zijn macht te voegen bij het gezag en de kracht van andere volken tot een waarborg voor vrede en recht over de heele wereld. Zoo'n regeling kan niet lang meer worden uitgesteld... Deze oorlog moet eerst geëindigd zijn, maar in oprechtheid moeten wij zeggen, dat het, voor zoover onze deelneming aan de waarborgen voor een toekomstigen vrede betreft, een groot verschil maakt, op welke wijze en op welke voorwaarden deze oorlog eindigt. De verdragen en overeenkomsten, die hem ten einde zullen brengen, moeten voorwaarden bevatten, die een vrede scheppen die het waard is gewaarborgd te worden, een vrede die de goedkeuring der menschheid wegdraagt; niet alleen een vrede die de verschillende belangen en naaste oogmerken van de betrokken volken dient.... Indien de vrede, die nu zal worden gesloten, duurzaam zal zijn, moet het een vrede zijn, gewaarborgd door de georganiseerde macht van de meerderheid der menschheid.... Er moet geen evenwicht van krachten, maar een gemeenschap van krachten zijn. Er moet zijn een vrede zonder overwinning; alleen een vrede tusschen gelijken kan duurzaam zijn; een vrede, waarvan het beginsel gelijkheid is, en gemeenschappelijke deelneming aan een gemeenschappelijke weldaad..... Recht moet worden gebaseerd op de gemeenschappelijke kracht, niet op de individueele kracht van de naties, van welker overeenkomst de vrede zal afhangen.... De menschheid streeft thans naar vrijheid om te leven; niet naar een evenwicht van macht.’
De president beseft, dat hem zal worden gevraagd, waar deze algemeene beschouwingen in de praktijk op nederkomen. Hij schroomt niet, de volgende voorbeelden te noemen:
‘Nergens bestaat een recht, om volken door de eene regeering te doen afstaan aan een andere, als waren zij bezit.’
‘Ieder groot volk, dat thans streeft naar een volle ontplooiïng van zijn hulpmiddelen en krachten, moet een directen uitweg naar de groote zeewegen krijgen. Waar dit niet kan worden verkregen door afstand van gebied, kan het ongetwijfeld worden bereikt door de neutralisatie van de rechten van direct verkeer onder de algemeene garantie, die den vrede zelf zal verzekeren. Wanneer er een behoorlijke regelingscommissie is, behoeft geen natie te worden uitgesloten van de open paden van den wereldhandel.’