twee Duitsche heksen over worden losgelaten, komt dunkt me geheel voor rekening van Lukas, de hoofdfiguur, in wien zoowel het hervormerige jongmensch uit Ghetto als het sympathieke-slachtoffer (één woord!) uit De Opgaande Zon hun zwakke kanten terugvinden kunnen, en de ethische of socialistische Herman Heijermans van zijn alter ego den kunstenaar datgene, wat met het modewoord egocentrisch ineens is omschreven.
Ook Else Mauhs heeft in een nieuw Nederlandsch stuk gejubeld en ook Mijn en Dijn zou men onevenwichtig kunnen noemen. De rechte lijn is er uit het oog verloren, aan den kenschetsenden ondertitel ‘spel van eerzucht en ijdelheid in een deftige stad’ niet vastgehouden. Een Hollandsche Nora heeft de straf-des-huwelijks te voltrekken over een geniepigen Streber, dien zij heeft aanbeden. Dat had op verschillende manieren kunnen gebeuren. De schrijfster heeft, gemoedelijkweg, een dreigement voldoende geoordeeld en hiertoe een liefde-conflict bedacht, waarachter zij een al te gemakkelijke oplossing heeft meenen te vinden. Zij dankt er de sterkste tooneelen van het stuk en een dankbare bohème-figuur aan, welke door Chrispijn Jr. zoo gevoelig en krachtig gespeeld is, als Van Gasteren het die van den echtgenoot onvoldoende heeft gedaan. Else Mauhs kon in de vrouwelijke hoofdfiguur geen nieuwe kanten, doch wel zeer verschillende en schoone fazen van haar talent toonen.
‘Het Rotterdamsch Tooneel’ heeft, na Hedda Gabler, nogmaals een stuk van ‘het Nederlandsch’ voor zijn rekening genomen, namelijk Emants' Domheidsmacht. Men beweert, dat het hier indertijd de primeur van had kunnen krijgen! Is dit zoo, belangstellenden zouden aan een directoriale domheid het niet alledaagsch genot danken, door de verschillende vertolkingen van een hoofdrol, een Nederlandsch werk onder sterk verschillend licht te hebben gezien. De mevrouw Ter Voorst van Christine Poolman was een andere vrouw dan de mevrouw Ter Voorst van Marie van Eysden. Mevrouw Poolman was meer dom: was het knappe, fysiek nog altijd aantrekkelijke, hieraan meer dan voldoend ‘wapen’ bezittende vrouw-dier; mevrouw Van Eysden's conceptie stond op een hooger plan, was een moderner menschenbeeld, immers ingewikkelder, uit de rubriek van het