De Gids. Jaargang 82
(1918)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 536]
| |
Buitenlandsch overzicht.27 Mei 1918.Het opmerkelijkste van deze maand is niet een gebeuren maar een uitblijven. Het nieuwe Duitsche offensief in het Westen laat op zich wachten. Intusschen wordt nu toch vermoed, dat het spoedig zal losbreken. De geallieerden hebben in de afgeloopen maand niets teruggewonnen; dit schijnt zelfs niet meer op hun programma te staan. Zij hebben zich enkel voorbereid om den verwoeden aanval dien zij, vermoedelijk op een nog grooter frontbreedte dan in Maart, te wachten hebben, zoo goed mogelijk te kunnen afweren. Geene poging hoegenaamd om zelf het initiatief te nemen, is door hen gedaan. Aan de Amerikanen heet nu ook een gedeelte van het front te zijn ingeruimd; men spreekt van 50 K.M. (28 Mei: het is losgebroken: de heuvelrug van den Chemin des Dames, in 1917 aan de Franschen overgelaten, is overweldigd, en tusschen Vailly en Berry-au-Bac hebben de Duitschers zelfs reeds den zuidelijken oever der Aisne betreden. Tegelijk had een aanval bij Loker plaats, vermoedelijk bedoelende, de naar het Noorden overgebrachte reserves der geallieerden daar vast te houden. De Duitschers melden, den eersten dag, aan de Aisne, 15.000 gevangenen te hebben gemaakt).
De vrede met Roemenië is geteekend. Met Bessarabië bemoeit het verdrag zich niet; Roemenië schijnt dit land te mogen bezetten, maar men verneemt nog niet, hoe ver het | |
[pagina 537]
| |
hiermede gevorderd is. Tegenover deze mogelijke winst staat het verlies van bergpassen aan Oostenrijk en de verplichting, alle propaganda onder Roemeniërs die de Monarchie bewonen, te staken. Voorts verliest Roemenië de Dobroedsja waarvan het Zuiden onmiddellijk aan Bulgarije wordt toegewezen, het Noorden voorloopig in het bezit der vier verbondenen (Duitschland, Oostenrijk, Bulgarije, Turkije) blijft, tot Turkije en Bulgarije het omtrent de grensregeling in Thracië eens zullen zijn geworden. De vier verbondenen hebben het recht gekregen, oorlogsschepen te stationneeren aan den Donaumond, en hunne oorlogsschepen mogen den Donau bevaren ‘stromabwärts bis zum Meere, stromaufwärts bis zur oberen Grenze des eigenen Staatsgebiets’. Waar ligt de ‘obere Grenze’ van het den Donau rakend grondgebied van Turkije? Men kan toch niet aannemen, dat, in de voorstelling der vier verbondenen, Servië bestemd zou zijn Turksch te worden? Zoo niet, dan veroorlooft het zonderling geredigeerd artikel Turkije, den Donau op te varen tot de grens van een gebied dat het niet bezit en niet bezitten zal. Summa summarum: Duitschland heeft zich een vloot- en handelsstation verworven aan de Zwarte Zee, en zal wel de bedoeling hebben daar vast genesteld te blijven. In de Oekraine heeft het, om aan levensmiddelen te komen, de regeering die vertegenwoordigd was te Brest-Litowsk reeds moeten verjagen, en door eene van eigen creatuur vervangen. Voorts zijn de Duitschers doorgedrongen in de Krim; daar en in Ciskaukasië zijn onder hunne leiding Tataarsche staten verrezen die de Bolsjewiki geheel van de Zwarte Zee afsluiten. In het Noorden is Finland nu door de Duitschers en hun vrienden geheel bezet; aan de Bolsjewiki blijven nog, zoo lang het duurt, Petrograd en Archangel. De Moermankust hebben zij reeds verloren; niet aan de Duitschers evenwel, maar aan de Engelschen, die zich gehaast hebben het gebied aan de IJszee, dat de roode partij in Finland, met goedkeuring, naar het schijnt, der regeering te Moskou, voor zich opeischte, te bezetten, nu te vreezen stond dat de ‘witten’, dat wil zeggen de Duitschers, het inpalmen zouden. De macht die de Engelschen daar geland hebben is maar gering; vermoedelijk echter zou ook de | |
[pagina 538]
| |
macht die de Duitschers op het oogenblik tot een expeditie in dat onherbergzame land zouden kunnen afzonderen, niet talrijk zijn. Hoe de toestanden zich in het gedeelte van oud-Rusland dat nog door de Bolsjewiki beheerschi wordt, eigenlijk ontwikkelen, blijft een raadsel. Om Petrograd schijnen zij zich niet veel meer te bekommeren, en de ellende moet daar hoog gestegen zijn. Zien de Duitschers tegemoet, eerlang ook dáár door een gedeelte der bevolking te zullen worden ingeroepen? Doch al behoeven zij zich ook eens niet met Petrograd in te laten, het geheel hunner bemoeiingen met Oost-Europa is reeds van een beangstigenden omvang geworden. De toestand, dat Rusland geen toegang had hetzij tot de Oost-, hetzij tot de Zwarte Zee, is niet nieuw: hij is ouder dan Peter. Zal Rusland niet op den duur wederom moeten doen wat het onder Peter heeft gedaan: uitbreken naar de zee? De vraag is, of het bij zoodanige poging bondgenooten vinden zou onder de randvolken zelve. Die randvolken hebben niet te roemen gehad over het Tsarenbewind. Zullen zij echter kunnen berusten in den overwegenden invloed van Turken en Duitschers? Reeds nu verklaart in Esthland eene volksorganisatie, met den ‘Landdag’ der Duitsche baronnen niets te maken te willen hebben, en hoe de stemming der Polen zijn moet tegenover de partij die in Pruisen weder den hoogsten toon voert, laat zich denken. Die partij toch legt het op niets minder dan eene nieuwe Poolsche deeling toe. Zij wil opnieuw een stuk van het ongelukkige land aan Pruisen hechten, en over de rest de Centrale rijken, buiten raadpleging van het Poolsche volk, naar hun meeste voordeel laten beschikken. De behandeling der Poolsche kwestie zal een proefsteen zijn voor Duitschland's geschiktheid om als moderator op te treden van Europeesche belangen. Die dat aandurft, moet Europeesch kunnen denken. Te Berlijn echter denkt men nog niet eens in de Duitsche, met doet het in de Pruisische categorie. Hetzelfde Huis van Afgevaardigden, dat het gelijke kiesrecht verwierp, heeft over de ‘Ostmarkenpolitik’ meeningen ten beste gegeven, die aan de zwartste tijden van het Hakatisme herinneren. En Hertling durft de ontbinding | |
[pagina 539]
| |
van dit Huis niet aan. Zal hij het nu van het Heerenhuis verkrijgen, dat dit het artikel over het gelijke kiesrecht in het ontwerp herstelt? Wie die het gelooft? Maar blijft de democratiseering van Pruisen uit, dan hebben de meerderheidspartijen van den Rijksdag, die met hun resolutie van '17 Europa wilden beduiden dat zij de leiding der Duitsche zaken in handen hadden genomen, de nederlaag geleden, en heeft Europa gelijk met het er voor te blijven houden, dat Duitschland zich regeeren laat door lieden die van Europa niets verstaan. De houding dier meerderheidspartijen in dezen kritieken tijd is kortweg jammerlijk. In geen enkele Duitsche vergaderzaal is een woord gesproken van den klank van dat van Lammasch in het Oostenrijksche Heerenhuis op 28 FebruariGa naar voetnoot1). In dat Huis was door een lid (Dr. Pattai) driest verkondigd wat zoovelen na de ineenstorting van Rusland zijn gaan denken: ‘Aus dem Worte “ohne Annexionen und ohne Kompensationen” sind wir schon lange heraus;.... das Wort Nicht-Annexion besteht nicht mehr. Österreichs Sache wird es sein, ob es Annexionen wünscht, ob es dieselben als zweckmässig erachtet. Was Deutschland anlangt, so muss ich folgendes bemerken: Vor allem bedarf Deutschland Grund und Boden, weil es über seine Grösse hinaus bevölkert ist; es ist aus seinen Grenzen herausgewachsen. Im nordwestlichen Teil von Russland handelt es sich um Bezirke, welche dem alten heiligen Deutschen Reiche durch Jahrhunderte angehört haben [!!]..... Antwerpen, die alte deutsche Stadt, die auch einmal dem deutschen Reiche angehörte, soll dem deutschen Machtkreise gesichert werden. Dann, mit der Nordküste von Antwerpen bis Riga, dieses Deutschland und Österreich im Bündnis damit, braucht uns um Triest nicht mehr bange zu sein. Dann zugleich die Verbindung mit dem Orient, dann haben wir eine grossartige Weltstellung vor uns. Herauszugehen jetzt, mit Schulden belastet, die wir kaum decken können, ohne jeden materiellen Erfolg, wäre eine grenzenlose Dummheit.... Ich segne den heutigen Tag, der mir die Möglichkeit gibt, vor diesem ersten | |
[pagina 540]
| |
Forum des Reiches endlich auszusprechen was Tausenden und Tausenden der Besten unseres Volkes am Herzen liegt.... Wir sind die Sieger, und wir verlangen auch die Palme!’ Waarop Lammasch: ‘Was wir gehört haben, war die Rede eines Anwaltes der rheinisch-westphälischen Schwerindustrie, nicht eine Rede für das österreichische Volk. Das österreichische Volk stimmt mit jener Rede nicht überein. Meine Herren, Sie repräsentieren die sogenannte Gesellschaft, aber Sie repräsentieren nicht das österreichische Volk... Die Politik der Eroberungen, die lange Zeit als diejenige gegolten hat, durch die man allein den Bestand der Staaten sichern kann, ist durch die Erfahrungen der letzten Jahrzehnte desavouiert worden. Die sogenannten materiellen, die reellen Garantien haben immer nur dazu geführt, dass der Gewinn ein unsicherer ist; der Siegfriede wäre nur ein fauler Friede... Für einen solchen Frieden haben die Nationen nicht ihr Herzblut hergegeben.’ Zelden is ook met zooveel openhartigheid gesproken over de gevolgen van de jarenlange voortzetting van den oorlog voor de moraliteit der massa. ‘Fragen Sie sich selber, meine Herren, was aus der Generation werden soll, die aufgewachsen ist ohne die Zucht des Vaters, ohne die Milde der Mutter, die den ganzen Tag ausser Haus beschäftigt ist, ohne ordentlichen Schulunterricht, ohne Disziplin den ganzen Tag herumlungert auf der Strasse, nach jedem Gewinn lüstern ist, mag er anständig sein oder nicht... Bedenken Sie die täglich sich mehrenden Diebstähle, Raubanfälle und Gewalttätigkeiten aller Art! Das sind die Resultate des Stahlbades, für das der erste Redner des heutigen Tages schwärmt...’ Interruptie van een graaf: ‘Ein Anwalt der Entente!’ Lammasch: ‘Ja, ich bin bezahlt von der Entente, ich habe das geld von der Entente im Sack...’ Oostenrijk mag niet handelen zooals Lammasch het gaarne zien zou. Het zit er, na het kabaal over den Keizerbrief, goed onder. Als het braaf blijft krijgt het hier of daar ook een brok.
Welke geest in Duitschland voorzit, ook wij in Nederland krijgen het te gevoelen. Wij weten nu zoo ongeveer, wat het standje van vorige maand beteekend heeft. Wij begrijpen | |
[pagina 541]
| |
ook, dat eene herhaling zich licht voordoen kan. Meer dan ooit zullen wij eene krachtige regeering behoeven. De tegenwoordige heeft het gezag, dat zij zich in het begin van den oorlog verworven had, niet ten volle kunnen handhaven. Het ziet er niet naar uit, dat de verkiezingen eene krachtige regeering hetzij uit de linker-, hetzij uit de rechterzijde alleen mogelijk zullen maken. De gevolgtrekking ligt voor de hand, dat er eene regeering optreden moet waarin rechter- en linkerzijde tegelijk vertegenwoordigd zijn. Eene zoodanige alleen zal kunnen verhoeden, dat wij van het werk van nationaal behoud worden afgeleid door krakeel van de hoedanigheid van dat hetwelk de jongste Kamerzittingen tot eene schande maakte. |
|