Bibliographie.
Charles Grolleau, Une gloire de la Flandre: Guido Gezelle. - Collection ‘Bellum’. - Paris 1917.
Iets van den zachten, klaren schijn van Gezelle's vroomheid opgevangen - in een oorlogscollectie!
‘Bellum... Cet unique et terrible sujet est si vaste qu'il admet et même impose des addenda peut-être imprévues....’
Waartoe verder den draai nageloopen dien de Fransche dichter meent noodig te hebben, om gehoor te vinden voor eene poging, aan Frankrijk het ongeweten schoon te ontsluier en eener volksziel ‘die niet sterven kan’?
De proza-vertaling van negentien van Gezelle's gedichten, waarmede dit boekje besloten wordt, is niet van den heer Grolleau zelven. Zij is nagedrukt uit een Leuvensche uitgave van 1908: Cammaerts en van den Borren, Guido Gezelle; Poèmes choisis. Een boekje, den heer Grolleau in de hand gedrukt tijdens den oorlog, op Vlaamsch taalgebied, door een Waal... Het is hem een openbaring geweest, en hij haalt daarvan op in vijftig bladzijden inleiding.
Het is Gezelle's vroomheid bovenal die de vroom gestemde Franschman voor zijn landgenooten tracht te vertolken. Toch heeft hij niet met Gezelle omgegaan zonder ook onder den indruk te komen van diens stoerheid en van zijn bijzondere beteekenis voor Vlaanderen.
‘C'est au peuple de Flandre qu'il a demandé, pour la lui restituer, royalement ornée par son génie, la langue de ses poèmes.... Il sut élever jusqu'à la sphère de l'art le plus pur une langue qui se contentait de servir aux quotidiens échanges de la pensée vulgaire et de la vie sans beauté.’
Voor ons is dit alles geen nieuws; maar Frankrijk heeft er, in zijne taal, nog altijd te weinig van gehoord.