Niettemin geeft het spel groote vreugde, wekt het opgetogenheid, en prijst de onbevooroordeelde beschouwer den eigenlandschen smaak gelukkig, kieschkeuriger, fijner dan die der Duitschers. De Duitsche Rijnstreek heeft ons in de twee decennia vóór den oorlog enkelen onzer weinige sierkunstenaars ontfutseld, wier talenten daar beter arbeidsveld vonden en bij wie tot het welslagen heeft beslist, dat vooral hunne soberheid als oorspronkelijkheid en als voornaamheid in den vreemde op prijs gesteld werd. Zulk en smaak hebben de heer en mevrouw Lensvelt - Bonger, en Royaards beseft, wat hij met hunne medewerking kan bereiken. Een feest voor de oogen is het gestadig, en juist voor fijne luchtigheid als in dit fancy-werk van Shakespeare, is deze kleurige gedistingeerdheid bij uitnemendheid geschikt. Dat het lyrisch element onvoldoende werd uitgedrukt, kon bij de rolverdeeling niet bevreemden. Ook was er in zooverre meer stijl in Reinhardt's regie, als deze in compactheid een climax bereikte, welke bij Royaards met name in het dronkemanstooneel van den kelder gemist werd.
Doch hoe schoon en hoe geestig, hoe sierlijk en schalksch was telkens het groepenspel en tot welk een hoogte heeft Royaards' leiding zoowel de Viola-vertolking door Magda Janssens als die van den jongen jonker door Tourniaire opgevoerd!
Weener tooneelschrijfkunst hebben de Haghespelers en het Rotterdamsch Tooneel doen waardeeren; de eersten in Schnitzler's Professor Bernhardi, het tweede gezelschap in De Stem van Bahr. De schrijvers zijn vrijwel tijdgenooten, hebben weliswaar altijd verschillende wegen bewandeld, doch stonden aanvankelijk niet lijnrecht tegenover elkaar, als zij in deze stukken doen. Niettemin is hier de overeenkomst, dat beide over geestelijke belangen handelen. Bahr is voor de uiterlijkheid van ietwat ongewone effekten niet teruggedeinsd, doch heeft dan ook verkregen, dat er ‘actie’, levendigheid, bewegelijkheid is in drie bedrijven, welke iets zóó weinig ‘theatraals’ beoogen als het vinden van begeerd (kerkelijk) geloof. Veel makkelijker ware zijn taak geweest, indien hij niet als gebeurd had genomen de dood der beminde vrouw, voor wie het ongeloof van haar man een doodelijke kwelling was. Nu bleef den schrijver niets over dan de gekweldheid