buitenlandsche zaken. De heer van Nispen, na zich uit Rome te hebben opgemaakt naar den Haag, heeft gemeend voor de eer te moeten bedanken. Daarop heeft de heer Ruys de Beerenbrouck een aanzoek ontvangen te willen optreden als premier, tevens minister van binnenlandsche zaken. Ook hij heeft bedankt. Onmiddellijk daarna legt de heer Nolens zijn taak neder; en daarop ontbiedt Hare Majesteit achtereenvolgens den heer Lohman, die de opdracht tot kabinetsformatie afwijst, en den heer Colijn, die verzoekt ‘haar niet te behoeven te aanvaarden’. En dit alles, terwijl X bestaat en slechts behoeft te worden geroepen?
Ik maak tot dusver alleen gebruik van zoodanige mededeelingen aan het publiek, als eene officieuse kleur hebben gedragen. Het Handelsblad had al in het begin der Augustusmaand berichten verspreid, die vooralsnog op naam van dit blad moeten blijven, doch door de organen die het weten kunnen met weinig klem, en niet op de hoofdpunten, zijn tegengesproken. Die berichten duiden op tegenwerking die de heer Nolens van den beginne af aan van een deel der rechterzijde moet hebben ondervonden. Zijne zwakheid zou zijn geweest dat hij, zelf geen premier willende zijn, toch aan zijne partij het haar toelachend overwicht in het nieuwe kabinet gaarne zou hebben verzekerd. De natuurlijke oplossing zou nu zijn geweest het optreden van een ander katholiek staatsman als premier. De heer Loeff zou, om gezondheidsredenen, het premierschap niet hebben kunnen aanvaarden, en andere katholieke candidaten, die met recht en reden anti-revolutionnaire of christelijk-historische staatslieden vóór hadden kunnen gaan, had, volgens het Handelsblad, de heer Nolens eigenlijk niet ter beschikking. Dus wendde hij den blik naar de protestantsche zusterpartijen, doch vond daar niemand bereid (althans niemand, die ook hemzelven zou hebben gesmaakt) zich als premier van een door hem, Dr. Nolens, gevormd kabinet te doen voorstellen. Dit zou dan zijn voorafgegaan, eer men van de heeren van Nispen, Ruys de Beerenbrouck, of X, als mogelijke premiers te hooren kreeg.
Het Handelsblad noemde (na te hebben vermeld dat de heer Heemskerk door de Kanaalstraat was buitengesloten, en ook door de katholieke partij zelve niet werd begeerd) als staatslieden uit de protestantsche partijnen van rechts,