De Gids. Jaargang 81(1917)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 232] [p. 232] Herfstmorgen. De groote lichte zonnespin Weeft een blank net van grijze nevlen En zilvren draden rond de heuvlen, Spint in haar web de moede wereld in. Mijn weg buigt als een witte band; Der ranke berken gele vanen, Dubbel gerijd in lange lanen, Verscheemren in het bleeker wordend land. En eindlijk heeft de onzichtbre zon Haar taak volbracht voor dezen morgen En gansch de wereld vreemd geborgen In zilvren koelt van nevelen kokon. Nu is het stil en wonderlijk Te gaan langs de gewende paden. Landlieden doen hun kalme daden Naar binnen ingekeerd, afzonderlijk. [pagina 233] [p. 233] Ieder gerucht, dat wordt geboren, Klinkt over den geploegden akker Eenzaam en ver, en vindt geen makker, En sterft - de lucht is roerloos als te voren. En soms zweeft dwarrelend een iel, Bruin blaadje uit het berkeloover Ten breeden berm onhoorbaar over - En blijft beweegloos liggen, waar het viel.... P. Otten. Vorige Volgende