Hunne waardeering waarschijnlijk te achten, beteekent hoog hun lof te stellen; constateert slechts het blijven van invloed; is toe te schrijven aan het besef van overeenkomstigheid in conceptie: ‘la savante et jolie recherche du détail’ - een zoeken als naar bibelots door verfijnde verzamelaars -; en druischt niet tegen een wenk van den criticus Scharten in, die, speurend naar Hollandsch ‘proza der toekomst’, de ‘taal der kunst’ slechts viable achtte, zoo die van het volk werd ‘opgevoerd, zonder haar in het minst geweld aan te doen.’
Inderdaad mist men bijkans volkomen, wat Maupassant met duidelijke adresseering gispte, toen hij, pleitende voor ‘simplicité,’ zich tegen het ‘vocabulaire bizarre’ verzette; juist als de criticus Scharten deed, toen hij een boek met ‘een schat van intense schilderingen’ nochtans ‘een vergissing’ noemde. Proza verlangde hij daar ‘van doorgaands hooge waarde, dat tevens het eenvoudigste en zuiverst-mogelijke Hollandsch is.’
Een voldoening moet het zijn, zelf zulke taal te geven en daarin even levendig van de ruzie om een Hollandschen zinkput te vertellen, als van de eendrachtige wreedheid bij geestelijken, die een Italiaanschen herfstmorgen misbruiken om uit vogelen te gaan; zoowel een gestalte van humor te beelden gelijk den agent der wagons-lits, als felle roman-stof knap saam te dringen, gelijk gedaan is in Clorinda en schooner nog in De Vrouw met de Pruik.
J.d.M.