De Gids. Jaargang 81(1917)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 165] [p. 165] Bij den dood van Matthijs Maris Augustus 1917. Dit is de troost van wie de wrange smart der eenzaamheid gewillig lijden: dat zij zich sluiten om het kleinood van hun hart voor alle tijden, en in het flonkren van den diamant uit rijkdom van geslepen zijden de lichte verten van 't oneindig wonderland zacht zien verglijden. Hun is het dolen door dit stille rijk, waar nevelvage vergezichten, zoete beloften in een blijden droom gelijk, de voeten richten; waar lage luchten boven duister dal en glanzend heuvelglooien lichten, de koele wolken in den gouden zonneval versmeltend zwichten. Zij zijn de pelgrims, die verlangend gaan ter onbereikbre heilge stede, waarvan de torens bevend in den hemel staan: versteende bede. De jonge ridders, die, door ver kasteel tot hoogen top gelokt, de treden naar 't wijkend beeld van grijzen toren en kanteel lichtvoets betreden. [pagina 166] [p. 166] De droeve minnaars der gedroomde vrouw, wier ongekuste lippenbogen verwachtend openlachen bij den donkren rouw der diepe oogen. Verstomde zangers met gesloten mond, die nooit bekenden, nooit belogen, nooit hun verheerlijkt lief bezaten éénen stond, noch ooit bedrogen. Gewijde duikers, in het zeediep zand de paarlen lossend uit haar kluister. Eenzame goden, wier ontroerd bestuurde hand bij trouw gefluister der zacht doorzongen stilte van den nacht, in 't openbloeiend blanke duister, de grijze paarlen tot een snoer tezamen bracht van bleeken luister. Herman Lysen. Vorige Volgende