De Gids. Jaargang 81
(1917)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
De werkloosheidsverzekering.In donkeren tijd tot hooger vlucht gebracht, wist de werkloosheidsverzekering aanstonds de sfeer der politiek te mijden. Daardoor kon politieke kijfzucht haar ontplooiing niet belemmeren, maar daardoor ook zweeft zij boven den gezichtskring van velen, wier blik niet gescherpt is voor haar maatschappelijke en staatkundige beteekenis. Men onderschat de werkloosheidsverzekering, zoo men in haar slechts een steun van den arbeider in moeilijke dagen ziet. Niet alleen daarin ligt haar waarde, maar ook in de omstandigheid dat zij, bij uitstek in haar jongsten vorm, tegelijk symptoom en nieuwe stuwkracht is van de door den wereldoorlog bewerkte geweldige stroomversnelling der sociale democratie. Zij ware niet mogelijk zonder een groot vertrouwen in de kracht en de moraliteit der vakvereenigingen en zij zal het intellectueele en moreele peil der geheele vakbeweging doen rijzen en haar buitengewoon versterken. Staatkundig is zij tevens van gewicht als voorbeeld van smijdige aanpassing van Regeeringszorg aan vrije krachten der samenleving. Reeds vóór den oorlog was de werkloosheidsverzekering zich gaan ontwikkelen. Ettelijke vakvereenigingen hadden haar reeds in heur werkkring getrokken. Belangstelling van de overheid was evenwel slechts plaatselijk en verspreid. Een aantal (32) gemeenten hadden fondsen gesticht, welker besturen aan de plaatselijke vakorganisaties of aan afdeelingen van nationale vakvereenigingen bijslagen gaven op door haar aan werkloozen gedane, en door het fondsbestuur rechtmatig bevonden, uitkeeringen (zgn. Gentsch stelsel). De vloed van werkloosheid, die het uitbreken van den | |
[pagina 168]
| |
oorlog volgde, dreigde alle kassen en fondsen te verzwelgen en daardoor de werkloosheidsverzekering, niet alleen als instituut maar ook als levensvatbare idee, te vernietigen. Maar zij had juist toen bijzondere belangstelling en grondige bestudeering gevonden. Van wege het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen - het centraal orgaan van den degelijksten en machtigsten tak onzer vakbeweging - was een uitvoerig rapport over de werkloosheidsverzekering in het licht gegeven door een Commissie, waarin o.m. van den Tempel en Keesing zaten. De in 1909 benoemde Staatscommissie ‘over’ de werkloosheid had zooeven de laatste hand gelegd aan haar schrikwekkend dik en degelijk eindverslag, hetwelk aan de werkloosheidsverzekering ruime aandacht wijdde; Treub, de Vooys en Folmer hadden daarbij samengewerkt. Zoo stonden bij het losbarsten van de crisis eenige in practijk en theorie ervarenen tot redding gereed. Van den Tempel stuwde en ontwierp, krachtig gesteund door de Vooys; Treub sanctioneerde, Folmer voerde uit. Andere deskundigen arbeidden ijverig mede. Aan deze uitwisseling van energie ontlook de zgn. ‘noodregeling,’ die de werkloosheidsverzekering niet alleen redde, maar haar ook nieuw leven schonk. Zij verhief haar van gemeentelijk experiment tot Rijkstaak en gaf haar een energiecentrum in den rijksdienst der werkloosheidsverzekering. Het Rijk zei ruime subsidie toe op den grondslag van het geldende Gentsche stelsel en van de gemeentelijke autonomie, doch met eenige uniformeering van de voorwaarden, waaronder bijslag mocht worden verleend. Ontdaan van enkele elementen van beneficiairen aard, die, door den nood gerechtvaardigd, echter met het wezen van verzekering in strijd waren en bij verbetering van den toestand moesten verdwijnen,Ga naar voetnoot1) is deze regeling tot heden blijven werken. Zij heeft de werkloosheidsverzekering populair gemaakt in arbeiderskringen en haar zoowel intensief als extensief versterkt. Het aantal verzekerden is van 73.206 in Augustus 1914 gestegen tot ruim 140.000 op Januari 1917. De totaaluitgaven van Rijk en gemeenten bedroegen in | |
[pagina 169]
| |
die periode resp. ruim 2 en ruim 1½ millioen gld. Belangrijke groei van de vakbeweging ging daarmede hand in hand.Ga naar voetnoot1) De ervaring met deze regeling heeft bij de Regeering genoegzaam vertrouwen in de vakorganisatie gewekt, om haar te brengen tot de door de leiders der vakbeweging zoo levendig gewenschte, maar door de meerderheid der Staatscommissie in 1914 nog ontraden, organiseering der werkloosheidsverzekering op den voet van het Deensche stelsel: overheidssubsidie, niet meer als bijslag bij de aan elken werklooze te geven uitkeering, maar als aanvulling van de door de verzekerden in de kas gestorte premiën. De hoofdlijnen van deze regeling zijn op royale wijze getrokken in het Werkloosheidsbesluit 1917. (K.B. van 2 December 1916, Staatsbl. 522.) Dat besluit zegt aan toegelaten werkloozenkassen een subsidie toe van in den regel ten hoogste 100% van het bedrag aan contributie, dat in de kassen is gestort door leden, die in tot de regeling toegetreden gemeenten wonen. Het Rijk en de betrokken gemeente zullen ieder de helft van het subsidie betalen. Over de uitkeeringen aan werkloozen beslist elk kasbestuur zelfstandig, behoudens repressief toezicht van gemeente en Rijk. Voorwaarde voor de subsidieering eener kas, die practisch steeds aan een vakvereeniging zal behooren, is scherpe scheiding tusschen werkloozenkas en overige geldmiddelen van de vereeniging (dus b.v. geen vermenging met de strijdkas), blijkende uit een door den Minister goed te keuren reglement. Dit reglement moet o.a. bedragen van premie en uitkeering vermelden, het recht op uitkeering omschrijven en, door in hoofdzaak de omstandigheden te noemen, waarin een uitkeering niet mag worden gegeven, waarborgen scheppen, dat de werkloosheidsuitkeering alleen geschiedt voor gevallen van die onvrijwillige, aan economische oorzaken te wijten, werkloosheid, met het oog waarop de verzekering is in 't leven geroepen. Voorts is de vereeniging verplicht tot een | |
[pagina 170]
| |
goed beheer van de gelden overeenkomstig door de Regeering gegeven voorschriften en moet zij zich toezicht van Rijk en gemeente laten welgevallen en daartoe de noodige inlichtingen op verzoek verstrekken. Als uiterste tuchtmiddel tegen verwaarloozing der verplichtingen bezit de Regeering de bevoegdheid tot intrekking van het recht op subsidie. Het oppertoezicht berust bij den Minister, terzijde gestaan door een Commissie van advies van 14 leden; 7 daarvan zijn vertegenwoordigers van vier centralen van de vakbeweging, en de 7 overigen vertegenwoordigen Rijk en gemeenten. Vele van de ± 300 toegetreden gemeenten zullen waarschijnlijk soortgelijke commissiën benoemen tot het adviseeren van het gemeentebestuur bij de mede-uitvoering van het besluit. Staatsrechtelijk heeft de functie van de gemeentebesturen hier het eigenaardig karakter van verplichte medewerking, als gevolg van een krachtens autonomie vrijwillig genomen besluit tot toetreding. De talrijke beslommeringen, voor vereenigingen en Regeering aan de voorbereiding der nieuwe regeling verbonden, vertraagden de invoering. Thans werkt zij nog slechts voor enkele kassen, terwijl voor andere de oude regeling nog geldt, doch haar algeheele invoering zal zich niet lang meer laten wachten. Een bijzonder opvoedend element van de nieuwe regeling is gelegen in de hooge eischen van nauwkeurigheid, intellect, moraliteit en zelfbeheersching, die zij aan de bestuurders der vakvereenigingen stelt. Het gewichtigste is niet, dat dezen belangrijke, door vele subsidiën en contributiën gevoede, kassen te beheeren zullen krijgen: de niet onder overheidscontrôle staande kas der vakvereeniging, waarin het leeuwendeel der contributie van, vaak duizenden, leden wordt gestort, zal in den regel wel grooter zijn, en tegen het beheer daarvan hebben de besturen zich altijd opgewassen getoond. Van oneindig meer belang is de nauwkeurige administratie en verantwoording der contributie zoomede de gestie ten aanzien van de werkloosheidsuitkeeringen. Onder het Gentsche stelsel behoeft de overheid geen cent te geven, voordat zij in elk concreet geval nauwkeurig heeft kunnen nagaan, of de feitelijke en juridische voorwaarden voor de uitkeering aanwezig waren. Voortaan is de band tusschen bijslag en uitkeering doorgesneden, en bovendien is | |
[pagina 171]
| |
de overheid voor de berekening van het door haar verschuldigde subsidie grootendeels afhankelijk van de administratie der organisaties. Wel bezit zij uitgebreide bevoegdheid tot contrôle, maar bij het groot aantal verzekerden zal een voortdurende, allen en alles tot op den grond nagaande, contrôle vrijwel ondoenlijk blijken. Van het hoogste belang zijn dus zorgvuldig kasbeheer en nauwgezette boekhouding. Deze laatste is niet minder noodig met het oog op de uitkeeringen, want die zijn niet alleen bepaald naar aard en duur der werkloosheid en uitkeeringsdagen, maar ook naar het genoten loon, naar leeftijd, duur van lidmaatschap en naar duur en regelmaat van contributie-betaling. Het departement doet het noodige om de kassen voor te lichten. Het publiceerde een model-reglement en een handleiding voor de administratie en statistiek. Als verificateur is aan het departement verbonden de hierboven reeds genoemde heer Keesing, een der beste administratieve koppen uit de vakbeweging. Behalve administratieve bekwaamheid bevordert de werkloosheidsverzekering voorts vastheid van karakter en scherp inzicht. De bestuurders moeten zich schrap zetten tegen neigingen om in het belang van de werfkracht van de vakvereeniging of tot voorkoming van ontstemming onder de leden, te verslappen in het onderzoek der feiten of hun oordeel over de aanwezigheid der voorwaarden van uitkeering te vertroebelen. Zal de vakbeweging de in haar gestelde verwachtingen niet teleurstellen? Wie er op let, wat haar leiders in openbare ambten praesteeren, of wie, als de schrijver, eenmaal het voorrecht genoot te zwerven door de hoofdkantoren van vakorganisaties, bij vele gesprekken den blik te slaan op de energieke koppen en in de klare oogen der bestuurders, zich te warmen aan hun idealisme, kan niet anders dan innig vertrouwen uitspreken. Men bedenke, dat het leiden van vele duizenden leden tellende lichamen, het tactisch voeren van den economischen strijd, een verantwoordelijkheid medebrengt, die een breeden kijk geeft ook op de plichten voor arbeiders aan overheidssubsidie voor werkloosheidsverzekering verbonden. Met den groei der organisaties zijn ook de eischen, aan geest en karakter der bestuurders gesteld, ver- | |
[pagina 172]
| |
zwaard. Het blijkt, aan wie er op let, steeds meer, welk een uitnemende selectie in de vakbeweging plaats vindt. Bijna steeds brengt het gezond verstand der arbeiders op de verantwoordelijkste plaatsen de mannen, die daar behooren. Merkwaardig en gelukkig verschijnsel, dat de arbeider van goeden aanleg in de vakorganisatie een terrein vindt, waar hij talenten kan ontplooien, die anders tot onvruchtbaarheid of verstikking gedoemd waren! Er wordt in vakvereenigingskringen dan ook gedorst naar kennis; vakpers, handleidingen, cursussen, huisbezoek en vergaderingen wekken latente volkskracht op. Een der belangrijkste waarborgen voor plichtsbetrachting is het levendig besef, dat tal van plichten, die de werkeloosheidsverzekering voor de leden en bestuurders meebrengt, voor alle groote organisaties en ook voor iederen vorm van samenleving der toekomst onontbeerlijke voorwaarden zijn. Natuurlijk zullen fouten gemaakt worden. Vooral bij organisaties, die nog niet sterk genoeg zijn om bezoldigde bestuurders en kantoorpersoneel aan te stellen, en in het bijzonder bij uitsluitend plaatselijke kassen. De goede wil echter, die ontwijfelbaar bestaat, en tactvolle leiding van departement en gemeente zullen wel raad weten te schaffen. De werkloosheidsverzekering zal de sociale beweging in haar geheel aanmerkelijk voortstuwen. Dit vooral wegens de versterking der vakbeweging, waartoe zij bijdraagt, deels door de centraliseeringstendens aan te wakkeren, zoodat zelfs tegen concentratie gekante bonden tot het vormen van een werkloosheidskas op nationalen grondslag overgaan, deels door verbetering van de administratie en vooral ook, doordat een goede werkloosheidsverzekering de aantrekkingskracht der vakvereeniging vermeerdert en het verloop van leden stremt. Voorts zal reeds het enkele feit, dat de vakvereeniging, dank zij het organisatievermogen en de offervaardigheid der arbeiders zelf, zoover is gekomen, dat zij thans niet alleen door de overheid erkend, maar ook gesubsidieerd wordt en bijna als een autonoom lichaam een staatsfunctie vervult, haar gezag, den invloed harer bestuurders en het zelfgevoel van de georganiseerden sterk doen toenemen. Die verhoogde machtsfunctie zal wel niet uitsluitend worden gebezigd tot volmaking van de werkloosheids- | |
[pagina 173]
| |
verzekering, want men kan er op rekenen, dat de vakvereenigingen zich helder bewust zijn, dat haar hoofdwerkzaamheid ligt op het terrein der arbeidsvoorwaarden, of, drastischer uitgedrukt, dat de organisatie in de eerste plaats strijdlichaam en niet ‘verzekeringspot’ moet wezen. Men houde intusschen in het oog, dat de jongste regeling het vraagstuk der werkloosheidsverzekering niet finaal oplost. Er valt nog genoeg te doen. Allereerst zal zich de behoefte doen gevoelen aan wettelijke regelingen, om onwillige gemeenten tot toetreding te dwingen. De verzekering van arbeiders in bedrijven, waar organisatie moeilijk is, en van niet georganiseerden zal oplossing vragen. Zal men daarom, naar Engeland's voorbeeld, verplichte verzekering invoeren? Samensmelting van het wegens de heillooze versnippering der vakbeweging veel te groote aantal kassen kan worden overwogen tot betere verdeeling van het risico. Steeds zal er op moeten worden gelet, of de betere statistieken, waarover men zal beschikken, niet een juistere kansberekening mogelijk maken dan de ruwe empirie, waarnaar thans de premiën zijn bepaald. Tot verhooging van het overheidssubsidie, al of niet in verband met crisisfondsen, en tot het dragen der administratiekosten door de overheid, zal meermalen aandrang worden geoefend. De vraag zal worden opgeworpen, of bedrijfstakken met groote winsten en veel werkloosheid niet eerder dan de openbare kas voor de werkloosheidsverzekering zullen moeten offeren, zij het dan onder het euphemisme: ‘vorming van een arbeidersreserve.’ Bij alle waardeering voor de werkloosheidsverzekering vergete men nimmer, dat zij het vraagstuk der werkloosheid evenmin oplost als de ouderdomsverzekering den ouderdom in jeugd doet verkeeren. De strijd tegen de werkloosheid zal onvermoeid moeten worden voortgezet. En die strijd, door mannen in elken rang en stand, thans in samenwerking met, straks onder leiding van de aanzwellende machten der arbeidersbeweging gestreden, moet de oogen openen voor fouten in ons productiestelsel, waarvan de verbeteringen nieuwe stappen kunnen zijn op den weg naar een rechtvaardiger samenleving. J.J. Boasson. |
|