De Gids. Jaargang 82
(1918)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||
Buitenlandsch overzicht.27 Jan. 1918.Bediende zich ons vorig overzicht nog van den term ‘Rusland’ ter aanduiding van de met de Centralen in onderhandeling getreden partij, die term valt niet langer te handhaven. De Centralen onderhandelen thans afzonderlijk èn met de regeering van Lenin en Trotzky, èn met de Oekraine, èn met Finland. Het door Trotzky ingeroepen leerstuk van het zelfbeschikkingsrecht der volken laat het niet anders toe: de Oekraine en Finland hebben hun afscheiding uitgesproken, zonder door vreemde troepen bezet te zijn, en hoewel de maximalistische republiek de onafhanhankelijkheid der andere republieken, die binnen hetgebied van het oude Tsarenrijk zijn ontstaan, in de practijk minder dan in theorie ontziet, legers op hen afstuurt en gewapende opstanden tegen hun gezag ondersteunt, het ontbreekt haar aan de macht om die nieuwe formaties te beletten zich met de Centralen in verbinding te stellen. Die nu, bij monde van Kühlmann, konden mededeelen dat aan den definitieven vrede met de Oekraine en Finland weinig meer in den weg staat. Zooveel te meer aan den vrede met de Petersburgsch-Moskousche of Groot-Russische republiek. Deze is begonnen (22 December 1917) aan de Centralen een programma voor te leggen tot den algemeenen vrede; een programma, eigenlijk voor de gezamenlijke oorlogvoerenden bestemd. De oude eisch der Russische omwenteling: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||
‘geen inlijving: geen schadeloosstelling’, is daarin uitgewerkt als volgt: 1o. geen inlijving van tijdens den oorlog veroverd gebied, en onmiddellijke ontruiming daarvan; 2o. herstel van de staatkundige onafhankelijkheid der volken, die deze tijdens den oorlog verloren hebben; 3o. nationaliteiten die vóór den oorlog niet politiek zelfstandig waren, zullen bij volksstemming uitmaken of zij een eigen staat begeeren te vormen, dan wel zich aansluiten willen bij een reeds bestaanden staat; 4o. autonomie der nationaliteiten in iederen staat, die er meer dan ééne blijft omvatten; 5o. geen schadeloosstelling in geld; 6o. toepassing der artikelen 1 en 4 op de koloniën. Voorts verklaart zich het stuk tegen economischen boycott en tegen maritieme blokkade. Bij hun antwoord van 25 December nemen de Centralen het beginsel: ‘geen inlijving, geen schadeloosstelling’ als grondslag tot den algemeenen vrede aan, op voorwaarde dat alle oorlogvoerenden binnen korten termijn dit voorbeeld volgen. Besluit de Entente op den genoemden grondslag aan de vredesonderhandeling deel te nemen, dan zullen de Centralen zich ten aanzien der door de Russen genoemde punten gedragen als volgt: 1o. geen inlijving; ontruiming na het vredesverdrag; 2o. fiat; 3o. en 4o. afgewezen, als door iederen staat te regelen met zijn eigen onderdanen; 5o. fiat; 6o. op de Duitsche koloniën zal het eerste Russische artikel van toepassing moeten zijn; niet het vierde. M.a.w.: wanneer de Entente van Elzas-Lotharingen, van Trentino en Triëst, van Mekka, Bagdad en Jeruzalem, van bemoeiing met de binnenlandsche aangelegenheden der Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie en van het Turksche rijk afziet en de Duitsche koloniën teruggeeft, zijn de Centralen bereid België, Servië en Montenegro te herstellen en de bezette gedeelten van Frankrijk, Italië en Roemenië te ontruimen. Ook Polen, Littauen en Koerland? Zij kunnen niet door de Centralen worden ingelijfd (art. 1); evenmin worden ontruimd vóór den vrede (antwoord op art. 1). Worden zij, krachtens het antwoord der Centralen op art. 3, na den vrede door hen aan Rusland uitgeleverd? Blijkens de na 25 December gevoerde besprekingen, neen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||
Het Rusland dat Poolsche, Littausche, Letto-Duitsche onderdanen had, bestaat volgens de Centralen niet meer. Het is opgelost door de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht dat de gewezen onderdanen van den Tsaar zich hebben toegekend. Krachtens dit zelfbeschikkingsrecht hebben de Groot-Russen een revolutionnaire regeering ingesteld die ten slotte in handen van Lenin en Trotzky is gevallen. De Polen, Littauers, Letto-Duitschers hebben zich, uit kracht van hetzelfde recht, reeds van de Groot-Russen afgescheiden. Hun land blijft tot den vrede door de Centralen bezet, die het na den vrede zullen overdragen aan de rechthebbenden: de door hen erkende organen der bevolkingen zelve. De Groot-Russische delegatie stelt hiertegenover, dat een volk niet geacht kan worden het zelfbeschikkingsrecht te hebben uitgeoefend door lijdelijk in te stemmen met hetgeen vreemde bezettingstroepen tijdens hun aanwezigheid in het land mogen hebben verordend. Eerst wanneer die troepen het land hebben ontruimd, kunnen Polen, Littauen, Koerland werkelijk over zichzelf beschikken. De delegatie biedt aan (28 December) de nog door Russische troepen bezette gedeelten van Oostenrijk-Hongarije, Turkije en Perzië onmiddellijk te ontruimen, op voorwaarde der onmiddellijke ontruiming van Polen, Koerland en Littauen door de Centralen. Bij de volksstemming, die vervolgens in de drie laatstgenoemde gebieden zal plaats hebben, en bij wier uitkomst Groot-Rusland zich zal nederleggen, mogen geen vreemde troepen aanwezig zijn. Dit voorstel wordt door de Centralen afgewezen. Zij verklaren zich bereid Polen, Littauen en Koerland te ontruimen zoodra een bijzondere vrede met Rusland zal zijn gesloten en de demobilisatie der Russiche troepen zal hebben plaats gehad. Groot-Rusland heeft te erkennen dat de drie gebieden metterdaad hun zelfbeschikkingsrecht reeds hebben uitgeoefend en zich uit het Russische staatsgeheel hebben afgescheiden. De onderhandelaars waren dus feitelijk bezig, de voorwaarden van een bijzonderen vrede met Rusland te bespreken nog eer gebleken was of de Entente al of niet aan onderhandelingen deelnemen wilde omtrent een algemeenen vrede. Het afspringen eener Duitsch-Russische onderhandeling nog | |||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||
eer de algemeene was begonnen, zou de kans op die algemeene onderhandeling stellig verkleinen. Men ging dus uiteen (29 December) en verdaagde de besprekingen tot den 4den Januari, wanneer de Entente-mogendheden tijd zouden hebben gehad van eventueele bereidwilligheid tot deelneming aan eene op den door de Centralen geamendeerden Russischen grondslag te voeren algemeene onderhandeling te doen blijken. De korte pauze verliep, zonder dat van één dier mogendheden zoodanige bereidverklaring inkwam. En onderwijl voerde Trotzky te St. Petersburg een veel stoutere taal dan Joffe en Kamenef hadden gedaan te Brest-Litofsk. Evenmin als volksstemmingen, behoorden vredesonderhandelingen gehouden te worden in tegenwoordigheid van troepen eener oorlogvoerende mogendheid. De belofte, namens zijne regeering afgelegd, van in ieder geval den 4den Januari wederom te Brest-Litofsk te zullen verschijnen, werd door Trotzky ingetrokken: de onderhandelingen zouden alleen kunnen worden voortgezet te Stockholm. Toen deze eisch geformuleerd werd, waren Kühlmann en Czernin reeds weder naar Brest onderweg. Zij hebben daar eenigen tijd gewacht, tot Trotzky, wiens eisch door de regeeringen te Berlijn en te Weenen onmiddellijk was afgeslagen, ten langen leste zelf opdagen kwam; het vervolg der onderhandeling nam hij voor zijn persoonlijke rekening. Der onderhandeling waarover? Het programma van 25 December was vervallen (verklaarden de Centralen), nu het algemeene congres, waartoe het tot basis had zullen strekken, achterbleef. Er kon dus nog alleen onderhandeld worden met Groot-Rusland in het bijzonder, en met de Oekraine, wier gemachtigden juist in de dagen dat Trozky op zich wachten liet, te Brest-Litofsk waren aangekomen en het reeds over een aantal punten met de Centralen eens waren geworden. Zal niet juist die komst der Oekrainers Trotzky bewogen hebben ten slotte tóch naar Brest te gaan? De Entente verscheen op de basis van 25 December tòch niet, onverschillig of men haar naar Stockholm noodigde dan wel naar Brest-Litofsk. Intusschen zou de Oekraine alle gelegenheid hebben zich bij de Centralen in het voordeel te stellen boven Groot- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||
Rusland, dat wel het bestaan eener Klein-Russische zusterrepubliek erkennen wil, maar 1o. omtrent de territoriale uitbreiding van dien nieuwen staat andere inzichten heeft dan de Rada te Kiëf, en 2o. zich wenscht te verzekeren tegen bourgeois-invloeden die van uit Klein-Rusland op Groot-Rusland zouden kunnen werken. De toekomst zal, volgens de Groot-Russische opvatting, eene federatie te zien moeten geven tusschen verschillende republieken, op den bodem van het oude Tsarenrijk ontstaan, en waarvan de Groot-Russische èn de in bevolking en uitgebreidheid aanzienlijkste èn de op maatschappelijk gebied toongevende behoort te zijn. Zoodra zich ergens eene kern vormt van staatkundig initiatief dat tegenover de te St. Petersburg en Moskou bovendrijvende richting eenige zelfstandigheid zoekt te bewaren, gaan de bolsjewiki tot vijandelijkheden over en trachten naast de organen welke zij niet vertrouwen andere te stellen die bereid zijn het wachtwoord uit St. Petersburg te ontvangen; zoo zeggen zij thans alleen eene naar hun pijpen dansende Rada te Charkof, niet langer die te Kiëf, als de werkelijke uitdrukking van den Oekrainischen volkswil te kunnen beschouwen. De Centralen zien hieruit wat in Polen, Littauen en Koerland te wachten staat, indien zij, volgens den bolsjewikschen eisch, deze landen onmiddellijk ontruimen. Zij hebben Trotzky toegelaten breede uiteenzettingen te houden die eerder voor de Polen, Littauers en Letten, ook voor de proletariërs der Centrale rijken, dan voor Kühlmann en Czernin bestemd waren. Hebben onderwijl, terwijl Trotzky voor een gehoopt auditorium te Warschau, te Weenen en te Berlijn oreerde, de gemachtigden der Centralen zich met tegenstanders van Trotzky te St. Petersburg en te Moskou in betrekking gesteld? Zoo ja, dan is dit uitsluitend in het geheim geschied, terwijl de tegenovergestelde propaganda, die zeker geen geheime middelen versmaad heeft voor zoover deze ter beschikking stonden, zich bovendien van de stenographen in de conferentiezaal te Brest-Litofsk bedienen kon. Dit is zeker dat, tegen het midden van de maand, te St. Petersburg zich een centrum van weerstand tegen de bolsjewiksche heerschappij scheen te gaan vormen, en dat een der bezwaren die daar tegen Lenin en Trotzky werden | |||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||
ingebracht, luidde dat zij onmachtig bleken den vrede met de Centralen te bewerken. Toen indertijd Lenin en Trotzky de macht aan zich trokken, was een der redenen die zij aanvoerden tot rechtvaardiging van hun bedrijf, dat Kerenski de bijeenkomst der Constituante vertraagde, van het eenige orgaan dat over de erfenis der autocratie uit kracht van een hooger recht mocht beschikken. Welnu, de Constituante is verkozen en bijeengekomen; maar zoodra eene eerste stemming bewezen had dat de meerderheid niet aan de Bolsjewiki behoorde, is het lichaam door matrozen uiteengejaagd; eenige bloedige waarschuwingen zijn gevolgd, dat de Bolsjewiki elke poging tot reconstructie van het vernietigd orgaan als eene halsmisdaad beschouwen. Voor het oogenblik heerschen zij èn te St. Petersburg èn te Moskou onbeperkt; en Trotzky, die Brest-Litofsk verlaten had om de oppositie te St. Petersburg den nek te helpen omdraaien, laat zijn telegraafagentschap berichten dat de werkelijke beteekenis van zijn optreden te Brest geweest is dat hij het Duitsche imperialisme ontdaan heeft van zijn ‘democratische garderobe’, en dat van de geheele onderhandeling te Brest niets meer is te verwachten (22 Januari). Dit zou dan hoogstens voor de onderhandeling met Trotzky zelven kunnen gelden; immers te Berlijn verzekert Kühlmann, dat die met de Oekraine en Finland ver gevorderd zijn (25 Januari). Ook die met Groot-Rusland is niet afgebroken; wat er van terecht zal komen, hangt volgens Kühlmann ‘van den vredeswil der regeering van Lenin en Trotzky af.’ In den loop der onderhandeling heeft Kühlmann, in antwoord op Trotzky's herhaalden eisch tot onmiddelijke ontruiming van Polen, Littauen en Koerland opdat die natiën het zelfbeschikkingsrecht zouden kunnen uitoefenen, het volgende ultimatum aangeboden: in geval de militaire omstandigheden het veroorloven, zullen de bezettingstroepen tot zoodanig getal worden teruggebracht, als onontbeerlijk is ter handhaving der binnenlandsche orde; de vorming van nationale gendarmerieën zal worden verhaast; naarmate de algemeene vrede nadert, zal het bestuur in handen worden gelegd van verkozen vertegenwoordigers der bevolking; | |||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||
eene volksstemming ‘op breeden grondslag’ zal de tot dusver reeds gevallen, door de Centralen erkende zelfbeschikkingsbesluiten moeten bekrachtigen; de verplichting, die bekrachtiging te doen plaats hebben bij wege van referendum, wordt afgewezen; het votum van een ‘op breeden grondslag’ verkozen vertegenwoordigend lichaam zal voldoen. M.a.w., de Centralen willen, zoolang de Entente den oorlog voortzet, de drie gebieden gesloten houden voor vijandelijke intrigues; zij willen ze evenzeer beveiligd houden tegen bolsjewiksche propaganda. De van Rusland afgerukte gebieden, hierop komt de zaak neer, zullen naar Centraal-Europa moeten overhellen. Dit is de voorwaarde waarop de Centralen bereid zijn, zich van alle inlijving te onthouden. Die verwachten blijft dat het aanstaande vredesverdrag, evenals al zijn voorgangers, in de eerste plaats den invloed vertoonen zal van de machtsverhoudingen welke bestaan op het oogenblik der sluiting, kan ten aanzien van Polen c.s. een andere oplossing nauwelijks mogelijk achten. Zooals generaal Hofmann er Trotzky aan herinnerde: wij staan hier als overwinnaars in uw land, en niet omgekeerd. Men kan dit de bezegeling noemen der uitspraak van het geweld; maar oorlog is geweld, en zoolang de wereld hem toelaat, zal zij zijne gevolgen hebben te aanvaarden. Er is maar één weg om de Entente-oplossing van het Poolsche vraagstuk aan Duitschland en Oostenrijk op te leggen: die weg is, deze mogendheden te verslaan. De Entente heeft die hoop niet opgegeven, en zij zal zich dan ook bij de Duitsche oplossing niet nederleggen. Juist de reden, waarom Duitschland de bezette landen niet terstond ontruimen kan. Maar Trotzky - heeft hij nog hoop, Duitschland te verslaan? Hij heeft eenmaal gezegd dat revolutionnaire democratieën geen legers noodig hebben: zij verslaan den vijand door propaganda onder diens proletariaat. Aan zoodanige propaganda heeft het niet ontbroken; evenmin is zij zonder alle gevolg geweest. In Oostenrijk-Hongarije heeft het geweerlicht, en het maakte den indruk of de regeering niet ongaarne iets gebeuren zag, dat Duitschland overtuigen kan dat zijn bondgenoot op het uiterste | |||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||
ligt. Nu de vooruitzichten voor een afzonderlijken vrede met de graan-voortbrengende Oekraine zoo gunstig staan, haakt de hongerende bevolking der Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie meer dan ooit naar het einde. Ook in Duitschland spreekt luide het ongeduld der sociaaldemocratie. Haar dreigende houding heeft verhinderd dat in de afgeloopen maand de ‘Vaderlandsche partij’ Hertling en Kühlmann het beentje gelicht heeft om Bülow aan het hoofd der zaken te brengen. Het is daar zonder twijfel op toegelegd geweest, en wanhopige pogingen zijn in het werk gesteld om voor het herstel der in Kühlmann's verklaringen opgeofferde annexatiepolitiek den steun van Hindenburg's naam te verkrijgen. De houding door de in de Pruisische volksvertegenwoordiging nog oppermachtige conservatieve partij tegenover het kiesrechtontwerp aangenomen, toont hoezeer zij zich bedreigd voelt in haar laatste stelling. Maar de Keizer heeft het stuk niet durven bestaan. De conservatieven mogen nog wat tegenspartelen in de kiesrechtcommissie van hun Pruisischen landdag, de rijkspolitiek wordt niet meer in hun handen gelegd. Evenmin berust zij reeds in die der eigenlijke democraten. Hertling zoekt zich te handhaven tusschen de uiterste partijen van links en van rechts; hij rekent daarbij op den steun van het centrum en van de meerderheid der liberalen van verschillende schakeering. In die moeilijke positie had hij Lloyd George en Wilson te beantwoorden, die der wereld kond hadden gedaan waarom zij niet naar Brest waren gereisd.
Het spook van een vrede die tot stand zou kunnen komen buiten hun toedoen en op een niet door hen aangeheven leus, heeft de staatslieden der Entente verontrust. Zij zetten hun stem minder uit dan te voren. Een omstandigheid van gewicht: menschen met wie men mogelijk morgen aan den dag zaken te doen heeft, begint men niet met toe te bulderen zooals dat in de Entente-stukken in den jongsten tijd tegenover de Centralen schering en inslag was. Eerst nam Lloyd-George het woord (5 Januari). Het oude Entente-program, maar aanmerkelijk minder forsch geinstrumenteerd. Het blijft van het aanbod der Centralen van 25 Dec. 1917 in de volgende punten verschillen: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||
1o. het herstel van België, Servië, Montenegro, de ontruiming van Frankrijk, Italië, Roemenië worden niet tegen eenige verplichting der Entente geruild om het gebied, dat Duitschland en Oostenrijk vóór den oorlog bezaten, onaangetast te laten en de Duitsche koloniën terug te geven; 2o. het bepalen van den toekomstigen status van Arabië, Palestina, Syrië, Mesopotamië, Armenië wordt niet beschouwd als binnenlandsche aangelegenheid van het Turksche rijk; 3o. uit het beginsel ‘geen schadeloosstelling’ behoort niet te worden afgeleid, dat Duitschland vrijkomt met België etc. alleen staatkundig en territoriaal, niet ook economisch, te herstellen. Ten opzichte van Elzas-Lotharingen wordt gezegd, dat men de Fransche democratie tot den dood zal bijstaan in haar eisch van ‘reconsideratie’ van het groote onrecht van 1871. Wat die reconsideratie zal moeten opleveren om voor Frankrijk aannemelijk te zijn, wordt niet uitgedrukt. Geschiedt dit om de kans open te laten dat Frankrijk zijn eisch van ‘desannexatie’ matigen zal? Een anderen dan dezen heeft het sedert het begin van den oorlog nimmer geformuleerd; vóór den oorlog waren er eenige Franschen die zeiden met eene verbetering der positie van Elzas-Lotharingen binnen het Duitsche Rijk genoegen te kunnen nemen. De Russen laat Lloyd George aan zichzelven over: ‘we have no means of intervening to arrest the catastrophe which is assuredly befalling their country... We believe, however, that an independent Poland, comprising all those genuinely Polish elements who desire to form part of it, is an urgent necessity for the stability of Western Europe’. We believe, dat wil in dit verband haast zeggen: wij zien in dat wij zonder Ruslands medewerking aan West-Europa dit voordeel niet zullen kunnen bezorgen. Voor Italië hoopt men meer te kunnen doen: ‘we regard as vital the satisfaction of the legitimate claims of the Italians for union with those of their own race and tongue. We also mean to press that justice be done to men of Roumanian blood and speech in their legitimate aspirations’. Omtrent den vroeger geformuleerden eisch van een Groot-Servië geen woord meer. Er is hier eene gradatie of liever degradatie op te merken die niet zonder belang is. Italië zal zijne | |||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||
verwanten mogen inlijven; van de lieden van Roemeensche nationaliteit binnen Oostenrijk-Hongarije wordt niet uitdrukkelijk gezegd dat zij tot een ander staatsverband zullen moeten overgaan; van de Kroaten wordt gezwegen. Vooraf wordt gezegd: ‘the break up of Austria-Hongary is no part of our war aims’; met den afstand van Trentino en Triëst raakt dus Oostenrijk vrij? Turkije zal mogen blijven bestaan en omvatten ‘the homelands of the Turkish race’, met Konstantinopel als hoofdstad, mits de zeeëngten geinternationaliseerd en geneutraliseerd worden. Arabië, Armenië, Syrië, Mesopotamië en Palestina hebben aanspraak op de erkenning van hun gedeeltelijk reeds verworven nationaal bestaan. (Precies Kühlmann's redeneering over de Oekraine, Polen en Koerland, merkt hierbij de neutrale lezer op.) De Duitsche koloniën staan ter beschikking van het vredescongres, dat ze zal moeten toewijzen in overeenstemming met den wensch der bevolking. (Waar het de Entente is die bezet houdt, wordt van voorafgaande ontruiming, ter verzekering dat men de ‘volksstem’ in al hare zuiverheid zal mogen vernemen, nimmer gewag gemaakt. Wat Togo, Kameroen en Duitsch-Oost ‘verlangen’ onder Entente-bestuur, is even respectabel, als de wensch van Polen of Koerland, uitgesproken tijdens de aanwezigheid van Duitsche bezettingstroepen, verachtelijk en belachelijk is). ‘Finally, there must be reparation for injuries done in violation of international law’ (Mag, door de neutralen, eene lijst daarvan aan beide oorlogvoerende partijen worden aangeboden?) In vergelijking bij vroeger wordt zekere matiging betracht in de termen waarin Duitschland wordt uitgenoodigd zichzelven te herzien. Vrede met een Duitschland dat met het Pruissianisme heeft afgerekend, verzucht Lloyd George, zou voor ons zooveel gemakkelijker zijn; ‘but after all, that is a question for the German people to decide’. Den ouden toon weet hij niet te bedwingen, waar de toekomst ter sprake komt van Oostenrijk-Hongarije. Wil deze mogendheid ten eeuwigen dage het werktuig der ‘sinister purposes’ van ‘pernicious Prussia’ blijven? Ook dit zal Lloyd George ‘after all’ moeten overlaten - aan de volken van Oostenrijk-Hongarije. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||
Het stuk van 25 December, zegt hij ten slotte, deelt ons niet mede hoe de Centralen zich voorstellen in de toekomst oorlogen te zullen voorkomen.Ga naar voetnoot1) Doch ook hieromtrent moeten wij bescheid hebben. Beschouwen zij, als wij, den oorlog als ‘a relic of barbarism’? Wij stellen ons voor, ons van hem te ontdoen als volgt: ‘First, the sanctity of treaties must be re-established (ontruiming en herstel); secondly a territorial settlement must be secured based on the right of selfdetermination or the consent of the governed (Elzas-Lotharingen, Trentino etc., Arabië etc., Duitsche koloniën); and lastly, we must seek by the creation of some international organisation to limit the burden of armaments and diminish the probability of war’ (elke nader omschrijving der gewenschte organisatie ontbreekt, evenals stellig bewijs dat Engeland eindelijk inziet ter bereiking van het hooge doel ook zijn eigen navalisme te moeten beteugelen).
Op hooger standpunt dan Lloyd George stelt zich Wilson. Het is wel eigenaardig de drie hoofdmachten der Entente in hun houding ten opzichte van het aanbod der Centralen te vergelijken. Clemenceau zwijgt - ‘als een mof’; voor zoover hij het representeert, gevoelt Frankrijk geen roeping hoegenaamd, de wereld den weg te wijzen; het tuurt en uurt en tuurt, niet meer naar Noyon, maar nog op de Vogezen. Lloyd George neemt het woord, maar blijft achter in de constructie van het algemeene, dat alleen het bijzondere, door het in een hoog verband te heffen, zijn scherpte ontnemen kan. Wilson alleen subordineert, en het is dan ook over zijn uiting alleen dat de wereld eigenlijk nog spreekt. Opmerkelijk is al dadelijk het verschil in den toon waarop Lloyd George en dien waarop Wilson zich over de Russen uitlaat. De Engelsche premier heeft hen van de lei geveegd: ‘The present rulers of Russia are engaged, without any reference to the countries whom Russia brought into the war (vroeger heette nooit iemand schuldig dan Duitschland alleen), in separate | |||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||
negotiations with their common enemy. I am indulging in no reproaches. I am merely stating facts.... Britain cannot be held accountable for decisions taken in her absence... If the present rulers of Russia take action which is independent of their Allies we have no means of intervening’, enzoovoorts. Wilson daarentegen is van meening, dat niemand de Russische revolutionnairen in breedheid van opzet van het vredeswerk geëvenaard heeft. ‘Their conception of what is right has been stated with a universal human sympathy which must challenge the admiration of every friend of mankind. They have refused to compound their ideals that they themselves may be safe’. Ook Amerika eischt niets voor zichzelf; het eischt dat de wereld bewoonbaar zij voor allen. Daartoe moet aan veertien punten worden voldaan:
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||
Ten slotte een opsomming van allerlei kwaad dat Amerika Duitschland niet toedenkt. ‘We do not wish to fight her either with arms or with hostile arrangements of trade if she is willing to associate herself with the other peace loving nations of the world in covenants of justice and law and fair dealing. We wish her only to accept a place of equality among the peoples of the world - the new world in which we now live - instead of a place of mastery.’ Met den regeeringsvorm van Duitschland zullen de anderen zich niet bemoeien. ‘But it is necessary as a preliminary to any intelligent dealings with her on our part, that we should know whom her spokesmen speak for when they speak to us, whether for the Reichstag majority or for the military party... The moral climax of this, the culminating and final war for human liberty has come, and the people of the United States are ready to put their own strength, their own highest purpose, their own integrity and devotion to the test.’
‘The new world in which we now live.’ Het is zeker dat Duitschland in het gedeelte der wereld waar het thans heerscht, overoude middelen van geweld, van dwang, van corruptie toepast; - maar heeft het in de bejegening | |||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||
die het in zijn groeitijd van Engeland b.v. moest ondervinden, eenig spoor van Wilson's nieuwe moraal kunnen aantreffen? Het mag met den ouden Oldenbarnevelt zeggen, dat het geoordeeld wordt naar maximes, in zijn tijd niet gepractiseerd. Zal Wilson de macht hebben, in de nieuwe maximes.... Engeland te doen gelooven? In No. 2 bijvoorbeeld? De devotie van het volk der Vereenigde Staten vindt inderdaad een schoone taak, naar meer dan één zijde.
Hertling heeft zich 24 Januari over Wilson's punten uitgelaten. No. 1, zegt hij, schijnt eerder te moeten worden ingescherpt aan de Entente (zie de Russische geheime documenten) dan aan Duitschland, dat zijn verbond met Oostenrijk openbaar maakte. No. 2: gaarne; maar Engeland's bezit van Gibraltar, Malta, Aden, Hongkong, wordt dan een anomalie. No. 3, gaarne. No. 4, voor discussie vatbaar; ‘de financieele positie van alle Europeesche Staten na den oorlog zal een bevredigende oplossing zeer in den hand werken’. No. 5 zal ‘in de werkelijkheid der wereld eenige moeilijkheid ontmoeten’; de beantwoording schijnt te mogen worden overgelaten aan Engeland in de eerste plaats. No. 6: de verhouding tot Rusland wordt zelfstandig door ons overwogen, nu de geallieerden geweigerd hebben aan de onderhandeling te Brest-Litofsk deel te nemen. No. 7: ‘de Belgische quastie behoort tot het geheel der vraagstukken, waarvan de bijzonderheden bij de vredesonderhandelingen moeten worden geregeld’ (eene overoude manier van te zeggen: gelijk oversteken). No. 8: ‘het bezette deel van Frankrijk is een vuistpand in onze hand;’ het wordt, evenals België, overgestoken tegen erkenning der integriteit van het grondgebied der Centralen (van afscheiding van Elzas-Lotharingen zal ‘nooit ofte nimmer’ sprake zijn) en teruggaaf der Duitsche koloniën. No. 9-11: hierop zal Oostenrijk antwoorden, en wij zullen het bijstaan indien en in zoover het weigert. No. 12: aan Turkije leggen wij gelijke belofte af als aan Oostenrijk. No. 13: niet aan de Entente, die voor Polen niets deed hoegenaamd zoolang zij verbonden was met den Tsaar, maar aan Polen's bevrijders komt het toe, de Poolsche zaken met het Poolsche volk te regelen. No. 14: de keizerlijke regeering is bereid, als alle andere vraagstukken geregeld zijn, een | |||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||
onderzoek naar de grondslagen van Wilson's volkerenbond in te stellen. Hertling's slotwoord: de Entente, die geen overwinnaar is, heeft niet te spreken als overwinnaar. Om haar te helpen zich van haar begoocheling te bevrijden, herinner ik er aan dat onze militaire toestand nooit zoo gunstig was als nu. Komt zij met voorstellen die de integriteit van het Duitsche Rijk ontzien (en, naar men uit het voorafgaande moet verstaan, het gebied van Duitschland's bondgenooten, voor zoover deze zelf zullen verklaren er geen afstand van te willen doen), dan is de algemeene vrede mogelijk; anders niet.
Van de bondgenooten heeft Oostenrijk reeds gesproken, bij monde van Czernin. Alleen een eisch tot gebiedsafstand of schadeloosstelling, onverschillig of die tot Oostenrijk zelf of tot Duitschland of Turkije wordt gericht, zal de Monarchie den oorlog doen voortzetten. Tot zoover is er dus volkomen overeenstemming met Hertling, ja zelfs laat Czernin uitkomen (wat Hertling niet deed), dat reeds is afgesproken dat zoowel Oostenrijk als Turkije allen gebiedsafstand zullen weigeren. Maar overigens is de toon geheel verschillend. Bij Czernin geen sneer; lof en dank voor Wilson, en de gulle verzekering dat tegen den volkerenbond niemand in Oostenrijk bezwaar zal hebben. De afschaffing der geheime diplomatie, de vrijheid der zee, de ontwapening, het wegruimen van economische slagboomen, dat alles is uitnemend; ‘uit de vergelijking van mijn inzicht met dat van Wilson blijkt zelfs dat wij het niet alleen eens zijn over de groote beginselen, die na dezen oorlog de nieuwe wereldorde moeten bepalen, maar dat onze opvattingen ten aanzien van verscheidene concrete vredesvraagstukken met elkander strooken. De meeningsverschillen, die overblijven, lijken mij niet zoo groot, dat gedachtenwisseling niet tot opheldering en toenadering zou kunnen leiden. De omstandigheid dat Oostenrijk-Hongarije en de Vereenigde Staten de mogendheden zijn, wier belangen het minst tegen elkander indruischen, wettigt de overweging of een gedachtenwisseling tusschen deze twee niet het uitgangspunt zou kunnen zijn voor een vriendelijk overleg tusschen alle staten, die nog niet in besprekingen omtrent den vrede zijn getreden.’ | |||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||
Een idylle! Eén hard woord is er maar in de geheele rede, en het is gericht...tegen de Alduitschers, die, tot groot nadeel van den vrede, nog steeds niet verleerd hebben te schermen met hun annexatieleus! Wat is de beteekenis van dit alles? Is het met Hertling afgesproken, ja of neen? Moet Czernin de dingen zeggen die Hertling nog niet zeggen durft en Wilson niettemin hooren mag? Maar welke zijn dan eigenlijk de concrete vredesvraagstukken ten aanzien waarvan Czernin's opvattingen met die van Wilson strooken? De eischen die deze ten behoeve van Frankrijk, van Italië, van Polen, vermoedelijk ook die hij ten behoeve van Arabië en Armenië formuleert, zijn niet te verwezenlijken zonder aantasting der integriteit òf van Duitschland, òf van de Monarchie, òf van Turkije. En aantasting dier integriteit zou immers het eenige middel zijn waarmede men vredelievend Oostenrijk nog in oorlog kan houden? De overeenstemming moet zich dus, wat de concrete punten van Wilson's program betreft, inderdaad beperken tot 6, 7, 10 en 11, en nòg geeft Hongarije's houding tegenover Kroaten en Roemeniërs recht om bij de autonomie van 10, de herinnering aan de Weener staatkunde van 1912-'13 om bij den vrijen uitweg naar zee van 11, vooralsnog een vraagteeken te plaatsen. Maar - er is over te praten; zooveel tenminste heeft Czernin duidelijk te verstaan gegeven. Over alle punten is te praten, ook over 8, 9, 12 en 13, voor zoover zij dermate te verzwakken zijn, dat de verwezenlijking geen afstand van gebied der Centralen meer vereischt. Is dit de zin van Czernin's suggestie? en is deze zin vooraf door Hertling goedgekeurd? Leest men diens kantteekeningen op 8, 9, 12 en 13 na, dan schijnt een bevestigend antwoord op onze laatste vraag niet geheel onmogelijk; - dit is, naar mijn indruk, al wat men er thans van zeggen kan; maar zeker schijnt mij de zaak niet. Men kan het er ook voor houden dat Hertling's (hier ondersteld) bescheid aan Czernin minder eene goedkeuring dan eene berusting is geweest. Eene berusting in het feit, dat Czernin voor zijn Oostenrijkers reeds op geheel anderen toon spreken moet dan Hertling voor zijn Duitschers... Na Hertling en na Czernin heeft Kühlmann nog het woord gevoerd. Het was gisteren; een andere rede dan zijn ver- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||
slag van de onderhandeling te Brest, van eergisteren. Voor zoover de tweede rede in het ochtendblad van heden is opgenomen, beantwoordt zij uitsluitend opmerkingen, naar aanleiding van Kühlmann's eerste rede in de centrale commissie van den Rijksdag gemaakt. Zijne afstraffing van Westarp's annexionisme is vrij kras. Het slot der rede ontbreekt nog. Als dit overzicht verschijnt, zal ieder weten, of dit slot nog iets ter verduidelijking van de verhouding waarin Czernin's rede tot die van Hertling staat, bevat heeft.Ga naar voetnoot1) De Matin van gisteren is tot de mededeeling gemachtigd, dat ook Clemenceau het woord zal nemen ‘wanneer hij den tijd daartoe gekomen acht.’ Dit zegt nog weinig; zal niemand in Frankrijk hem wat porren? C. |
|