nunzio's Gioconda en hoorden we de klacht van den Hans uit dézen Tuin niet tegelijk met meer recht en meer nadruk formuleeren door Rubek in Ibsen's Wanneer wij dooden ontwaken: ‘Wat ik mis, is een vrouw, mij innerlijk verwant?’
Overtuigd van het belang van zijn werk, durft een kunstenaar aan het lot die aanvulling vragen, waardoor hij in eigen leven de compleetheid zou gaan voelen, die hij wil in zijne kunst. Zooals een moeder niet denkt aan bescheidenheid, wanneer ze haar wichten honger ziet lijden; zoo durft de kunstenaar indiscreet zijn, vervuld dat hij is met zijn kind, het kunstwerk. Claude uit L'Oeuvre verstoot zijn vrouw, in den regel moet de vrouw concurrentie dulden.
Ook Hans uit den Tuin heeft aan een niet genoeg. Zijn vrouw heeft hem lief, maar wat vindt ze in zijn kunst? Zoo zoekt hij naarstiglijk naar een muze. Eigenlijk doet hij niet veel anders. Een lange lijst wordt ons opgesomd, het is een rij van barokke bontheid.
Met hiervan te gewagen, vallen we direct op het van de wijs brengende in dit tooneelstuk. Droomer, mooimaker van de werkelijkheid, aanvaardt deze schilder, die een koopmanszaak heeft laten failliet-gaan, ontstellend on-muzeachtige vrouwtjes voor de betrekking, bij hem vacant. Ook Olga, die wij bij hem ontmoeten, deugt in geen enkel opzicht daarvoor. Of hij dan louter zinnelijks zoekt... ongelouterde zinnelijkheid? Mijn hemel, het zou te begrijpen zijn, zelfs bij een lieve ega als Lientje, gegeven hun leven van broer-en-zuster. Maar neen, dat is het, noch wordt het, noch zou het dit voor zijn besef moeten zijn.
Wat dan wel? - ‘Dat is de vraag.’ Voor de tweede maal, bij dit schrijven, kom ik aan Hamlet, d.w.z. aan aarzeling en weifelen te denken. En nu niet om den Hamlet van dit stuk, maar om het stuk zelf. Alles erin is weifeling, alles van deze toestanden: kunstenaar, weinig geloof in zichzelf, ergernis dat de vrouw niet gelooft, behoefte aan onbezorgdheid, aan zorgeloosheid, brave gebondenheid aan den plicht; behoefte aan een zuster-der-ziel en verlangen naar iedere vrouw; drang naar extase met Olga en gedachte aan Line, zoodra Olga maar kikt van samen-weggaan; alles is er een weinig in, elke situatie, elke eigenaardigheid