken van gebitten enz. in de werkplaatsen der tandheelkundigen - een beroep, waarin zij trouwens fr. 300 à fr. 500 's maands konden verdienen. Zwitserland deelt met ons gemeenebest de twijfelachtige eer het record te houden van slechte tanden. Zijn hieraan schuld de vele huwelijken tusschen bloedverwanten, het eten van zoetigheid? In alle geval, Zwitserland is een goudbron voor tandmeesters. Het kanton Genève bijv. kan 64 gediplomeerden voeden, terwijl 20 à 30 - wellicht nog meer onbevoegde helpers hen oogluikend dapper ter zijde staan. Den goed betalenden client helpt de baas; de anderen voor lager tarief de knecht. Nog vernuftiger oplossingen werden uitgevonden: Er zijn assistenten, die gedekt door den naam van een gediplomeerde, zelf inrichtingen openden. De naamgever ontvangt dan een tantième. Een ander tandheelkundig gediplomeerde heeft in verschillende gemeenten zijn bordje aangeslagen, komt op bepaalde dagen, laat verder zijn helpers zorgen. Ook hebben gediplomeerden zich met assistenten geassocieerd. Zelfs, omgekeerde wereld: een assistent had een gediplomeerd tandarts in dienst genomen! Natuurlijk hingen belanghebbenden dit alles niet zelf aan de groote klok. Doch aangezien de arm der geneefsche justitie ietwat krachteloos bleek, besloten de eerlijke tandartsen (ongeveer de helft van het geheele aantal) die in hun beurs danig de oneerlijke praktijken gevoelden hunner collega's, zelf aan het speuren te gaan, en het openbaar ministerie tot vervolging der overtredingen te noodzaken. Wat nu? Aan de wet te gehoorzamen en het bijltje er bij neerleggen, of juister: het boortoestel? Voordeeliger ware het de wet te wijzigen in plaats van de zeden! En een tandarts, lid der kamer, werd bereid gevonden een wet in te dienen, welke den bestaanden toestand zoude bestendigen. Wie zonder aanleiding tot klachten te geven - dus zonder betrapt te zijn - onbevoegd het vak had uitgeoefend, mocht zulks voortaan doen openlijk en met opgeheven hoofde. Pleizierig voor de eerlijke gediplomeerden, die zich niet van zulke helpers bedienend, daardoor minder winst behalende, zoodoende als prijs hunner stiptheid voorgoed zouden achter- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
staan bij gewetenlooze collega's! Want ik behoef den lezer er niet op te wijzen dat tanden vullen en trekken slechts een klein onderdeel uitmaakt van het moeilijke bedrijf; dat eene onoordeelkundige behandeling van mondziekten het geheele lichaam schromelijk kan schaden. Zich aan een onbevoegde over te leveren, staat dus min of meer gelijk met een zelfmoord. Wie zich warm maakten voor het ontwerp-Emery? (aldus heette de voorsteller). De uiterste linkerzijde, waartoe ook de voorsteller behoorde. Deze zag daarin eene bescherming van den kleinen man. Niet erg logisch: immers nog kleiner man dan de assistenten, was het volk, dat zich door hen moest laten bedienen. Doch zulke patiënten klagen in stilte, loopen niet de deur plat der kamerleden, zooals de bedreigde helpers. Deze waren trouwens zoo zeker van hunne overwinning, dat zij openlijk een syndicaat vormden. Nog een eigenaardige categorie van kamerleden nam het op voor de onbevoegden. Zeventien advocaten zetelden in het wetgevend lichaam; tien dezer waren in verschillende overtredingszaken hun voorspraak geweest. Dat daarentegen de medische wetenschap niet protesteerde in de kamer, verwondere geenszins: Geen geneesheer had daarin zitting. Den lezer worden gespaard de debatten over het wetsontwerp, de voorgestelde en verworpen amendementen. Een ieder kan geacht worden de knepen te kennen waarmede partijen wetsvoorstellen weten door te drijven. Niet lang werd geredekaveld; de kamer was ‘stervende’; een verkiezing was op zicht; de beraadslagingen werden dus verkort ten einde niet met ledige handen voor de kiezers te komen. Den 4en November 1916 (de 2e en 3e lezingen werden op één zitting afgeraffeld) werd het voorstel-Emery wet.
Niet dadelijk konden weldenkenden beginnen te werken voor een referendum. De op handen zijnde verkiezing nam alle aandacht en alle krachten in beslagGa naar voetnoot1). Eerst na afloop | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
kon men denken aan het verzamelen van handteekeningen. Zouden de afgebeulde kiezers zijn op te wekken tot nieuwen burgerdaad? Wederom bewees de uitkomst, dat het eenige middel om een antwoord te verkrijgen, is: dat te vragen. Hoewel de beschikbare tijd ditmaal wegens de zooeven medegedeelde reden zeer kort was, bleken 5342 burgers bereid het referendum aan te vragen; weer het dubbele van het wettelijk vereischte aantal. En wederom was het comité, dat deze zaak aan het rollen bracht, geen politiek onder-onsje. Hoogleeraren in de geneeskunde en dokters sprongen in de bres voor de volksgezondheid. Trouwens, dat is het mooie van het referendum: ieder waarachtig burger voelt zich gedrongen zelf de hand aan het werk te slaan; weet ook dat hij gehoor zal vinden, weerklank bij gelijkerwijs denkenden. En hier bevestigde zich volkomen wat de bekende zwitsersche wijsgeerstaatsman Hilty eens neerschreef: ‘Zelfs het best samengestelde parlement vereenigt niet alle specialiteiten, noodig tot het maken van inderdaad goede wetten. Zulke specialiteiten bevinden zich daarentegen steeds in het volk: want “het volk” is de geheele burgerij. Wordt dus een wet onderworpen aan het volksoordeel, dan staan van zelf overal specialisten op om hunne medeburgers voor te lichten en de beste oplossing aan de hand te doen’. - Hoe anders dan bij adressen aan de kamers, welke òf ‘bij de stukken worden gevoegd’ òf behandeld met zekere minachting, alsof de rapporteurs zeggen wilden: Kerel, waar bemoei jij je mede; dàt is onze zaak’. De specialiteit buiten de kamer spreekt daarentegen bij het referendum tot wie zich niet achten boven hem te staan, meestal zich bewust zijn van hunne minderheid; met eerbied dus letten op zijne woorden. In vlugbladen en openbare voordrachten beijverden zich dan ook de geneefsche deskundigen het volk op de hoogte te brengen, en het aantal door hen overtuigden was groot genoeg om niettegenstaande de tegenwerking der links staande politici, de wet te doen vallen. Met neen stemden 4352 burgers; terwijl 3869 hun ja in de bus wierpen. Men stemt nl. met ja en neen, en wel op eene wijze, welke ietwat primitief schijnt. Doch de wet op het kantonale referendum telt reeds bijna veertig jaren, is dus afkomstig | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
uit een tijd, toen de techniek van het stemmen nog te wenschen overliet. Het officieele stembillet is een blank papier; aan het hoofd vermeldt dit slechts de wet waarover te stemmen valt. Zelf moet de kiezer het beslissend woordje invullen. Doch het is voor- en tegenstanders geoorloofd stembilletten in het stemlokaal neder te leggen, welke - al naar mate de richting - gedrukt bevatten het woordje ja of neen. Deze billetten zijn voorzien met het embleem der betreffende partij, zoodat de kiezer niet kan mistasten. Het bovenstaande maakt tevens duidelijk waarom het aantal verwerpers van de wet, - hoewel voldoende - betrekkelijk gering was. Het comité bestond (gelijk reeds werd opgemerkt) uit deskundigen, niet-politici; mannen dus ongewoon om referendums op touw te zetten. Daardoor hadden zij verzuimd bijtijds de billetten met neen bedrukt aan de kantonale kanselarij te doen toekomen. Want de wet stelt een termijn waarbinnen zulks moet geschieden, op straffe van niet te worden nedergelegd in de stemlokalen. Om teleurstellingen te voorkomen heeft de kanselarij de vriendelijkheid in de staatscourant te herinneren aan deze wetsbepaling. Heel ‘toevallig’ bleef ditmaal die kennisgeving achterwege. Niet onwaarschijnlijk dat zulks eene ambtelijke kiesmanoeuvre was. Want de bureaucratie zat niet stil; zij hoopte dat de stemming haar schoon zoude wasschen van de blaam de geneeskundige wet zoo slap te hebben toegepast, wenschte dus aanneming der wet. Van vele staatsambtenaren werd dan ook de handteekening gevonden onder aanbevelingen in dien geest. Zelfs ging ‘men’ zoover van te beweren, dat de heele regeering eenparig het ontwerp-Emery had goedgekeurd. (Achteraf bleek dat een eigenlijke beraadslaging niet eens had plaats gevonden!) Het ‘onwillekeurig’ verzuim der kanselarij had inderdaad haast de beoogde uitwerking, zooals uit de stemming volgt. Want in de stemlokalen werden 448 meer gewaarmerkte billetten afgegeven, dan in de bussen zijn gevonden. Blijkbaar zijn dus vele kiezers in de war gebracht; hebben gezocht naar billetten bedrukt met neen, en deze niet vindende, en een blanco ontvangende, niet gewoon zulks in te vullen, twijfelende wat te doen, het lokaal verlaten zonder te stemmen. Aan dezelfde oorzaak zal zijn toe te schrijven, dat 88 | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
blanco billetten gevonden werden in de bussen, en nog 83 daarenboven van onwaarde zijn verklaard. Ware alles naar gewoonte gegaan, dan zoude denkelijk de meerderheid der verwerpers ruim tweemaal zoo groot zijn geweest als nu het geval was. Misschien zal men toch het aantal stemmenden klein vinden; slechts 37% van het aantal kiesgerechtigden! Doch hoe weinig was dit tandenvraagstuk geschikt de beenen in beweging te brengen! Eerder mag men zich verheugen over de betoonde belangstelling. Het comité kon dan ook tevreden zijn over den uitslag, en zijn tijd en geld niet tevergeefs besteed achten. Tijd èn geld. Want bij een referendum op initiatief der burgers ondernomen, moeten dezen de stemkosten dragen, zelfs - wat zéér onbillijk is - als de uitkomst hun gelijk geeft. Niet slechts komen alle drukwerken voor hunne rekening (zooals reeds werd opgemerkt, ontvangt ieder kiezer een afdruk van de wet met toelichting) maar veel moet ook aan eten en drinken worden uitgegeven. De stemopnemers toch zijn hongerig en dorstig; en de stembus staat lang open. In de stad Genève: op den zaterdagavond van half 6 tot half 10; ook den volgenden zondag van 's morgens 9 tot 3 uur 's middags. In de buitengemeenten richt men zich naar de gewoonten der kiezers. In sommige wordt enkel des zondags zitting gehouden van 2 tot 5 uur, in andere is óók des zaterdagsavond de stembus open van half 8 tot half 9. Vrijheid, blijheid! Daarbij gerekend de kosten van voorbereiding (samenkomsten, voordrachten, enz.) kan het niet verbazen dat te Genève het initiatief-referendum de voorstellers op 5000 à 6000 franken komt te staan. (Een veel grooter bedrag dan dan de referendums vorderen, welke uitgaan van Kanton of Bond, en later zullen behandeld worden. Want volgens Curti kost gemiddeld per stemgerechtigde een Bondsreferendum 1 à 4 centimes, een kantonaal referendum 1 à 2 centimes.) Dat men de burgers, die het initiatief nemen, de kosten laat dragen van een mislukt referendum, is te billijken. Doch onbegrijpelijk dat men hun niet een zeker bedrag ter hand stelt ter goedmaking van onkosten in geval het volk hun gelijk geeft. Wellicht heeft men dit indertijd niet noodig geoordeeld, omdat toen de wet werd ingevoerd, de bevolking | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aanzienlijk kleiner was, de uitgaven derhalve gering bleven. | |||||||||||||||||||||||||||||||
IV.De lezer stelle zich niet voor dat de hierboven geschetste referendums de soort kenmerken. Integendeel, zij werden enkel gekozen om te doen uitkomen hoe zelfs bij niet-staatkundige vraagstukken het volksinstituut goede diensten bewijst. Van zelf spreekt dat grooter algemeene belangstelling valt waar te nemen, zoodra het spannende, politieke onderwerpen betreft. Geen partij blijft dan werkeloos; overstroomt de kiezers met vlugbladen, houdt samenkomsten - juist als bij een gewone verkiezing. Slechts spelen dan persoonlijke verdachtmakingen geen of een kleine rol, moet men zich uit ter aard bepalen tot zakelijke argumenten. Zoo ik u thans uitnoodig Genève te verlaten en mij naar Zürich te vergezellen, geschiedt zulks om verschillende redenen. In laatstgenoemd kanton bestaat het verplichte referendumGa naar voetnoot1). Ook is hier ieder burger verplicht zijn stem uit te brengen. Doet hij zulks niet, zonder geldige reden, dan betaalt hij één frank boete. (Over de wijze van contrôle en inning der boete, straks). Tweemaal 's jaars worden alle in den tusschentijd aangenomen wetten en belangrijke verordeningen onderworpen aan de eind-beslissing van het volk. Oók alle nieuwe uitgaven van groot bedrag: jaarlijksche uitgaven van meer dan 20.000 franken; uitgaven in eens van meer dan 250.000 franken. Wel tracht de bureaucratie somwijlen door de mazen te slippen - zij is in alle landen dezelfde! - en splitst een post zoodanig dat de deelen blijven beneden de gestelde grens; doch gewoonlijk wordt zij bijtijds op de vingers getikt. In dringende gevallen worden ook tusschentijds referendums uitgeschrevenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Dikwijls is er derhalve op eenzelfden dag over onderscheidene onderwerpen te beslissen. Als voorbeeld gelde de stemming op 2 Juni 1911. Toen had de bevolking van het kanton Zürich zich te uiten over 1o. een aanvullingscrediet van fr. 1.863.000 voor nieuwe hoogeschool-gebouwen; 2o. invoering van het zwitsersche burgerlijke wetboek (tot toentertijd bezat elk kanton een eigen burgerlijk recht); 3o. een kleine wijziging van de kantonale wet betreffende het actieve burgerrecht; 4o. vermindering van het aantal zetels in het kantonale parlement (voortaan één lid op 1800, in plaats van 1500 burgers); 5o. invoering der evenredige vertegenwoordiging in het kantonale parlement. Vier dezer voorstellen werden door het volk aangenomen, doch met zeer verschillende meerderheden. Daarentegen werd met kleine meerderheid verworpen de evenredige vertegenwoordiging. (Deze is in 1916, door-initiatief-referen-dum ingevoerd.) Met ijver werd gestemd: 79.7% der burgers trokken op - een hoog percentage; slechts enkele malen overtroffen. Ter stembus opgaan beteekent echter in Zürich nog niet altijd ja of neen stemmen. Wijselijk onthouden zich van beslissen zij, die om een of andere reden niet weten hoe te oordeelen. Niet als stemvee laat de Züricher zich drijven. Zulks bleek ook in het onderhavig geval: vele blanco billetten werden in de bus gevonden. Schrik niet, lezer, van het aantal! Bij de stemming over het eerste voorstel 5975; bij de andere achtereenvolgens 7485, 9646, 6306 en 4963.Ga naar voetnoot1) Proeft men deze getallen, dan blijkt daaruit dat de burgers zich begrijpelijkerwijze het warmst maakten over het vraagstuk der evenredige vertegenwoordiging. Bij de stemming daaromtrent werden verreweg de minste blanco billetten ingeleverd. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Over de geldvraag (crediet van bijna twee millioen franken voor het nieuwe gebouw der hoogeschool) hadden blijkbaar de meesten eveneens een gevestigde meening; óók over de vermindering van het aantal parlementszetels. Dat daarentegen omtrent de voor- en nadeelen van de invoering van het zwitsersche burgerlijk wetboek velen twijfelden - zij dus liever geen beslissing namen - is te begrijpen. Evenzeer dat omtrent eene technische wijziging van het actief-burgerrecht velen niet wisten hoe te stemmen. Hierbij werden dan ook bijna dubbel zoovele blanco's in de bus gevonden, als bij de stemming over het voorstel der evenredige vertegenwoordiging.Ga naar voetnoot1) Alles te samen genomen, bewijst echter het bovenstaande voldoende, dat ook de blanco stemmende kiezers zich bewust waren een plicht vervullen, nadachten over hunne daad. Immers waren dezen enkel door de frank boete ter stembus gedreven, bij alle vijf stemmingen zou het aantal blanco billetten hetzelfde zijn geweest. - Alleen de thuisblijvers treft blaam. Zie hier hoe deze gecontroleerd worden: Ieder kiezer krijgt thuis, in een aan hem gerichten omslag, de noodige stembilletten, alsmede een afdruk der wetten waarover te stemmen valt, kort toegelicht. Dien omslag moet hij medebrengen ter stembus. De ontbrekende couverts worden later bij de thuisblijvers opgehaald, en dan tevens de boete geïnd van wie geen wettig bewijs van verhindering kan vertoonen. Het is menschelijk, somwijlen liever bij de kachel te blijven zitten, dan te gaan voldoen aan den burgerplicht. Zelfs onze parlementsleden schitteren wel eens door afwezigheid bij stemmingen over gewichtige onderwerpen (Met hoeveel, of liever hoe weinig stemmen werd de Zuiderzee-wet aangenomen?). Maar daarom mag de wetgever niet nalaten de plichtverzakers op zachte wijze hun verzuim onder de oogen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
te brengen: en niets onthoudt men beter dan een boete - hoe klein ook. Overigens - gelijk reeds werd opgemerkt - blijkt voldoende uit het aantal blanco billetten dat deze drang niet ten gevolge heeft een baloorig ja of neen stemmen; de burger laat zich door den gedwongen gang niet van de wijs brengen; vervult zijn plicht zooals hem het best toeschijnt.Ga naar voetnoot1) Het eenige wat een zuinige huismoeder wellicht zal opmerken, is: Hoe jammer van al dat papier! Niet zoozeer aan stembilletten, maar aan wetten en toelichtingen! Vooral deze schijnen een overbodige weelde. - Inderdaad ontvangen de kiezers veel papier. Voor mij ligt de brochure, welke alle Züricher burgers ontvingen voor het vijfdubbele referendum op 26 Aug. 1917. Zij telt veertig bladzijden; ongeveer Gidsformaat, en met hetzelfde aantal letters en regels per bladzijde. Ruim achttien bladzijden nemen de wetten in beslag, het overige de toelichtingen tot die wetten. Wèl noodig trouwens dat de burgers zich nauwkeurig rekenschap konden geven van hun ja of neen! Want zij kregen te beslissen over een duurtetoeslag voor ambtenaren, over jacht en vogelbescherming, over het bestrijden der druivenziekten, en over de regeling van den uitverkoop (oneerlijke mededinging). De toelichting tot de wet betreffende jacht en vogelbescherming was de langste en welsprekendste (alle toelichtingen zijn in bevattelijken toon geschreven, en vanwege de regeering opgesteld). Desalniettemin is van alle vijf wetten alleen deze afgestemd. Veertig bladzijden Gidsformaat te moeten lezen, lijkt heel wat! Doch weet gij hoeveel papieren voedsel gij iederen dag vindt in uw brievenbus? Heel wat meer! Veertig Gids- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
bladzijden komen overeen met twaalf kolommen druks van het Algemeen Handelsblad; is dus niet veel meer dan wat gij iederen avond verorbert onder een kopje thee, in den vorm van een kamerverslag. En dan hoort gij nog maar alleen het geluid van den grooten klepel! De klok zelve - de wet - hebt gij niet gezien, en leert die vermoedelijk eerst kennen, wanneer gij, doch te laat, er onzacht mede in aanraking komt. Den Züricher daarentegen stuurt men de klok op zicht; hij kan die op zijn gemak beproeven, en eerst na zijne goedkeuring, mag de regeering er mede luiden. Mij dunkt, het züricher papier wordt nuttiger besteed dan het onze! Teekenend dan ook dat zwitsersche kranten zulke korte kamerverslagen geven. Alleen bij groote herrie bevatten zij brokstukken der redevoeringen. Bij stemmingen meestal zelfs niet de namen der voor- en tegenstemmers! Begrijpelijk echter dat de burgers zich weinig warm maken over die woordenwisselingen, waar zij straks zelven, met de stukken in de hand, oordeelen kunnen over de zaak! Wanneer al het papier, ten onzent door de kranten aan kamerzittingen gewijd, eens bedrukt werd met de wetten zelven en hare toelichtingen, hoeveel beter dan nu zouden onze staatsburgers op de hoogte zijn!Ga naar voetnoot1) Over stemmingsmoeheid kunnen de Zürichers niet klagen. Zooveel mogelijk worden gemeentelijke, kantonale en bondsreferendums op eenzelfden dag afgedaan. In het tienjarig tijdperk 1907-1916 kwamen de Zürichers 26 malen ter stembus om te beslissen over 60 kantonale en bondsbesluiten.Ga naar voetnoot2) Slechts eenmaal bleef de toeloop beneden 50% | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
der stemgerechtigden; acht maal schommelde het percentage van 50% tot 65%; vijftien maal van 65% tot 80%. Twee maal werd hooger cijfer bereikt. Maar toen gold het dan ook wetten welker gevolgen men duchtig voelt aan den lijve: een wijziging der strafwet, welke 83.7%, de reorganisatie van den krijgsdienst, welke 87.7% der burgers op de been bracht. Toch leide men niet hieruit af dat steeds eigenbelang den doorslag geeft. Het best blijkt zulks uit stemmingen omtrent finantieele wetten. Zoo was bijv. te Zürich op 25 Nov. 1917 behalve over kantonale zaken, ook te stemmen omtrent twee gemeenteraads-besluiten. Beiden zouden - bij goedkeuring - de ingezetenen duchtig voelen in de beurs. Want het eene besluit betrof den bouw van arbeiderswoningen voor stedelijke rekening; het andere het toekennen van duurtetoeslagen. Toch werden beide met groote meerderheid aangenomen.Ga naar voetnoot1) Wel - en terecht - verzet zich de züricher tegen overbodige of ontijdige uitgaven. En niet hij alleen. Een uitvoerig onderzoek, onlangs ingesteld door een zwitser, doet zien hoe nuttig overal werkt zulk eene volkscontrole op de uitgaven. De schrijver, dr. Kaufmann, raadt dan ook ten sterkste aan allerwegen waar zulks nog niet in Zwitserland bestaat, dat zoogenaamde finantieele referendum in te voeren, d.w.z. het verplicht aan de volksbeslissing onderwerpen van alle uitgaven boven zeker vastgesteld bedrag. Want te dikwijls schrikken burgers terug voor de moeiten en kosten, verbonden aan het nemen van een initiatief. En dientengevolge worden wel eens parlementen of gemeente- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
raden ongemoeid gelaten, welke het ter deege noodig ware op de vingers te tikken. Eerlijk erkent trouwens de züricher gecontroleerde dat het middel uitstekend werkt. Maar van niet minder beteekenis is wat dr. Kaufmann vaststelt: das Finanzreferendum hat in hohem Masse volkserzieherisch gewirkt; es war eine politische Schule. Wat deze Toggenburger getuigt omtrent de finantieele volksraadpleging (en waarlijk niet hij alleen)Ga naar voetnoot1), geldt volgens Curti voor het referendum in het algemeen. Deze staatsman voorziet daarin zelfs: die Regierungsform des zwanzigsten Jahrhunderts. Dàt toch is de groote taak der twintigste eeuw opgelegd: het volk staatkundig mondig te maken. Welke beteekenis kunnen ooit verkrijgen bonden van volkeren, zoolang niet elk volk op zich zelf staatkundig rijp is? Zelfstandig te beslissen over eigen belangen, is eerste voorwaarde, zal men gezamenlijk kunnen beslissen over wat allen aangaat. Zoolang ieder volk zich onderwerpt aan de voogdij van enkelen, hetzij vorsten, hetzij diplomaten, hetzij ministers of parlementen, zoolang elke contrôle slechts plaats vindt na de daad, geen voorbehoedmiddelen worden genomen, zoolang is de ‘volkswil’ slechts een ijdel woord, en kan geen vrede op aarde heerschen. Zwitserland heeft in dezen een uitmuntend voorbeeld gegeven. Dat wij ons dit voorbeeld ten nutte kunnen maken, moge het volgend hoofdstuk aantoonen.
(Slot volgt). R.P.J. Tutein Nolthenius. |
|