hij haar aanvaard te hebben, hij die niets van panache houdt: deze rol, die dit voornamelijk is? Een vorige maand stelde ik als tooneelspel-illusie het vertoonen eener Phèdre in sarong en kabaai. Behoort tooneeltalent, die kunst om ‘uit zijn huid te treden’, te voeren tot de bekwaamheid om het tegendeel te lijken van wat men zelf is, zooals men den acteurskant in een pleitbezorger immers wel aanduidt met de bewering, dat het ideaal van een advocaat moet zijn, in het pro en in het contra terzelfder tijd gelijk te krijgen? Jan C. de Vos, wien soms kan worden verweten, uit behoefte aan soberheid slordig te spelen, uit haat tegen rhetorika onverstaanbaar te brabbelen; heeft Pomarius versoberd tot versomberens toe, en kon niet zijn het vleeschgeworden protest tegen wettenkennis, de met vernuft tot wettenontduiking geborene, de wonderdokter die 't recht verdraait, die hiertoe genoeg heeft aan scherp vernuft met menschenkennis, gelijk andere kwakzalvers tot de ingebeelde genezing van werkelijke kwalen.
Als geestig kende men Mr. C.P. van Rossem; hier beeldde hij een man-met-geest. Hoorde men in vorig werk de geestigheid van Mr. van Rossem, hier was het die van Pomarius. Alleen in een paar bij-rollen heeft de schrijver zijn lust om aardig te zijn, niet volledig in toom gehouden. Het verdienstelijke van de hoofdrol zou bij ander spel veel sterker zijn gebleken. De hoofdrol, waar heel het stuk op draait, waar het stuk tot zijn schade op draait.
Was de schrijver er stipter op uit geweest, alle figuren te doen leven, hij had - en ik meen, met niet heel veel verandering - van het vrouwtje een ander mensch, van het ontknoopings-motief iets meer realistisch', van de voor een klucht geschikte ‘intrigue’ iets ‘uit één stuk’ gemaakt. Nu heeft men het spel in die vrouwerol, aan mevrouw De Vos-Poolman toebedeeld, slechts des te meer gewaardeerd. Zeer goed werk gaf ook de heer Gimberg en aan Schultze schonk de rol van den adellijken dronkaard, die bij den zaakwaarnemer als man met mr's-titel dienst doet, gelegenheid tot een allerfijnst komisch-spel. Zeer goed was Van Warmelo in een rol, niet bij uitnemendheid voor hem geschikt.
Twee gezelschappen hebben vóór den aanvang van twee seizoenen Marcellus Emants genoemd als schrijver van een