De Gids. Jaargang 82(1918)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] Uit ‘Liederen van droom en daad’. Voor M. Géén kent dees roerend-simple weelde: Wat bloemen onder schamel dak, Lijk de arme die, te schaars bedeelde, Het bitter brood der armoe brak; Géén hart kan schooner vreugd belijden, Geene oogen dragen dieper licht, Dan de oogen die in 't duister schreiden Maar klaarden in verrukt gezicht; Géén liefde draagt in knop geborgen Zoo roode' en rijken rozenpronk, Lijk zij wier kelk in waas'gen morgen Den dauw der zerpe tranen dronk; Géén kent 't geluk der zwijgende uren Als 't hart weer weent aan weenend hart, Lijk de eenzame wiens dagen duren In twijfel en verdoken smart. - Gezegend hoofd, gezegende oogen Die staart naar milder morgenrood: Dra zult ge om spijs weer danken mogen Die hongert naar een bete brood; Dra zult ge aan mijnen hals weer hangen En, wil- en weerloos als een kind, Zien dalen naar 't gestild verlangen 't Geluk dat voor ons bei begint. - Aug. van Cauwelaert. Vorige Volgende