De Gids. Jaargang 81(1917)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 441] [p. 441] Vagebonden. Wij hebben de bijtendste pijnen geleden, Ons heeft de verwoedstë extase gekust, We hebben gevloekt en we hebben gebeden, Maar nimmer berust. Wel zitten we soms aan de tafel der blijden En schijnen te deelen hun zorgloozen zin, Maar altijd weer komt ons een onvrede scheiden, En trekken we schreiend de duisternis in. En pogen we soms in de rijen der sterken Aan de opbouw der menschheid de handen te slaan, We moeten vernielen ons eigene werken, We moeten 't breken, het moet vergáán, We kùnnen niet stadig aan de arbeid staan. Voor ons zijn de nachten, voor ons zijn de stormen, Voor ons zijn de lippen slechts eenmaal geraakt, Wij kunnen niet blijven, wij kunnen niet binden, 't Is alles een scheiden en wisselend vinden, Ons leven verwringt zich in eindlooze vormen, Geen menschlijke ontroering blijft ons ongesmaakt. [pagina 442] [p. 442] Vaak, dagenlang, kunnen we ons wezen verschuilen, En doen als dë andren, en praten als zij, Maar altijd weer komt de herinnring aanhúilen: Nooit kunnen voor veilig geluk wij verruilen Dien zegen, - dien doem, die ons nimmer geeft vrij. En zeetlen wij eens in 't gestoelte der eere, Het hoofd met een kroon van bereiken getooid, Toch zullen we naar onzë eenzaamheid keeren; Een zeker bezit zou ons leven verteren. Voor ons is de weelde van 't eeuwig ontberen, Begeeren èn weren, Bevrediging nóóit. Ada Gerlo. Vorige Volgende