De Gids. Jaargang 82
(1918)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 425]
| |
Een bezoek aan Coppet.De dochter.
| |
[pagina 426]
| |
pen van een zwitsersch speelkameraadje: de latere mevrouw Rilliet-Huber, welke schets geheel overeenstemt met die teekening in rood krijt, waarop zoo treffen het levendig oog, de half geopende mond die als wil spreken, het een en al aandacht zijn van het zittende figuurtje. ‘Hoe kon zij luisteren aan tafel! Wel zweeg zij plichtmatig stil, doch zóózeer wisselden de indrukken op haar beweeglijk gelaat, dat het scheen alsof zij deelnam aan het gesprek. Hare oogen volgden den blik en alle bewegingen van wie dat voerden; het was alsof zij hunne gedachten wilde vooruitsnellen! Van alles bleek zij op de hoogte, zelfs van de staatkundige onderwerpen, welke toenmaals (Necker was minister) iedereen vervulden.’ Zweeg Germaine aan tafel, in den salon haalde zij hare schade in. ‘Naast den leuningstoel der moeder stond een taboeretje voor de dochter. Daarop moest deze heel netjes rechtop gaan zitten. Doch nauwelijks had zij plaats genomen, of eenige oudere heeren kwamen naar haar toe. Een dezer - hij droeg een klein rond pruikje - omvatte met zijne handen de hare, en ving een gesprek aan alsof zij reeds vijf en twintig jaren telde. Dit was de abt de Raynal; de andere heeren heetten Thomas, Marmontel, markies de Pezay, baron de Grimm’... De heele Académie française en de heele Encyclopédie derhalve, hare opwachting makende voor dat kinderstoeltje! ‘Mevrouw Necker had beter gedaan het kind naar boven te sturen met een boek’ - bromt mevrouw de Genlis, die noch het echtpaar, noch de dochter kon uitstaan, en daarenboven er een eigen stelsel van opvoeding op na hield. Voor gewone kinderen ware inderdaad uw raad het beste geweest, mevrouw! Doch zijn de regels, welke gelden voor gewone menschen, ook toepasselijk op de buitengewoon begaafden, de vroeg-rijpen? Ware bijv. Mozart grooter kunstenaar geworden, indien men het wonderkind zijn klavier had ontnomen en hem uit de concertzaal gebannen? Je suis née pour la conversation, erkent mevrouw de Staël; zoude het dus verstandig zijn geweest haar den salon te verbieden, waar alléén dat talent zich kon ontwikkelen? Eigen Lausanner ervaring, òòk het zich bewust zijn wat haar als provinciale ontbrak (en bleef ontbreken) heeft | |
[pagina 427]
| |
mevrouw Necker er ongetwijfeld toe gebracht Germaine zóó vroeg te doen doorloopen de Parijsche hoogeschool van geest en gratie. Daarenboven: hoe goed wist zij - volgens aller getuigenis - er voor te zorgen dat de toon van haar salon niet werd die van wuft Parijs! En moest Suzanne Curchod, al ware het alleen door de Nouvelle Héloïse, niet weten dat ver van haar waakzaam oog de zoo hartstochtelijke dochter andere gevaren konden dreigen, veel moeilijker te bezweren? Achteraf gezien, was het bijzonder gelukkig dat deze leergang niet tot later werd uitgesteld. Slechts enkele jaren nog, en de salon had als zoodanig opgehouden te bestaan: de politiek wierp haar twistappel in het keuvelend gezelschap, en een onoogelijk gegrabbel verving het hoofsch schermutselen. Zeker, een andere dan Germaine zoude de kluts kwijt zijn geraakt in een salon, waar volgelingen kwamen van Rousseau en van Voltaire, nu eens de natuur werd gehuldigd en de ingevingen des gemoeds, dan weer overheerschte het koele verstand en spottend werd afgebroken al wat vroeger eeuwen moeitevol hadden opgebouwd. Maar Germaine's gezond verstand (erfdeel van haren vader!) was te sterk ontwikkeld dan dat zij òf partijgangster kon worden, òf verzinken in den chaos. Integendeel, het gadeslaan van dien strijd der gedachten scherpte slechts haar eigen oordeel, gaf het zoo noodige voedsel aan haar gretig rondspeurenden geest. Wie, die het voorrecht had in jonge jaren vrijelijk te mogen rondzoeken in een welvoorziene bibliotheek, herinnert zich niet hoe alleen reeds het doorloopen der rugtitels eene openbaring was; hoe hier en daar een boek uit de rij genomen en even ingekeken, een nieuwe wereld deed ontdekken! En Germaine was véél meer begunstigd: de salon harer moeder was niet enkel als eene boekerij met louter de beste werken over vragen van den dag (en welke vragen, en welk een dag!) doch alle lagen opengeslagen op de meest belangrijke bladzijde, terwijl zéér bevoegden gereed stonden bereidwillig toelichting te geven, desgevorderd kritiek! Dat Germaine Necker door dit alles geenszins tot nagalm werd, bewijst reeds hare eerste pennevrucht. Hoe uitbundig ook de nauwelijks twintigjarige in hare ‘Brieven over Rousseau's geschriften en karakter’ (1788) den wereld- | |
[pagina 428]
| |
hervormenden zwitser eert, toch staakt zij nu en dan hare loftuiting, om even vierkant haar eigen meening te stellen tegenover de zijne. En hoe scherp weet zij in hare studie omtrent ‘de Letterkunde in verband met de Samenleving’ (1800) bij Voltaire het goede van het kwade te scheiden, tevens de geheele bent der Encyclopédie deze beschuldiging voor de voeten werpende: Quel misérable mélange n'ont-ils pas fait des flatteries et des vérités, ces philosophes incrédules et soumis, hardis et protégés! Doch het meest treft nog dat Germaine, hoewel in den salon harer moeder voornamelijk door mannen onderricht, zoo beslist een vrouwelijk standpunt inneemt. Spotters en benijders mogen haar genoemd hebben un homme déguisé en femme, voor wie de dochter der Neckers onbevooroordeeld gadeslaat, is zij in al haar doen en laten, in al hare geschriften een zéér vrouwelijke vrouw; slechts is zij haren tijd minstens een eeuw vooruit! Van daar dat zij toenmaals zoo dikwijls verkeerd werd beoordeeld, doch ook dat wij haar thans te beter kunnen waardeeren. | |
IIVan zelf spreekt dat aan het hoogeschoolonderricht van den salon meer gelijkvloersch onderwijs voorafging! Van die voorbereiding weten wij bitter weinig. De van lieverlede steeds minder hartelijk wordende verhouding tusschen moeder en dochter is wellicht de oorzaak, dat beiden in later tijd zwegen over de kinderjaren. En de familie heeft overeenkomstig den uitdrukkelijken wensch van mevrouw de Staël, zooveel mogelijk hare persoon omsluierd. ‘Waarom toch bemoeit gij u met onze moeder’ - voegde ietwat verwijtend Albertine de Staël, toen hertogin de Broglie, den snuffelenden Sainte-Beuve toe - ‘tijdens haar leven is zij al genoeg over de tong gegaan!’ Wie ons het best kon inlichten: Germaine's reeds genoemd speelkameraadje, heeft wel een dagboek gehouden, maar zelfs aan dr. Kohler werd nog onlangs de inzage geweigerd, toen hij die verzocht ten behoeve van zijne studie omtrent de zwitsersche betrekkingen der trop célèbre. En dezelfde landsman mocht slechts een zeer vluchtig oog slaan in de brieven | |
[pagina 429]
| |
der boezemvriendin en latere levensbeschrijfster, mevrouw Necker-de Saussure.Ga naar voetnoot1) Het weinige dat wij van de kindsheid weten van mevrouw de Staël moge thans volgen.Ga naar voetnoot2) Als vurig bewonderaarster van Rousseau, zoogde Suzanne Curchod zelve hare in zéér moeilijke bevalling geboren dochter. Doch zooals haar gestel deed verwachten, moest na vierdehalf maand een stevige vlaamsche boeredochter die taak overnemen. Bij deze, onze landgenoote, heeft Germaine den voorraad kracht opgedaan, welke haar later zoo zeer te stade kwam. Niet Rousseau's Sophie, doch zijn Emile dient mevrouw Necker verder tot voorbeeld. Aan de natuur wordt de vrije hand gelaten; echter niet langer dan strikt noodzakelijk is om de organen te sterken. Daarop geeft het gezond verstand der bankiersvrouw Rousseau den bons. Zoo krachtig mogelijk wil de moeder door eigen geest Germaine's geest ontwikkelen. Maar natuurlijk kan de vele sociale plichten vervullende dame niet den heelen dag boven zitten; derhalve wordt gezocht ‘eene zwitsersche protestantsche kindermeid, zacht, gewillig, wèl opgevoed, die uitstekend kan lezen ('t kind telt pas 18 maanden!) en ter dege onderwezen is in den godsdienst’. Wel wat voortvarend gaat de moeder te werk! Doch welke eerstgeborene wordt niet onder hoogen druk gezet! Gelukkig komt dokter Tronchin tusschenbeide. Uit een brief van mevrouw Necker, geschreven 20 Maart 1768 - dus toen Germaine nog geen twee jaren telde - blijkt, dat de genees- | |
[pagina 430]
| |
heer de moeder telkens op het hart drukt eerst het kind lichamelijk te doen aansterken, alvorens met leeren te beginnen. Hieraan wordt gehoor gegeven, doch onderwijl - meent de moeder - behoeft de geest niet werkeloos te blijven. Een half jaar na dit schrijven verzoekt mevrouw Necker dan ook haar zwitsersche vriendin de Brenles een catechismus te zenden, alsmede eenige stichtelijke boeken noodig voor het godsdienstonderricht aan Germaine ‘die begint te praten en te begrijpen’. Wel wat zware kost voor een twee-en-een-half-jarig kind, zal men meenen! Doch vermoedelijk wilde de moeder, alvorens te onderwijzen, zelve nogmaals in de leer gaan. Toch zal zij zeker niet lang gewacht hebben met in de kinderziel het godsdienstig bewustzijn op te wekken. - Trouwens, later gaat mevrouw de Staël bij de opvoeding harer kinderen geheel op dezelfde wijze te werk. Natuurlijk werd niet enkel door godsdienstig onderwijs het gevoel van verantwoordelijkheid aangekweekt; mevrouw Necker wist - gelijk hare Mélanges uitwijzen - zeer taktvol leering te doen trekken uit het dagelijksch leven. En dit ging te geleidelijker, omdat bij de moeder opvoeding en onderwijs in eene hand lagen. Geen gouvernante stond tusschen haar en het kind; zelfs de ijverig gezochte volmaakte protestantsche kindermeid is ten slotte niet te Parijs aangekomen. Tot Germaine's zesde jaar heeft mevrouw Necker zich moeten behelpen met een weinig ontwikkeld katholiek meisje, wat - gegeven de vele betrekkingen der ministers-vrouwe tot Zwitserland - wel mag verbazen, en bewijst dat het dienstbodenvraagstuk niet zoo nieuw is als men denkt. Dank zij het grondig onderricht, indertijd genoten van haren vader - de Crassier'sche predikant - was Suzanne Curchod in staat Germaine te onderwijzen in wiskunde, geschiedenis en latijn (mevrouw de Staël kon later met hare kinderen Tacitus lezen in het oorspronkelijke). Ook bracht zij de dochter ietwat engelsch bij - doch in hoofdzaak heeft mevrouw de Staël deze taal geleerd op meergevorderden leeftijd evenals duitsch en italiaansch. Veel zorg besteedde de moeder aan het fransch; hoeveel mevrouw Necker trouwens gevoelde voor een goede | |
[pagina 431]
| |
woordenkeus, blijkt uit menige bladzijde harer Mélanges. Toch is dit steeds het zwakste punt der leerlinge gebleven. In dezen was Germaine een echt kind harer eeuw, welke volgens Faguet de slechtst schrijvende was, welke Frankrijk ooit kende. Geen wonder echter: men had het te druk met nieuwe denkbeelden de wereld in te zenden, dan dat er tijd kon overblijven tot polijsten! Ook werden door de moeder vele vertalingen gelezen met de dochter. Je cultivais, j'embellissais sans cesse tous les dons qu'elle avait reçus de la nature, croyant que c'était au profit de son âme; et mon amour-propre s'était transporté sur elle, schrijft later mevrouw Necker. Omtrent hare methode van onderwijs is bekend dat zij een groote hoeveelheid denkbeelden ter verwerking gaf, maar het verwerken hoofdzakelijk overliet aan de leerlinge zelf. Mevrouw Necker de Saussure, die zulks mededeelt, onthoudt zich ten deze van kritiek, laat er enkel op volgen: Cette méthode n'est pas sans inconvénient; mais relativement au développement de la pensée, l'exemple de madame de Staël fait présumer qu'elle est efficace. Ook in dezen had dus de moeder de behoeften van het wonderkind begrepen! Toch zouden misschien die ‘inconvénients’ de voordeelen hebben overtroffen, indien niet nogmaals de natuur hare beschermende hand hadde uitgestoken. Waar zóó in salon en huiskamer de verbeelding geprikkeld werd, begon het lichaam te lijden. Zienderoogen namen Germaine's krachten af, en Tronchin, wederom te hulp geroepen bij de nu veertienjarige, schrijft voor: ophouden met alle studie, dadelijk Parijs verlaten, den heelen dag doorbrengen in de buitenlucht. Begrijpelijkerwijze volgt de beangste moeder dezen raad, en wordt Germaine onder de hoede eener beschaafde Geneefsche protestante gezonden naar het buiten te St. Ouen, met haar speelkameraadje, mejuffer Rilliet. Zoo kon het lichaam tot rust komen, en de geest onderwijl het reeds opgenomene verwerken. Maar natuurlijk staat onderwijl de verbeelding niet stil! Als nimfen verkleed, zwerven de twee vriendinnetjes, verzen opzeggend, door het park; maken gedichten; zelfs treurspelen, welke zij heet van den rooster opdienen aan eene in de buurt wonende familie, wier kinderen met hunne | |
[pagina 432]
| |
kameraadjes geprest worden als medespelers. Het tooneel trok trouwens al op zeer jeugdigen leeftijd Germaine magnetisch aan. Reeds als heel klein meisje knipte zij koningen en koninginnen uit papier, om deze (hoewel hare ouders dit verboden) naar hartelust te doen paradeeren op tooneelmatige wijze. Dit ontwikkelde zóózeer Germaine's techniek, dat bij de opvoering van haar op twaalfjarigen leeftijd geschreven tooneelspel: Les inconvénients de la vie à Paris, Marmontel tranen stort, en het stuk prijzend wordt vermeld in Grimm's briefwisseling met gekroonde hoofden. In navolging wellicht van hetgeen de moeder haar had verteld van Lausanner tijden, richt Germaine een letterkundig onderonsje op te St. Ouen, waarin worden behandeld geschiedkundige en zedekundige onderwerpen. Ook de eerzucht wordt aangemoedigd: de prijswinners dragen door het verbaasde dorp trotsch hun groen palmtakje ten toon. De eenmaal gestaakte taak van onderwijzeres heeft mevrouw Necker nimmer weder opgevat. Germaine was haar voor goed ontglipt. Spijtig merkt zij later op, toen men den lof zong van de knappe dochter: dat is niets, vergeleken bij hetgeen ik van haar had willen maken! Toch heeft - mijn inziens - Germaine veel aan die moederlijke opvoeding te danken, meer dan mevrouw Necker de Saussure wil toegeven, die van hare beroemde nicht schrijft: l'éducation n'avait pas laissé de profondes traces chez elle. Une sagacité singulière la portait au but sans qu'on la vit jamais sur la route. Er zijn scholieren, die snel reageeren, bij wie het zaad valt als op rotsigen bodem, snel opschiet - waarover de onderwijzer zich verheugt. Het daarna snel verwelken bemerkt eerst de samenleving: hoevele zoogenaamde knappe bollen brengen het tot niets! Bij anderen valt het zaad in goede aarde, doch de leermeester ziet niet het langzaam ontkiemen; dat vindt eerst plaats als de omstandigheden daartoe gunstig worden. Mevrouw de Staël heeft wel degelijk van hare moeder overgenomen wat mevrouw Necker-de Saussure in deze prees: l'esprit de méthode et d'analyse qui la distinguait si éminemment. En geen beter bewijs daarvoor dan het eerst laat ontdekte, en in 1906 uitgegeven handschrift: Des circonstances actuelles qui peuvent terminer | |
[pagina 433]
| |
la révolution (geschreven in 1799). De daarbij gevoegde schetsen van hoofdstukken bewijzen dat mevrouw de Staël zéér methodisch had leeren werken bij hare zoo methodisch aangelegde moeder. En zoo Germaine op het einde van haar leven schreef: Cette vie n'a quelque prix que si elle sert à l'éducation de notre coeur, wijst dit ook niet terug naar de moederlijke lessen omtrent den Plicht? Waarlijk, mevrouw Necker heeft èn als opvoedster èn als onderwijzeres gegeven wat zij vermocht. Slechts kon zij niet geven, waarmede hare eigen zwitsersche jeugd maar al te ruim was bedeeld geweest: de opvoeding door de smart. Hiervoor heeft echter later - en lang - het leven zelf zorg gedragen. Maar welke moeder zoude willens haar kind zóóveel verdriet aandoen? Allerminst Suzanne Curchod, die in haar dagboek overnam dit gezegde: On parlait à une dame du sacrifice d'Abraham. Dieu, dit-elle, ne l'aurait jamais exigé d'une mère. | |
III.Doch niet enkel de opvoeding van Germaine kostte veel hoofdbrekens! Hoe dit eenig kind uit te huwelijken? Men heeft de Neckers beschuldigd van eerzucht, van te azen op een hoogadellijken schoonzoon; doch stel u eens in hunne plaats, en zoek zelf een echtgenoot voor het wonderkind! Germaine zal niet enkel haren man groote rijkdommen aanbrengen, is buitengewoon begaafd, maar zij heeft ook zéér duidelijk behoefte om met die gaven te schitteren en te heerschen. Eerlijk zal zij het later erkennen: le plaisir, c'est l'amour, Paris ou la puissance. Il faut une de ces trois choses pour combler le coeur, l'esprit et l'activité; tout le reste est métaphysique en jouissances, mais réel en douleur, si ça manque. Wel voegt zij - ten einde eenigszins den indruk te verzwakken - lachend hier aan toe: Que dis-tu de ce portrait fidèle de l'intime-moi? Maar de vader, aan wien deze bekentenis wordt gedaan (1801), zal wel zuchtend hebben toegegeven dat de beschrijving volkomen juist was. Schilderde Germaine zóó zich zelf op zesendertigjarigen leeftijd, toen het noodlot haar reeds had geleerd zich te beperken, als jong meisje zoude zij zeker niet het scheidende | |
[pagina 434]
| |
ou gebruikt hebben, doch het koppelwoordje et! En hare ouders, hun kind door en door kennende - Germaine was trouwens allerminst gesloten! - zullen zich dikwijls niet zonder bekommering hebben afgevraagd: hoe te bevredigen die drie hartewenschen: Liefde, Parijs, Macht! Te meer, aangezien de moeder dezen beslisten eisch stelde: de echtgenoot moet protestant zijn! Ga nu zelf maar eens aan het zoeken! Een franschman?... Wat was overgebleven van franschen protestantschen adel en patriciaat, sedert de achteruitzetting en vervolgingen, waaraan zelfs een zoo hoogstaand man als Fénélon zich had schuldig gemaakt? Schrale troost, dat Frankrijk de opheffing van het edikt van Nantes zóó zwaar boette en nog boet! Een zwitser dan, gevestigd in Frankrijk?... Doch de parijsche kolonie van geldmannen was niet gezien; de Necker's maakten in dezen eene uitzondering. En de officieren der zwitsersche lijfgarde waren wèl van ouden adel, doch hoe arm, en op een enkele na, zooals de Bésenval, hoe weinig in tel! Elders wat dus te zoeken. Gibbon?... In allen ernst had de tienjarige Germaine hare ouders aangeboden dezen te huwen, toen zij bemerkte hoezeer zij gesteld waren op het gezelschap van den engelschman. ‘Dan konden zij altijd van hem genieten!’ (Natuurlijk zal de moeder verzwegen hebben hare vroegere verhouding tot den ongalanten galant.) Kinderfantasie, zal men zeggen! Maar op hoe jeugdigen leeftijd huwden meisjes niet toenmaals; en Germaine, vroeg rijp in alles, had volgens mevrouw de Genlis in den salon harer moeder al zoo veel gehoord over ‘de liefde’! Wat huwelijksgeluk beteekent, daarvan heeft trouwens Germaine eerst heel laat begrip gekregen: toen zij tegen vijfenveertigjarigen leeftijd zich verbond met Rocca. Maar hoe koeltjes nog spreekt zij in haar werk ‘over de Hartstochten’ - die meest openhartige biecht, welke ooit eene vrouw aflegde - omtrent liefde in het huwelijk. Let wèl: Germaine telde toen reeds dertig jaren, was tien jaren gehuwd, had kinderen waarop zij trotsch kon zijn... en met dat al stelt zij de huwelijksliefde nà alle hartstochten, nà de kinderliefde, nà de ouderliefde, zelfs nà de vriendschap!! Professoraal droog klinkt het haast eenige zinnetje over dit | |
[pagina 435]
| |
onderwerp: La tendresse conjugale, lorsqu'elle existe, donne ou les jouissances de l'amour, ou celles de l'amitié, et je crois avoir déjà analysé les unes et les autres. Hoe weifelend klinkt dat: lorsqu'elle existe! En zelfs àls die teederheid des harten wordt gevonden, is zij maar het onderdeel van een categorie, geenszins iets heel bijzonders! Waarlijk, de zielekreet van Amstel's vrouwe: 'k Geef al mijn kinders voor mijn eenen man! zoude Germaine nimmer over de lippen zijn gekomen.. Met droge oogen, eerder met een bedekten glimlach kunnen wij dan ook gadeslaan hoe het echtpaar Necker ploetert om de dochter aan den man te helpen. Prachtig was het aanbod ‘Pitt.’ Te Versailles werd kennis gemaakt met den drie-en-twintigjarigen zoon van lord Chatham. Alles vereenigde deze candidaat wat het moederhart kon streelen. Hoe jong ook, had Pitt reeds een hoogst aanzienlijk staatsambt bekleed; een schitterende toekomst wachtte hem, en daarenboven was hij protestant! Maar de dochter weigerde botweg, omdat zij dan Parijs vaarwel moest zeggen. Misschien ook voelde zij instinctmatig dat de later felle tegenstander van Napoleon geen vriend was van haar geliefd Frankrijk. Bitter verwijt de moeder haar de afwijzing. Nog het volgend jaar komt zij er op terug, in een brief geschreven tijdens eene zware krankheid, zóó zwaar, dat Suzanne vreest er aan te zullen sterven (1784): ‘O, mijn kind, welke voldoening kunt gij smaken grooter dan deze: Gode gehoorzaam te zijn, den meest waardigen vader tot troost te strekken, de nagedachtenis uwer moeder te eeren gelijk zij begeerde! Mijn wensch was dat gij den heer Pitt zoudt trouwen. Zoodoende wilde ik u stellen onder de hoede van een man, groot van karakter; een schoonzoon, wien ik uwen beklagenswaardigen vader kon toevertrouwen en die de waarde besefte van zulk een pand’... Dus denkt Suzanne alleen aan haren echtgenoot! Niet de dochter, maar de vader is het pand, dat zij Pitt wilde toevertrouwen! Jacques Necker moet dan toch wel een heel bijzonder man zijn geweest, dat zijne vrouw hem zóó hartstochtelijk kon beminnen... en later zijne dochter hem niet minder hartstochtelijk vereeren! Aan andere huwelijkscandidaten echter geen gebrek! Zelfs | |
[pagina 436]
| |
een jongere broeder van den hertog van Mecklemburg biedt zich aan, weliswaar enkel rijk aan schulden, doch die daartegenover als bate kan stellen dat zijne vrouw schoonzuster zal zijn van Engeland's koningin. Necker wimpelde echter zijne hoogheid af; is trouwens in besprek. Want een gansch niet onhandig zweedsch diplomaat staat op het punt het gouden vogeltje te sluiten in het huwelijkskooitje. Eric Magnus Staël van Holstein, gesproten uit een westfaalsch geslacht, dat over Lijfland naar Zweden getrokken, daar was geadeld, had het gebracht tot kapitein, en was vervolgens op zevenentwintigjarigen leeftijd toegevoegd aan den gezant van Zweden te Parijs, baron Creutz. De zweden waren in Frankrijk zeer gezien. Al sedert Richelieu beschouwde men hen als bondgenooten. Wegens de eigenaardige verhouding van den zweedschen koning tot Polen en de aangrenzende deelen van het Moscovische rijk, kon Zweden gebruikt worden als een soort wigge tusschen Pruisen en Rusland. Doch zulk een wigge wil zijn ingedreven met een gouden hamer: de arme noordsche staat werd dan ook door Frankrijk terdege gesubsidieerd. Welke bedelaar in lompen heeft echter crediet? De zweedsche gezant aan het fransche hof moest dus op grooten voet leven, te grooter naarmate de behoefte aan subsidie dringender werd. Geregeld keerde dan ook de titularis berooid naar huis; werd daar echter schadeloos gesteld uit het bijeengebedelde bedrag. Veel mooier zoude het natuurlijk zijn, indien zoo'n gezant zich zelf kon bedruipen! Hiervan uitgaande, stelde Eric Magnus zijn plan de campagne zamen. Als hij Necker's gouden dochter wist te bemachtigen, kon hij bij het heengaan van Creutz den zweedschen koning voorstellen kosteloos het gezantenbaantje over te nemen! Handig werd dit slim bedachte plan uitgevoerd. Germaine was nog wel heel jong - veertien jaren - doch de belegering, zonder krachtige middelen ondernomen, zoude veel tijd vorderen en diende te geschieden volgens alle regelen der kunst: er waren loopgraven aan te leggen vóór de vesting kon bestormd worden. Staël was een mooie jongen - men bezie slechts zijn portret te Coppet! - en (wat bewijst dat hij een diplomaat was van ras) verspilde niet zijn tijd met flirten, | |
[pagina 437]
| |
doch maakte het hof aan meer invloedrijke rijpe dames. Weldra gevoelde dan ook voor hem eene ‘moederlijke’ genegenheid de maréchale de Luxembourg, indertijd befaamd als mevrouw de Boufflers, doch nu door haar tweede huwelijk toongeefster in de parijsche societeit. En als zoodanig zeer in aanzien bij de Neckers. Welk een gewicht moest dus niet in de schaal leggen de aanbeveling der maréchale van den zweedschen attaché! Veiligheidshalve schoof de jonge de Staël nog een tweede oude dame vooruit: de gravin van Egmont. Toch gaven de Neckers zich niet zoo gauw gewonnen, en Stael's hofmakerij duurde dan ook vier volle jaren. Koning Gustaaf voelde weinig voor de voorwaarden, welke de schoonvader in hope stelde: levenslang het parijsche ambassadeurschap en den graventitel voor den huwelijkscandidaat, óók de plechtige verzekering (vrijwel een beleediging voor Zweden!) dat Germaine slechts nu en dan haar nieuw vaderland behoefde te bezoeken. Wel verre van Staël de hand boven het hoofd te houden, trachte Zijne Majesteit hem een beentje te lichten bij de schoone; stuurt op de jonge dame af graaf Stedingk - later gezant te Petersburg - en Fersen (dezelfde, die later de vlucht zal beramen van Lodewijk XVI, waarlijk niet door zijne schuld mislukt!) Doch beide jonggezellen waren in goeden doen; en misschien een beetje bang voor de al te groote gaven van Germaine, zagen zij weldra af van den aanval op haar hart en op Necker's beurs. Eindelijk weet de Staël Marie Antoinette te bewegen zich zijner aan te trekken. Want ook bij deze heeft de zweedsche Cherubin een wit voetje. De l'aveu du roi luimême - schrijft Creutz aan Gustaaf III - monsieur de Staël a des audiences particulières de la reine, ce que, comme ambassadeur, je ne puis moi-même obtenir, aldus besluit de oude heer, ietwat afgunstig. (1780). De fransche koningin geeft den zweedschen koning zachtkens te verstaan dat zij de Staël wenscht in plaats van Creutz, die huiswaarts keert. Dit helpt; er wordt nog wat gepingeld: de Neckers laten hun eisch vallen betreffende den graventitel, Frankrijk staat het eiland Tabago af aan Zweden, en Gustaaf belooft het huwelijkscontract te komen teekenen, mits spoed worde gemaakt. | |
[pagina 438]
| |
Doch de toekomstige schoonouders zijn, wachtens moede, naar Coppet vertrokken; en op de terugkomst uit Italië vindt de zweedsche koning te Parijs enkel den aanbidder. Om zijnen vorstelijken beschermheer in goed humeur te houden, slooft deze zich af met festijnen, welke hem dan ook op 200.000 livres te staan komen. Geen gering bedrag, wanneer men bedenkt dat toenmaals het geld minstens de driedubbele koopkracht van heden bezat! En allerminst een gering bedrag voor een zoo arme mier als de Staël! Doch wat nood! Straks worden de schuldeischers tevreden gesteld uit den bruidschat van 650.000 livres! En mist ook het huwelijkscontract Gustaaf's onderteekening, nog veel fraaier sieren die van zijner Allerchristelijkste Majesteit en van de geheele fransche koninklijke familie. Waarom dit alles zoo uitvoerig verhaald? Voornamelijk ten einde de Neckers van alle blaam te zuiveren door te doen zien voor welke moeilijkheden zij stonden. Inderdaad moet erkend worden: de gevonden oplossing was de best mogelijke. De Staël was werkelijk geen slechte partij; en niet alleen door zijn huwelijk, maar ook later heeft hij getoond een handig diplomaat te zijn; zelfs dorst hij beslister optreden dan de meesten van zijn slag. En als echtgenoot? Zooal niet steeds zijne vrouw, heeft hij althans altijd zijne schoonouders voldaan - en dat wil veel zeggen. Jacques Necker heeft dan ook tot het einde toe de Staël geldelijk gesteund. Maar dit huwelijk was, gelijk zoovele - misschien de meeste echtverbintenissen uit die tijden, zonder poëzie; door de lange voorbereiding zelfs ietwat beduimeld. Dit wist Germaine echter even goed als ieder ander, en zij had waarlijk geen recht later te schrijven: la gloire est le deuil du bonheur. Want zij had niet in het huwelijk gezocht het geluk... Trouwens wie, waar dan ook, het geluk zoekt, zal dit nimmer vinden. | |
IVMaar voorloopig althans is het ‘botertje tot den bôom’. Germaine is nu haar eigen meester, en dat is veel waard! Hoe uitgelaten was niet Françoise d'Aubigné toen zij op zestienjarigen leeftijd door den echt verbonden werd aan | |
[pagina 439]
| |
den hulpeloozen, in zijn armstoel levenden Scarron! Als mevrouw de Maintenon was zij nog zóózeer onder den indruk, dat zij - meer dan zeventig jaren oud - voor de classe verte van St. Cyr er den tekst aan ontleent voor een zedepreek. En in hoeveel gunstiger omstandigheden doet Madame l'ambassadrice hare intrede in de wereld! Vader Necker stopt geregeld de dochter toe, wat aan het inkomen ontbreekt wegens het betalen der vóórschulden van den echtgenoot uit den bruidschat. Zóó weelderig zijn Germaine's gastmalen, dat de koningin zijdelings de jonggehuwde waarschuwt, en deze dan ook voortaan haar tafel tot zestien entrées beperkt. In een wervelwind, neen: een wervelstorm van genoegens leeft het pasgetrouwde paar. Germaine zelve is een en al tourbillon. Stel u haar voor, gelijk een jonge zweed haar zag, wien ze nauwelijks een hoofdknik kon gunnen, zóóvelen omringden haar kaptafel en hielden haar bezig! (Mevrouw de Staël toch was in dit opzicht ancien-régime, en ontving steeds bij haar toilet; zelfs later in Duitschland, wat daar velen ergerde). Drie kameniers zijn bezig met de jong gehuwde. Beide armen houdt ze uitgestrekt; aan elke ‘werkt’ een gedienstige; de derde schoeit het omhoog gestoken voetje. En onderwijl babbelt ze altijd door; heel geestig, maar ook héél loslippig, overmoedig, oververhit door de toenmaals vulkanische atmosfeer van het toch altijd dolle Parijs. Zoo was dus van de drie hartewenschen: l'amour, Paris, la puissance, althans één vervuld. Ook - voorloopig ten minste - de beide andere. Want inderdaad moet in de eerste jaren het huwelijk gelukkig zijn geweest. En het ambassadriceschap gaf haar tevens la puissance! Zweden toch steeg te Parijs in aanzien naarmate de andere monarchiën koeler bleven tegenover de nieuwe orde van zaken; en de Staël, met echt diplomatischen flair, maakt voortaan niet aan den reeds half onttroonden Lodewijk XVI, doch aan Heeren Staten het hof. Zoo lang zijn schoonvader regeert, is hij met hart en ziel van de partij van Necker, en daalt vervolgens, als goed hoveling, met de Conventie de maatschappelijke ladder af. Ten slotte klopt hij zelfs den gewezen slager Legendre jolig op den schouder: Burgerafgevaardigde, kom vandaag bij mij eten, je zult goed ont- | |
[pagina 440]
| |
haald worden; mijne wijn is prima... en mijne vrouw is uit! Doch mijne pen gaat te snel; want het laatste woord bewijst dat de verhouding tusschen man en vrouw reeds niet meer was die van het begin. En zóó zoude Eric Magnus zich niet in de wittebroodsjaren hebben uitgelaten over zijne egade. Toen zag hij alles door de oogen van Germaine (inderdaad mooie oogen!) Zelfs den amerikaanschen gezant Gouverneur Morris valt dit op; hij plaagt er de naast hem aan tafel gezeten ambassadrice mede. Germaine's ietwat luchtig bescheid, door den diplomaat 's avonds nauwkeurig op schrift gesteld, moet men niet te zwaar tellen. Den ingebeelden kwast stuurde zij blijkbaar met een kluitje in het riet. In het algemeen dient men trouwens voorzichtig te zijn met Mémoires en dagboeken uit die tijden (wellicht van alle tijden). Want scherper onderzoek leert dat in de meest modieuse salons, aan de schitterendste tafels, de gesprekken hoofdzakelijk bestaan uit wat de franschen noemen propos d'antichambre, wij nederlanders, kleiner behuisd: keukenpraatjes. Doch het beste bewijs van de goede verhouding tusschen de echtgenooten wordt gevonden waar men dat niet licht zoude zoeken: in de ambtelijke berichten van den zweedschen gezant aan Gustaaf III. Wel betwijfelt Leozon le Duc, die deze uitgafGa naar voetnoot1), of mevrouw de Staël er aan medewerkte, want dan zoude zij de stijlfouten verbeterd hebben, doch dit betoog klemt allerminst. Immers wij weten dat ook op Germaine's stijl aanmerking werd gemaakt. Doch hoe proeft men haar uit den inhoud! Zulke sierlijke wendingen kent alleen eene vrouwenpen, en hoevele dier uitdrukkingen vindt men niet later terug in hare geschriften! Sterk treft ook dat de toon dier ambtelijke mededeelingen zoo plotseling anders wordt na het huwelijk. Goed, zéér voldoende zelfs zijn de Staël's rapporten tot 1786 toe. Maar niemand zal die voor zijn pleizier lezen. Doch daarna! Hoe fonkelen zij van vernuft! Tenzij de huwelijksgemeenschap zich ook uitstrekte over de geestelijke goederen, moet wel worden ondersteld dat Germaine gluurde over den schouder van haar heer gemaal, en diens pen bestuurde. | |
[pagina 441]
| |
Hoe anders bijv. te verklaren dat een uitmuntend geschoold hoveling zich tegenover zijn meester aldus zoude uitlaten over diens franschen collega: le Roi n'est rien, comme à son ordinaire. De Staël toch moest weten dat opmerkingen, die een koning zich over zijns gelijken veroorlooft, kwalijk worden genomen in den mond van ondergeschikten. En zou ooit een zweedsch edelman uit eigen beweging den tweeden franschen stand genoemd hebben cette éternelle aristocratie! Of bekennen: leurs propos tiennent à l'imprudence de l'enfance! Neen, alleen de zwitsersche republikeinsche burgerdochter kon zoo ongegeneerd alle gestelde machten omverkegelen! Hare oogen hebben Eric Magnus gehypnotiseerd! Soms, ongeduldig geworden, schuift de ambassadrice haar penvoerder van den stoel, en gaat zelf aan de schrijftafel zitten. Heelemaal van hare hand moet zijn het meesterlijk in elkaar gezette overzicht van de oorzaken der omwenteling, opgesteld op verzoek van Gustaaf III (13 Sept. 1789). In alle opzichten waardig te worden opgenomen in eene bloemlezing uit hare werken. Trouwens zij was meer dan een scherpziend toeschouwster geweest: door haren vader haast een medewerkster! Na verhaald te hebben hoe haar vader op 's konings bevel heimelijk het land verlaat, vervolgt het rapport: Je ne peux non plus me rappeler sans frémir (let op dàt veelzeggend woordje!) l'ordre donné à deux gardes du corps de courir déguisés sur les traces de monsieur Necker. Ces messieurs n'ont pas suivi la route qu'il avait prise pour sortir du royaume; la discrétion du maître de poste à Cambrai l'a peut-être seul garanti de la poursuite de ces deux gardes, qui pour découvrir sa marche ont employé tous les moyens possibles, jusqu'à dire qu'ils étaient ses neveux (schrikkelijk, nietwaar?) On ignore quels étaient leurs ordres et leurs intentions. Zou ooit eenig mannelijk wezen, al ware hij dubbel en dwars schoonzoon, gebeefd hebben en gesidderd, omdat twee stille dienders een ouden heer naloopen ten einde zeker te wezen dat deze inderdaad gehoorzaamt aan een politiemaatregel? Want dat de pseudo-neven inderdaad slechts deze onschuldige opdracht hadden, allerminst rondzwierven met sluipmoorde-naars-bedoelingen, erkent - nu tot bedaren gekomen - | |
[pagina 442]
| |
mevrouw de Staël zelve in hare Révolution française. Maar op zulk een oogenblik moesten wel bij een dochter, die zoo hartstochtelijk haar vader vereerde, zulke schrikbeelden opkomen. En verschoonbaar dat zij, nog onder den indruk, den zweedschen koning deelgenoot maakt van haren angst; heelemaal vergetende dat ver weg in het noorden, en zelf in groote moeilijkheden levende, deze zich weinig warm zoude maken over de verdere lotgevallen van een afgedankten franschen minister. Ook een andere ambtsbrief moet ongetwijfeld door mevrouw zijn geschreven. On dit sous le sceau du plus inviolable secret, aldus begint het bericht van 6 Mei 1790, hetwelk een staatsgeheim verklapt dat enkel Lodewijk en zijne ministers kenden. Lafayette nl. biedt aan het schip van den staat te redden door zelf het roer in handen te nemen. Aan den koning zal volgens zijn voorstel genoegzaam alleen nog staan het recht van oorlog en vrede alsmede het bijeenroepen der Kamer. Necker is het eens met den voorsteller; Lodewijk geeft toe. Slechts de groot-zegelbewaarder stribbelt nog tegen. Enfin tous les ministres ont consenti à la condition expresse qu'il serait secret, et il l'est en effet. Kostelijk, deze laatste plechtige verzekering! Echt vrouwelijke logica: onder het zegel der diepste geheimhouding iets verklappen wat niemand mocht weten, en dan nog met het onschuldigst gezichtje ter wereld verklaren dat heusch het geheim erg goed bewaard is. O, Eric, Eric, hoe smoorlijk verliefd waart gij nog na vier jaren het huwelijksjuk te hebben getorscht, om zulk een brief te kunnen insluiten in de valise diplomatique!Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 443]
| |
Mevrouw d'Oberkirch heeft dan ook misgezien toen zij reeds bij de voorstelling ten hove van Germaine, aan den echtgenoot meende te bemerken dat hij zich harer ietwat schaamde. Wel gebeurde op dien ontvangdag iets wat lang het Hof tot praten en lachen stof gaf. Drie buigingen voor de koningin moest de ambassadrice maken volgens voorschrift. De derde, diepste, waarbij als 't ware de zoom te kussen was van Marie Antoinette's kleed, mislukte jammerlijk. Teekenend voor Germaine: zij had onvoldoende zorg besteed aan haar toilet: de kant, aangebracht onder aan de japon, was slecht vastgehecht en haar voet raakte er in verward bij de achterwaartsche beweging. Slordig op hare kleeding is mevrouw de Staël steeds gebleven; dat strookte met hare loslippigheid, haar sans-gêne zelfs tegenover de hoogst geplaatsten. (Later zal haar zesjarig dochtertje onvervaard den pruisischen kroonprins op een berlijnsch kinderbal een klap om de ooren geven, en zóó hare afstamming bewijzen!) De maréchale de Luxembourg schudt dan ook reeds dadelijk na het huwelijk bedenkelijk het hoofd: ‘Ik hoop dat de heer de Staël gelukkig zal zijn, doch ik betwijfel het. Wel is zijne vrouw opgevoed in alle eer en deugd, maar zij heeft geen “wereld”, geen begrip van convenances. En zij is zóózeer overtuigd van eigen voortreffelijkheid, dat het hoogst moeilijk valt haar opmerkzaam te maken op hetgeen haar ontbreekt.’ Hier had dan toch waarlijk de opvoeding geen schuld! Men heeft slechts het portret der moeder op Coppet aan te zien, haar Mengelwerk te lezen, te bedenken hoe handig Suzanne Curchod zich wist omhoog te werken in de parijsche wereld, om overtuigd te zijn dat zij haar best heeft | |
[pagina 444]
| |
gedaan om door raad en voorbeeld het eigenwijze kind te maken even wereldwijs, even recht opzittend - lichamelijk en geestelijk - als zij zelve. Wat de moeder niet kon, heeft de echtgenoot wijselijk niet beproefd. De maréchale raadde Eric Magnus aan dadelijk flink aan te pakken! Goede raad... van een verrestaande! Doch daargelaten dat bij eene zoo heftige natuur als Germaine, hard aangrijpen zeker tot scherp verzet hadde geleid, de arme ambassadeur was in zijn eigen strikken gevangen! Zielig zijn de brieven, waarin hij aan Niels van Rosenstein zijn nood klaagt: ‘Ik heb 60,000 livres schulden; maar mijne vrouw en hare ouders weten er niets van. Houdt het stil!! Ik durf ze niets vragen, want dan raak ik onder den duim mijner vrouw. Gij denkt, dat mijn huwelijk mij rijk maakte? Ik ook; maar ik heb mij vergist, schrikkelijk vergist. Alles gaat in het huishouden, behalve 7 à 8000 livres voor eigen gebruik. Zelfs een simpele duizend écus (fr. 3000) zoude men mij niet geven, en daarenboven ware ik er door gebrouilleerd.’ En nogmaals drukt de getemde echtgenoot zijn vriend op het hart niets hiervan te laten merken, ‘anders hebben zij mij heelemaal in hunne macht’ (1791). Bezie nu nogmaals aandachtig het portret van Eric Magnus Staël van Holstein, baron van Holstein, enz., enz., hetwelk hangt te Coppet; hoe zorgeloos schijnt dat blozend, haast vrouwelijk zacht gelaat, hoe trotsch is blijkbaar de drager op den kamerheersleutel, die afhangt aan breeden zijden strik!... en herinner u dan het wijze oostersche spreekwoord: Men prijze den dag niet vóór het avond is. Van lieverlede werden de belangen van Germaine andere dan die van haren zweedschen echtgenoot. Want wèl was zij ambassadrice, doch... van Frankrijk, en zulks te Parijs. Ambassadrice daarenboven die zich een zeer eigenaardige taak had gesteld: C'est notre devoir à nous autres femmes de secourir dans tous les temps les individus accusés pour les opinions politiques, quelles qu'elles puissent être. Aldus schrijft zij later; en steeds handelt zij naar dezen regel. Germaine beschouwde zich als de vertegenwoordigster der verdrukte en vervolgde menschheid bij de mannen van het gezag. En velen heeft inderdaad haar pleiten het leven gered. | |
[pagina 445]
| |
De omstandigheden waren haar hierbij gunstig. Als dochter van Necker kende zij, en kenden haar de nieuwe machthebbenden; velen dezer waren haar welgezind ter wille van den vader. Als echtgenoote van den eenigen gezant, die niet uit Frankrijk was teruggeroepen, werd zij met bijzondere onderscheiding behandeld, stond men haar gaarne gunsten toe. Het gezantschapshotel werd zoodoende een vluchthaven; velen vonden er een schuilplaats, totdat zij met een valschen zweedschen pas over de grens konden geraken. Ook hare zwitsersche betrekkingen waren hierbij Germaine van nut. Persoonlijk bevriend met de baljuws van Lausanne en Nyon, wist zij onder zweedsche aangenomen namen vele franschen uitgewekenen een onderkomen te bezorgen aan de oevers van het Léman-meer, niettegenstaande het voorhoofdfronsen der Berner heeren, die toen over Vaud regeerden en den machtigen nabuur vreesden. Hoe zij de émigrés over de grenzen hielp? Een zwitsersche man of vrouw, gelijkend op de te redden persoon werd naar Parijs gezonden, gaf daar zijn pas over en trachtte dan zelf - als eenvoudig menschje geen argwaan wekkende - ergens anders weer over de grens te slippen. Ontstonden daarbij moeilijkheden wegens het niet hebben van een pas, dan hielp de zwitsersche grenswacht natuurlijk den landgenoot. En zij zelve: moest zij niet als liefhebbend dochter telkens van Parijs overvliegen naar Coppet? Goede gelegenheid om vluchtende vrienden als lakeien vermomd mede te nemen! Weinig scheelde het of dit had haar het leven gekost op den beruchten eersten September van den jare 1792. De ambassadrice meende, zoo zij in statie vertrok, des te minder bekijks te wekken. Doch nauwelijks heeft de berlijner, bespannen met zes paarden, de koetsier en palfreniers in groot livrei, het gezantschap verlaten, of eenige vrouwen uit het volk grijpen de leidsels, schreeuwende dat mevrouw de Staël fransch goud heimelijk wil vervoeren naar den vijand. Hoe zij gedwongen wordt te rijden naar het stadhuis, stapvoets, - een rit van drie lange uren! - terwijl de opgewonden menigte steeds wilder bedreigingen uit tegen de dame, die door zoo groote statie durft trotseeren het hongerende volk; hoe zij op het stadhuis, waar Robespierre troont, zes uren moet wachten, mourant de faim, de soif et de | |
[pagina 446]
| |
peur, (want aan het op haar paspoort aangegeven reispersoneel ontbreekt een lakei: dezen had zij gauw weggestuurd om den buiten de poort wachtenden vluchteling te waarschuwen), dat alles heeft Germaine zeer levendig beschreven in haar werk over de Revolutie. Dit is de eenige maal, dat zij zich handelende en sprekende invoert, want jammer genoeg, volgt zij ook haren vader in het steeds onpersoonlijk geschiedenis schrijven. Terwijl mevrouw de Staël bange uren doorbrengt op het stadhuis, spelen zich in de parijsche gevangenissen de Septembermoorden af. Uit het venster ziet de ambassadrice hoe mannen met ontbloote armen, besmeurd met het bloed der onschuldige slachtoffers van volksargwaan, haar steeds wachtend rijtuig omringen. Wie houdt de woeste bende in toom? Op den bok is naast den koetsier geklommen de beruchte Santerre en brengt de ommestaanden met kwinkslagen in goede luim. Indertijd had deze gewezen brouwer geholpen bij het uitdeelen van graan, door Necker van staatswege beschikbaar gesteld in het hongerjaar; op deze wijze wil de sans-culotte zijne erkentelijkheid betoonen aan de dochter. Eindelijk, na het invallen van den nacht, durft de procureurgeneraal Manuel mevrouw de Staël naar huis geleiden. Ook deze door heel Parijs gevreesde man is Germaine genegen; zelfs had hij den vorigen dag - juist bijtijds! - op haar aandringen twee verdachten uit de hechtenis ontslagen. En zoo ten slotte de ambassadrice, doch nu in bescheidener equipage, Parijs kan verlaten, is ook dit te danken aan een heftig revolutionnair: Tallien, die later Robespierre zal omverstooten. Zoo had Germaine in alle kampen vrienden; en dank hare zeldzame overredingskracht, wist zij bij allen haar doel te bereiken. Ook later tijdens de Bourbons, niet minder dan gedurende de revolutie, het directoire, ja zelfs het Keizerrijk! In zijne Souvenirs contemporains verhaalt Villemain hoe mevrouw de Staël op eenzelfde soirée een verdienstelijk, doch onafhankelijk en onvoorspoedig man wist te doen opnemen in het Huis des konings, eenige ontslagen keizerlijke ambtenaren in hun ambt deed herstellen, en daarenboven voorspraak was voor een paar letterkundigen, die tijdens | |
[pagina 447]
| |
hare verbanning niet geschroomd hadden haar alle talent te ontzeggen. Haast was deze laatste daad geene edelmoedigheid: Comment se fâcher contre d'autres que ceux qu'on aime? liet Germaine zich eens ontvallen. - Zelfs ondankbaarheid liet haar koud; trouvant par trop insensé de laisser troubler son bonheur par ceux qui ne peuvent y contribuer - getuigt mevrouw Necker-de Saussure in het levensbericht van hare nicht. Beter nog: zelfs wie haar geluk verstoord hadden, vergaf Germaine zoodra zij zelf in 't ongeluk vervielen. Toen zij vernam, dat tegen Napoleon op Elba een aanslag was beraamd, rustte zij niet voordat haar onverzoenlijke vijand was gewaarschuwd. Geen wonder dan ook dat wanneer mevrouw de Staël, geheel vervreemd en gescheiden van haar man, hoort hoe deze, geestelijk en lichamelijk zwaar getroffen, tot armoede vervallen, hulpeloos ligt en verlaten, zij alles vergetende naar hem toesnelt, hem verpleegt, hem mede wil nemen naar Coppet (1802). Doch onderweg maakt een beroerte een einde aan zijn leven, zoodat zij enkel zijn stoffelijk overschot kan thuis brengen bij hare en zijne kinderen. De laatste levensdaad van Germaine was een verzoek om gratie voor een ter dood veroordeelde. Daags na haar overlijden kwam het bericht dat de koning gehoor had gegeven aan de bede. Waarlijk, indien allen die zij redde, haar zullen verzellen ten dage des Oordeels voor den Rechterstoel, dan zal haar véél vergeven worden! Veel. Doch alles? Als vrouw heeft Germaine ongetwijfeld haar taak wèl vervuld, maar als echtgenoote? Vergat zij zij niet te spoedig dat - gehuwd met een vreemdeling - haar nu het naast moesten liggen de belangen van het aangenomen land, de belangen tevens van haren man? Wel waren de tijden moeilijk, zéér moeilijk... En hoevele gezinsbanden heeft ook niet de huidige oorlog uiteengereten? Vallen wij haar dus niet te hard.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 448]
| |
VNiet lang na het overlijden van haren echtgenoot schrijft Germaine aan de Sismondi: De drie mannen, voor wie ik het meest voelde sedert mijn 19e of 20e jaar, waren N(arbonne), T(alleyrand) en M(athieu de Montmorency). Let wel: de Staël maakt geen deel uit van het driemanschap! Dames zijn niet sterk in jaartallen. Immers Louis de Narbonne had Germaine reeds op haar 16e jaar ten huwelijk gevraagd, en een meer eerzuchtige moeder zoude zeker hare toestemming hebben gegeven; doch mevrouw Necker wilde geen katholieken schoonzoon. Anders denk eens: Narbonne was van koninklijken bloede; kind van Madame Adelaïde, ongehuwde dochter van Lodewijk XV, en van haren kamerheer graaf de Narbonne - Lara. (De Chemin des Dames, welke in den huidigen oorlog zoo vinnig wordt betwist, heeft aan deze verbindtenis haar ontstaan te danken. De rijweg werd aangelegd ten einde Mesdames de France - aldus werden 's konings dochters betiteld - het bezoek aan den graaf te vergemakkelijken.) Zéér gezien ten hove, mooi, innemend, hoogst begaafd, goed onderwezen, bezat volgens Villemain, de jonge Narbonne un brillant talent de conversation; en | |
[pagina 449]
| |
was hij, naar de getuigenis van den lateren schoonzoon van mevrouw de Staël: plus perspicace que Caulaincourt, plus habile que Talleyrand. Talleyrand! Verbaas u niet dezen voor ons zoo weinig aantrekkelijken staatsman te zien geteld onder wie Germaine's hart troffen. Wij kennen slechts de latere, leelijke editie, doch in zijne jonge jaren moet nog grooter bekoring van hem zijn uitgegaan dan van Narbonne. Zoo oordeelt bijv. de hanoveraan dr. Bollmann, die op aandrang van mevrouw de Staël, met gevaar voor eigen leven Narbonne hielp uitwijken naar Engeland, en nu ten harent, op Juniperhall, beide heeren kan vergelijken (1793). ‘Narbonne weet zelfs de saaiste onderwerpen aantrekkelijk te maken, en is als hij wil, onwederstaanbaar. Ik ken slechts één man, die hem nabijkomt; ja zelfs overtreft. Narbonne bekoort, doch vermoeit op den duur; naar Talleyrand zoude men jaren kunnen luisteren!’ Beiden dus: Narbonne en Talleyrand bezaten wat Germaine in zoo hooge mate aantrok, waarin zij zelf zoozeer uitmuntte: l'esprit de la conversation. Beiden konden haar dus geven wat zij noodig had. Want - vreemd genoeg - hare schijnbaar nooit rustende verbeeldingskracht moest steeds aan den gang gemaakt worden door een invloed van buiten: Ma fille a besoin d'un premier mot, schrijft Jacques Necker. En deze kende zijne dochter zéér goed. Toch was het niet dit alleen wat Germaine trok tot beiden. Wel moge de ‘Wahlverwantschaft’ eerste aanleiding zijn geweest; aan het inniger worden der verhouding waren hare twee hartstochten schuld: liefde en heerschzucht! La Puissance! Zoowel Narbonne als Talleyrand waren afgevaardigden van invloed in de dagen dat de eerzuchtige ambassadrice van uit hare loge in de zaal der Staten-Generaal door wenken, briefjes, door tot zich te roepen uit het parlementaire strijdperk, mede hielp een nieuw-Frankrijk te stichten. Voor de vrouw, toenmaals in openbare vergaderingen tot zwijgen gedoemd, waren zulke mannen onontbeerlijke organen. En dankbaarheid voor de aldus verleende diensten deed de liefde geboren worden, heeft deze althans zeer stellig aangewakkerd. Vooral Narbonne was Germaine's boezemvriend: was hij niet ‘haar’ minister van oorlog?... Voor onzen tijd, die zoo gaarne de ziel legt op een ont- | |
[pagina 450]
| |
leedtafel, is misschien het meest belangrijke boek van mevrouw de Staël datgene waarmede hare eigenlijke schrijversloopbaan begint: de studie omtrent den invloed der Hartstochten (1796). Dat boek is eene zelfverdediging! J'éprouve le besoin de me faire juger par mes écrits, heet het in de voorrede. Calomniée sans cesse et me trouvant trop peu d'importance pour me résoudre à parler de moi, j'ai dû céder à l'espoir qu'en publiant ce fruit de mes méditations, je donnerais quelque idée vraie des habitudes de ma vie et de la nature de mon caractère. Onnoozele, die meent zich tusschen die bladzijden te kunnen verschuilen, terwijl elke regel haar hartstocht uitgilt! En alsof zulk eene verzekering noodig ware, laat zij het hoofdstuk over de Liefde voorafgaan door deze bekentenis: ‘De andere gedeelten schreef ik met behulp van hetgeen ik waarnam of las, dit hoofdstuk berust geheel op eigen ervaring, en geeft mijne gewaarwordingen, gelijk deze in mij opwelden.’ Wat mevrouw de Staël perste tot schrijven van dit boek? Niet de reden, welke zij noemt in het voorbericht. Immers haar doen en laten getuigt dat haar de meening van het groote publiek steeds onverschillig was. Neen, zij schreef alleen om zoodoende de inwendige spanning op te lossen, althans dragelijk te maken. Je ne comprends rien à ce que je lis, et je suis obligée d'écrire, erkent zij in bewogen tijden. Alleen aan het schrijfbureau kon zij haar hart lucht geven, alleen met de pen in de hand kwam zij tot rust. Toch nog maar ten deele, en tijdelijk. Want na zorgvuldig een voor een te hebben nagegaan alle middelen, welke hartstocht kunnen dempen, komt zij tot dit besluit: En composant cet ouvrage, où je poursuis les passions destructives du bonheur, où j'ai cru présenter des ressources pour vivre sans le secours de leur impulsion, c'est moi-même aussi que j'ai voulu persuader; j'ai écrit pour dégager mes facultés de l'esclavage des sentiments. Helaas, zuchtend moet zij er aan toevoegen: Je l'ai essayé, et je ne suis pas sûre d'avoir réussi dans ma doctrine sur moi-même. Zulk kloekmoedig strijden heeft haar inderdaad niet behoed voor een nieuwe nederlaag. In 1796, toen dit boek werd gedrukt, verscheurden de hartstochten niet minder Germaine's boezem dan toen zij in 1793 te Juniperhall er de eerste schets van vervaardigde. | |
[pagina 451]
| |
Waarom zij in de barre Januarimaand van laatstgenoemd jaar uit Coppet overstak naar Engeland, met achterlating onder de hoede harer tegenstribbelende ouders, van den tweejarigen Auguste en den nauwelijks geboren Albert? (Haar man had toentertijd te velen diplomatischen moeilijkheden het hoofd te bieden, om nog daarbij aan zijn echtgenootschap te kunnen denken). C'est Vénus tout entière à sa proie attachée,
kunnen wij Racine nazeggen. Tot elken prijs wilde zij Narbonne terugzien, door hare bemoeiingen veilig uitgeweken naar Engeland; hem overhalen haar te volgen naar Zwitserland. Doch tevens dreef haar die andere hartstocht: heerschzucht. Want dáár, wel als ballingen, doch geenszins zonder invloed op den loop der zaken in Frankrijk, waren allen vereenigd, die zij indertijd van uit hare diplomatenloge had bestuurd. En wie twijfelen mocht aan haar staatsmantalenten, haar scherpen blik en zeggingskracht, leze slechts wat Lacretelle de jongere 's avonds opteekende na een diner op de zweedsche ambassade, waar Germaine hare gasten de dwaasheid had voorgehouden van de beraamde royalistische tegenomwenteling (1795). Weinig mannen uit de parlementaire oefenschool kunnen zich beroemen in dezen te evenaren de vrouw, die enkel in den salon leering had gevondenGa naar voetnoot1). Heerschen door liefde, waar alle andere heerschappij voor de vrouw was uitgesloten!..... Arme Germaine; de mannensteun is zoo wrak! L'amour est l'histoire de la vie des femmes, c'est un épisode dans celle des hommes, zal zij later zuchtend erkennen. Narbonne was haar moede; hem, den edelman ancien régime, hinderde op den duur het sans-gêne van Necker's dochter; zij was hem te onaristocratisch, te zwitsersch. De maréchale de Luxembourg had gelijk: mevrouw de Staël bezat geen ‘wereld’, en dat wreekte zich nu. En Talleyrand, óók op en 't op ancien régime, en wel van de slechtste soort, geboren intrigant, voelde instinctmatig dat mevrouw de Staël hem op den duur een blok aan 't been | |
[pagina 452]
| |
zoude zijn: zij was te eerlijk, te oprecht, te onbaatzuchtig. En zoo vergat hij gaarne dat haar geldelijke steun zijn terugkomst uit Amerika mogelijk had gemaakt, dat aan hare voorspraak bij Barras te danken was zijn ministerschap: de eerste trede op de trap der eere. S'il avait besoin qu'on l'aidât pour arriver au pouvoir, il se passait très-bien des autres pour s'y maintenir, is de eenige schriftelijke wraak welke Germaine nam - want zij was zacht, zelfs tegenover wie haar griefde. Wie nu? Want de derde liefde, - die voor Mathieu de Montmorency, - flikkerde maar even, was dan ook enkel uit medelijden geboren, en verkalmde weldra tot duurzame vriendschap. Mathieu, het jongste lid der Staten-Generaal, ook een der meest begaafde en voortvarendste, was zeer ongelukkig gehuwd, en zocht zijn heil bij eene nicht, de markiezin de Laval. Wanneer deze hem plotseling door den dood ontvalt (1790), wil mevrouw de Staël den haar zoo sympathieken afgevaardigde troosten... en troost meteen den man. Doch de gruwelen van het schrikbewind, dat ook zoovele slachtoffers maakte onder zijne nabestaanden, brengen Mathieu tot inkeer. Voortaan zoekt hij enkel troost aan den voet van het Kruis. Maar des te grooter wordt zijne bezorgdheid voor Germaine; en als een beschermengel waakt hij haar leven lang over zijne vroegere beminde, telkens zijne bekommering lucht gevende in fijn gevoelde brieven aan beider vriendin, de reeds zoo dikwijls in dit opstel genoemde en nog dikwijls te noemen Albertine Necker-de SaussureGa naar voetnoot1). In den nazomer van hetzelfde jaar dat Mathieu's bekeering zag (1794), ontmoet mevrouw de Staël wie haar langen tijd zal binden. Ditmaal trekt haar geen franschman, ancien régime, katholiek, van hoogen adel, doch een protestantsche zwitser, half duitscher door langdurig verblijf aan het Brunswijksche hof, ietwat uit de kracht gegroeid, rosharig, bebrild, en behept met zenuwtrekkingen: Benjamin Constant de Rebecque, zoon van een gepensionneerd zwitsersch generaal in hollandschen dienst. Hoe haalde Narbonne den neus op over dezen aanstellerigen afstammeling van een Coppet- | |
[pagina 453]
| |
schen predikant! Wel was Benjamin door onze voormalige landgenoote Belle de Charrière-van Tuyll van Zuylen letterkundig ontbolsterd, doch alleen de doordringende oogen van mevrouw de Staël zagen welk een staatsman in dezen bohème schuilde. In hare handen is dan ook Constant geweest als pottebakkersklei, terwijl hij zijnerzijds zich gewillig liet kneden, wèl bewust dat alleen eene zoo krachtige persoonlijkheid zijne aangeboren traagheid en angstvalligheid kon overwinnen. Den door het vele zwerven ietwat verfomfaaiden zwitser hinderde daarenboven niet wat de te Versailles geschoolde edellieden afstootte in de vrouw ‘die hare wereld niet kende’. Aldus ontstond een tienjarig tweemanschap, dat Constant maakte tot lid van het Tribunaat onder het Directoire, en onder de Bourbons tot invloedrijk afgevaardigde - Welk eene beteekenis hij verkreeg als staatsman, blijkt wel het best uit deze getuigenis van Germaine's schoonzoon, die dan toch alle reden had zich over dezen aanbidder van mevrouw de Staël te beklagen: C'est lui qui a vraiment enseigné le gouvernement représentatif à la nation nouvelle; on ne saurait trop apprécier sur ce point la dette de notre pays envers lui. Trouwens ook nog in deze dagen wordt meermalen zijn naam genoemd. Stormachtig tweemanschap! Want telkens tracht Constant los te breken van de vrouw, die hem dag noch nacht met rust laat; vlucht eindelijk - ten doode vermoeid - in de armen eener hottentotsche Venus (aldus teekent de Broglie de ietwat aftandsche Charlotte van Hardenberg). Maar ook uit deze huwelijkshaven keert de gewezen minnaar steeds terug tot de vroegere geliefde, gedreven door het bewustzijn dat al zijne denkbeelden oorsprong vinden in Germaine, dat het haar geest is, welke hem doet spreken. En mevrouw de Staël zelve? Beurtelings aangetrokken en afgestooten, Constant evenmin kunnende ontberen, want hij vuurt haar aan (men denke aan le premier mot dat haar volgens Necker was in te fluisteren!), kon zij toch niet besluiten de tijdelijke verbintenis om te zetten in eene duurzame, toen zulks mogelijk werd door het overlijden van haren zweedschen echtgenoot (1802). Hoezeer zij echter zelve lijdt onder den strijd van deze alles verteerende liefde met haar gezond verstand en gevoelens van hoogere | |
[pagina 454]
| |
zedelijkheid, leert deze wanhoopsuiting in haar boek over de Hartstochten: ‘Een raadsel is mij de toestand onzer ziel! Vergelijkt men onzen geest met ons lichaam, met dat lichaam zóó volkomen in al zijne deelen, zóó evenwichtig, dan schijnt het alsof onze geest nog niet is losgemaakt uit den chaos, en pas op het punt staat te worden geboren!’ Inderdaad, chaos van goed en kwaad: notre nature faite en grand, gelijk mevrouw Necker-de Saussure van haar schreef, is mevrouw de Staël geweest en langen tijd gebleven. Want men moet Germaine niet zoeken in Corinne; zij heeft zich zelve daarin evenmin beschreven als Benjamin Constant zich teekent in zijn roman Adolphe. Geen schrijver geeft zich zelf zooals hij is; immers hij is kunstenaar en geen fotograaf. En daarenboven zoekt ieder in zich zelf niet de werkelijkheid, maar zijn ideaal. - Wie haar dan ook wil uitbeelden gelijk zij was, plaatse onvervaard de meest schrille kleuren ongebroken, schrijnend, vlak naast elkander, schrome geen lichttoetsen, zóó fel dat zij bij 't eerste aanschouwen beletten het overige te zien, maar huivere evenmin voor breede schaduwen met onpeilbare diepte. On voit en elle le relief de ce qui se passe confusément dans la plupart des âmes, erkent hare levensbeschrijfster, en allerminst dus doezele men mevrouw de Staël's trekken weg tot de geliktheid van een achttiende-eeuwsch pastelportret! Hoe eindelijk de chaos zich oploste, het goede zich scheidde van het kwade? Haar geloof heeft Germaine behouden, doch allerminst dat kinderlijk geloof, hetwelk Suzanne Curchod haar indertijd trachtte in te prenten. Wel prevelden de lippen na wat de moeder voorzegde, doch het was als in een droom: het gehoorde drong niet door tot het hart. Hoe luchtig nog maakt mevrouw de Staël zich af van gemoedsbezwaren in haar boek over de Hartstochten: Geloof - meent zij - is eene gave, evenals schoonheid of genie, welke de natuur al dan niet schenkt, et qu'aucun effort ne peut obtenir... Neen, wat Germaine heeft behouden, was een zeer eigenaardig geloof: haar droeg omhoog het vertrouwen op een aardschen vader, het geloof in Jacques Necker. | |
[pagina 455]
| |
VINiet velen zien in Jacques Necker den redder zijner dochter, vinden integendeel ziekelijk en overdreven hare zoo sterk sprekende vereering voor den dikken, zelfvoldanen man. Er zijn er zelfs die den vader een invloed ten kwade toeschrijven. Zoo Vinet, die dan toch als zwitser vrij is van fransche vooroordeelen, die als protestant en paedagoog een geheel anderen kijk heeft op mevrouw de Staël dan het haast ontelbaar heir van letterkundigen, dat zich met haar bezig hield en nog steeds bezig houdt. In de karakterstudie, welke voorafgaat aan de zeer uitvoerige en waardeerende beoordeeling der werken zijner landgenoote, meent deze Lausanner hoogleeraar het buitensporige in het doen en laten van Germaine te moeten toeschrijven aan drie oorzaken: aan den zoo sterken drang naar liefde, aan de teleurstelling veroorzaakt door een ongelukkig huwelijk, en aan de weinige gestrengheid, te groote toegeeflijkheid van haren vader. Nu wij over zooveel meer gegevens beschikken dan Vinet ten dienste stonden in de jaren veertig der negentiende eeuw, gaat Eric Magnus Staël van Holstein vrij uit van de aanklacht zijne vrouw ongelukkig te hebben gemaakt. De echtverbintenis was niet rampzaliger dan ontelbare andere, welke geenszins een zóó uit den band springen ten gevolge hadden. Dat de vader weinig gestreng optrad in Germaine's jeugd, later groote toegeeflijkheid betoonde, is niet tegen te spreken; maar mag men Necker deswege beschuldigen zijne plichten als opvoeder niet te zijn nagekomen? Heeft Vinet zich wel eens ingedacht hoe het onstuimige kind zoude gereageerd hebben op vaderlijke strengheid? Waar in het katholieke Frankrijk alleen huisonderwijs voor eene protestantsche mogelijk was, en de eigen opleiding van Suzanne Curchod deze de noodige kennis had bijgebracht, was zij als moeder de aangewezen opvoedster en onderwijzeres van Germaine. Wat kon daarenboven de vader meer zijn dan raadgever; hij, de zoo volhandige, groote zakenman, wien straks als minister een reuzentaak op de schouders wordt gelegd? En al bestaan daarvoor geen schriftelijke bewijzen, men | |
[pagina 456]
| |
kan zeker zijn dat Necker aan zijne plichten als raadsman heeft voldaan; daarvoor was zijne verhouding tot vrouw en kind te innig. Maar de scherpziende Jacques kende zijne vrouw, wist dat zij als opvoedster gestreng was, haast mannelijk gestreng. En niet minder goed doorzag hij het kinderhart; wist hoe groot bij Germaine de drang was naar teederheid en wederliefde. En nu mag geen gezin uit twee vaders bestaan: verstand en gemoed hebben even groote rechten. Kan een kind geen troost vinden aan moeder's schoot, dat het dan ten minste vrij uitweene aan vader's borst! Necker kon - en mocht - niet anders handelen dan hij deed: hij moest tegenwicht vormen. Doch kon ook Suzanne anders hebben gehandeld? Beklaag de schijnbaar zoo benijdbare millionnairsvrouw, de gevierde meesteresse des huizes, wier salon verzamelplaats was van al wat naam en talent bezat, echtgenoote van den man in wien Frankrijk den eenigen redder zag en die haar afgodisch vereerde! Want haar lichaam leed duldelooze pijnen. Necker schrijft: de fort bonne heure elle fut soumise à des angoisses tellement pénibles, que par degrés elle perdit le sommeil; et le jour, obligée de céder à un mouvement d'agitation, elle se tenait debout, même en société, et n'obtenait un peu de repos que dans le bain. Hard moest dus Suzanne zijn jegens zich zelve, wilde zij al hare plichten kunnen vervullen. Hoe gehard waren trouwens niet de vrouwen van het ancien régime! Lees slechts wat mevrouw de Maintenon, teneinde de leerlingen van St. Cyr voor te bereiden voor een moeilijk leven, verhaalt van de zeer oude hertogin de Richelieu. ‘Nimmer zag men deze leunen, hoe ziek zij ook mocht zijn; hoogstens liet zij - als het niet langer was te harden - de armen ietwat hangen. Alors on disait: Madame la duchesse, vous n'en pouvez plus.’ En mevrouw de Maintenon zelve, de ongekroonde heerscheres over Frankrijk, durft hare verstijfde, oude, vermoeide ledematen niet door een scherm achter haren stoel beschutten tegen den ijzigen tocht, welke 's-winters waait door de onmetelijke zalen van Versailles, uit vrees dat alsdan het oog van den binnentredenden koning onaangenaam zal getroffen worden door de zoodoende verbroken eenvormigheid van het vertrek! | |
[pagina 457]
| |
Dit voortdurend worstelen tegen lichaamspijnen verhardde niet slechts Suzanne Curchod, doch wijzigde ook van lieverlede hare inzichten omtrent de taak der vrouw. Zij, die eens schreef dat de vrouwen zijn als watten in onze kraakporseleinen maatschappij, wil nu dat de zwakkere sexe zich geheel zal terugtrekken uit het openbare leven. Hoogstens mag deze zich wijden aan werken van liefdadigheid. Une preuve que les femmes ne devraient pas se montrer en public, teekent zij aan in haar dagboek, c'est que l'usage du monde leur défend de s'y faire remarquer, de parler haut, de sortir de leur place. Zoo moest dus wel de moeder vervreemden van de levenslustige dochter, die innerlijke drang en de omstandigheden daarentegen op den voorgrond brachten. Vele der aanteekeningen in Suzanne's dagboek zijn dan ook zijdelingsche verwijten. Eindelijk wordt dit den vader te bar. Onder hare waarschuwing: le grand art de la conversation est d'attirer la parole, de parler peu et de faire beaucoup parler les autres, stelt hij deze woorden: lorsque madame Necker écrivait cette réflexion, sa fille n'allait pas dans le monde, ou n'y avait pas encore acquis la confiance de ce talent qui lui est particulier: d'animer tout autour d'elle, en prenant cependant la plus grande part dans la conversation. Wat zoude er dus van Germaine zijn geworden, indien het vaderhart zich eveneens had gesloten voor het heftige kind? Want dat de dochter ten slotte niets - letterlijk niets - meer voelt voor de moeder, wijzen de brieven uit, welke zij kort vóór en na het overlijden schrijft aan den vertrouwden Meister.Ga naar voetnoot1) Ware Necker niet zoo meegaand geweest, had hij niet zóó in Germaine's gevoelens weten te komen, voor goed zoude deze het ouderlijk huis den rug hebben toegekeerd, en haar naar wederliefde hijgend hart zou elders gezocht hebben - zonder te vinden - wat alleen een vader of moeder kan geven: dat zalig gevoel van veiligheid en rust, hetgeen een geteisterd hart zoozeer behoeft, en kracht verleent voor nieuwen strijd. Nogmaals mag men dus vragen: wat zoude zonder Jacques Necker geworden zijn van Germaine? | |
[pagina 458]
| |
VII.Men moet om de verhouding van mevrouw de Staël tot haren vader wèl te begrijpen, hare hartstochtelijkheid in dezen niet beschouwen als op zich zelf staand. Die kinderliefde schijnt slechts overdreven, indien men hare overige hartstochtsbetuigingen verzwakt tot die van eene gewone stervelinge. Want dan inderdaad blijft deze eene gemoedsuiting verbazen, in al hare felheid haast ergeren. Doch men herleze wat zij schreef in haar boek over de Hartstochten: la plupart des hommes et même un grand nombre des femmes n'ont aucune idée du sentiment de l'amour tel que je viens de le peindre, en bedenke daarbij dat zij zich zelve tot model had gediend. Wenscht gij trouwens de getuigenis van een die alle stormen mede maakte? Ondervraag dan Benjamin Constant; niet den m.i. al te bewonderden schepper van den bloedeloozen ‘Adolphe’, doch den schrijver van het dagboek. Een mannenbiecht, niet minder openhartig dan die van Germaine! Hoe duidelijk blijkt uit beider bekentenissen tevens het verschil in sexe! Hoe bevestigen zij de opmerking van mevrouw de Staël: dat bij eene vrouw de liefde is de gebeurtenis van het leven, en slechts een gebeurtenis in het leven van den man! En wel ‘een’ gebeurtenis, na welke de man niets liever verlangt dan... rust! Zéér prozaïsch zelfs: Constant heeft vooral behoefte aan... slaap! Minette - aldus noemt de schrijver mevrouw de Staël in navolging van haren vader - est de mauvaise humeur, parce que je ne veux pas veiller le soir. Il est clair que je serai forcé de me marier pour pouvoir me coucher de bonne heure. Vroeg naar bed gaan, stond waarlijk niet op mevrouw de Staël's lijstje van werkzaamheden. Ziehier wat Constant aanteekent: Ce soir Schlegel - die ten harent woont, hoofdzakelijk ten einde haar bij te staan in hare letterkundige onderzoekingen - s'est trouvé blessé par une taquinerie, et comme elle ne se lasse jamais de causer, elle voulait recommencer avec lui une explication à une heure du matin, en se réservant pour après cette explication, une conversation sur les choses cent fois discutées. Je mourais de sommeil, et j'avais mal aux yeux; mais il faut obéir. Je n'ai jamais vu une femme meilleure, ayant plus | |
[pagina 459]
| |
de grâce et plus de dévouement, mais je n'en ai jamais vu une qui ait des exigences plus continuelles sans s'en apercevoir; qui absorbe plus la vie de ce qui l'entoure et qui, avec toutes ses qualités ait une personnalité plus avouée. Toute l'existence, les minutes, les heures, les années doivent être à sa disposition. Et quand elle se livre à sa fougue, c'est un fracas comme tous les orages et les tremblements de terre. Arme drommel! Zelfs zijn huwelijk met Charlotte van Hardenberg redt Constant niet! Hélas, à quoi sert ma retraite - vertrouwt hij zijn dagboek toe - madame de Staël arrive, toutes mes combinaisons sont bouleversées. Le soir - scène affreuse, qui dure jusqu'à cinq heures du matin.’Ga naar voetnoot1) Begrijpt men nu beter dat eene zoo hartstochtelijke vrouw als Germaine óók zoo uitbundig moest zijn in hare liefde voor Jacques Necker? Toch zoude men wellicht overdreven blijven vinden de vrees van Benjamin Constant dat Germaine de doodstijding van haren vader niet zoude overleven, indien niet kort geleden uit de archieven van Coppet de briefwisseling ware gelicht tusschen vader en dochter.Ga naar voetnoot2) Zoodoende heeft wel haar afstammeling het strenge gebod overtreden, door mevrouw de Staël gesteld, doch wij kunnen hem niet anders dan dankbaar zijn voor deze onbescheidenheid. Alleen hierdoor wordt ten volle voor ons begrijpelijk de merkwaardige vrouw, in welke Albertine de Saussure zag notre nature faite en grand. Tot goed verstand van het eerstvolgende uittreksel uit die briefwisseling, diene dat Germaine tijdens haar verblijf op Coppet te vergeefs getracht had haren vader te bewegen met haar terug te keeren naar Parijs. Want zij kon evenmin leven zonder Jacques Necker als zonder de intellectueele wrijving der hoofdstad. Daarenboven hoopte zij dat de aanwezigheid van haren vader zoude bezweren het onweder, | |
[pagina 460]
| |
dat zij voelde opzetten. Doch Necker wist wel beter: Parijs was hem ontgroeid; ma vieillesse est méprisée (bekentenis, die de dochter tranen ontlokte), de Consul zou niet luisteren naar dezen revenant; en dus weigerde hij beslist, hoeveel het hem ook kostte Germaine te grieven. De brief is geschreven uit Moriz op de fransche grenzen, den avond in November 1801 van den dag, waarop mevrouw de Staël Coppet verliet. Een en al jammerkreet, maakt die brief begrijpelijk, waarom vader en dochter de gewoonte hadden aangenomen in de laatste dagen van hun samenzijn enkel over onverschillige onderwerpen te spreken. Slechts per brief, van kamer tot kamer, dorsten zij hun hart uitstorten: de smart van het naderend scheiden ware anders te heftig geworden. Hélas! cher ange (zoo noemt Germaine gewoonlijk haren vader) je n'ai à t'entretenir que de sentiments douloureux.... Je ne puis concevoir comment je suis parti sans avoir rien obtenu de toi, et si je retournais, le seul charme de ta présence m'ôterait la force de te demander la vie, si mon insistance te déplaisait. Pourquoi voudraistu donc abuser de ce charme? Change-t-il rien au fond du coeur, et quand vingt fois ta grâce angélique enchaîne la plainte sur mes lèvres, en dévore-t-elle moins mon âme? Ah, je te l'affirme, cette vie de séparation est impossible... Que suis-je loin de toi! Sans toi, mon être intérieur se désorganise, et l'autre vie, si elle existe, c'est à toi seul que je puis la devoir.... Adieu, ange, ange à moi sur cette terre. Wist men niet dat hier een dochter een vader toesprak, welk eene andere genegenheid zoude men onderstellen! Het nu volgende is ontleend aan een brief, geschreven op Germaine's triomftocht door Duitschland. Hoe werd zij gevierd door het Weimarsche hof! Beter nog: hoevele nieuwe gezichtspunten openden haar de Weimarsche grooten van geest! In haar rees dan ook op een denkbeeld van wijde strekking: Frankrijk te hernieuwen door Duitschland's letterkunde en philosophie. - Aantrekkelijke taak, harer waardig! Begrijpelijk dus zoo bij haren lust om te arbeiden en tevens van het leven te genieten, nu alles rooskleurig hadde geschenen. En toch, welk een diepe neerslachtigheid spreekt niet uit deze regels aan haren vader: Je te le dis, je ne puis pas te survivre. Tâche, cher ami, de vivre jusqu'à ce que ma fille soit mariée. (Albertine telde nauwelijks zes | |
[pagina 461]
| |
jaren, en Necker was reeds een zeventiger!) Nous nous endormirions si paisiblement alors. (Weimar, 13 Dec. 1803). Het was niet de eerste maal, dat zij zich zoo aan haren vader vastklampte. In den zomer van datzelfde jaar had zij reeds uit Genève - waar zij de afleiding zocht, welke het stille Coppet niet kon geven, - hem het volgende geschreven: Tu es mon seul appui sur la terre. Considération, fortune, direction, bonheur, religion, tout est là pour moi. J'ai des affections ailleurs, je n'y ai point d'appui, et jamais être n'a eu plus besoin d'un autre. Il faut donc, il faut que j'espère les mêmes années, et c'est du fond du coeur que je souhaite que les miennes s'abrègent pour nous rapprocher plus sûrement. Adieu, mon ange tutélaire.... Toch voelt zij zelve hoe onnatuurlijk ook deze heftigheid is! Tâche de me fortifier smeekt zij Necker - tâche de devenir moins aimable, arrache-moi l'excès de tendresse que j'ai pour toi. C'est un poison que cette tendresse; elle me cause mille fois plus de douleur qu'elle ne peut me faire de bien. ‘Gij zijt niet zoo als ik, roept zij eindelijk in wanhoop uit: tu n'as pas des serpens dans le coeur!’ Zulke uitingen mag men niet belachelijk vinden: die bekentenissen doen ons peilen de afgronden van haar hart. Wat zoude er van deze vrouw zijn geworden, wier hoofd duizelde van gedachten, in wier binnenste felle orkanen stormden, indien zij niet met handen had kunnen omklemmen, als een soort fetish, haren vader; indien zij niet zóódoende even op adem had kunnen komen en uitrusten van die wilde vlucht voor zich zelf? Vinet's oordeel omtrent Jacques Necker is dan ook mijns inziens even onjuist als het oordeel was van mevrouw de Genlis omtrent Suzanne Curchod's opvoedingsmethode. Vader en moeder kenden beiden beter hun kind, dan zulke ver af staande paedagogen. Zoo de moeder faalde, is dat enkel door lichaam, niet door geest. Doch de vader heeft steeds tegenover Germaine betoond datzelfde onuitputtelijke geduld, uit medelijden geboren, waarvan hij ook blijk gaf tijdens de laatste dagen van het leven zijner echtgenoote. Menigmaal lieten toen de pijnen Suzanne Curchod geen oogenblik rust; viel eindelijk door uitputting, de lijderes plotseling in slaap, het hoofd gevleid op Necker's arm, dan - schrijft mevrouw de Staël - stond deze zóó | |
[pagina 462]
| |
urenlang stokstijf in dezelfde houding, uit vrees haar door de geringste beweging wakker te maken. Zóó moet men Necker zien, steeds zich zelven vergetend. Vrouw en kind, ziedaar zijne eenige hartstochten. Toen dan ook in zijne laatste ziekte eindelijk de geest ging dwalen, kwam geen woord over zijne lippen dat herinnerde aan zijn staatkundig leven, zijne triomfen en teleurstellingen; alle zijne gedachten bepaalden zich tot die twee geliefden. - Ook toen hij geestelijken troost zocht, was dit niet uit bekommering over eigen toestand. Blijkbaar zinspelende op wie hij achterliet, vroeg hij enkel, doch zonder de dochter te noemen: Ne croyez-vous pas que l'indulgence, la plus belle qualité chez les hommes, est aussi le plus bel attribut de l'Etre suprême? Ach, hoe gaarne ware Germaine's vader haar even-ouder geweest, ten einde - gelijk hij eens schreef - als broer haar levenslang te kunnen beschermen! Toch is deze wensch vervuld geworden. Necker's geest heeft zijne dochter tot het einde toe verzeld: de leidsman werd tot leidstar, nu verplant naar den hemel. Te vergeefs langer haren vader zoekende op aarde, moest zich wel haar blik richten naar omhoog. Dáár werd haar de Oneindige geopenbaard; zóó haar die kracht gegeven welke hare latere geschriften maakt tot boden van een nieuwen, beteren tijd; werd zij zelve tot wat die zóó reine, diep voelende, zéér geloovige Albertine Adrienne de Saussure met volle overtuiging noemt: le seul missionnaire possible dans un monde savant et raisonneur, frivole et dédaigneux. Indien niet door Necker opgeheven en geleid, ware Germaine nimmer geworden wat zij is: de wegbereidster der moderne vrouw.
R.P.J. Tutein Nolthenius. |
|