La Dame aux Camélias als een te zelden verhoorden wensch heeft genoemd. In een bekend boekje met portretten en biografietjes wordt Alida Klein als een literair ontwikkelde tooneelspeelster gekenschetst. Ongetwijfeld is zij dit. De vrijwel eenige ook, hier in de stad, die zorgt bij alle belangrijke voorstellingen van anderen tegenwoordig te zijn. Waarom de openbare meening dan in de war gebracht, door geen enkelen literairen ‘wensch’ te noemen en integendeel de les in het spelen met sarong en kabaai van een belang te achten, dat met het optreden als Phèdre of als de groote Lady zou te vergelijken zijn?
Tooneelspelers vergeten te gereedelijk, dat zij eens anders gedachte uiten, dat dit hunne schoone en moeilijke taak is, waarbij het aankomt op de uiting, doch allereerst op de gedachte. Door deze vergissing uit zelfzucht, begeert niet alleen Sarah Bernhardt - en nog maar altijd, tot kort geleden - de stervende Marguerite te zijn, maar wil ook Duse die parade-rol spelen. Onze begaafde landgenoote is dus in aanzienlijk gezelschap, doch jammer blijft het niettemin, dat zij van hare ‘literaire ontwikkeling’ te weinig gebruik maakt: vooral thans, nu zij op eene leidende plaats staat.
Hare dolle vergelijking, ter onverwachte befuiving van Fabricius, stelt haar bovendien bloot aan het verwijt, dat ook zij te veel op het uiterlijke let, als immers ons geheele tooneel doet. Denkt men zich niet den ideaal-tooneelspeler als iemand, die met een plunje van den voddenjood een koninklijken indruk maakt? In sarong en kabaai èn Lady Macbeth èn Phèdre tot levende wezens te maken, ziedaar een illusie, Alida Klein's talent meer waard dan het aanleeren van dribbelpasjes en loome beweginkjes.
Het uiterlijke!... Verkade zou ‘vergeestelijken’ en bij zijn totaal mislukte poging om zelf een Macbeth te zijn, heeft hij niets wezenlijks gedaan dan ons een tooneel vertoonen, dat uit een grondslag van... drie trappen bestond. Vernuftig; men zag mooie kleur- en tooneffecten. Doch des toeschouwers geest zag niets.
En Royaards met Strindberg's Doodendans? Waarom wederom Reinhardt nagedaan, daar het niet louter nabootsing zijn moest, en slechts in het decor wat verbetering was? Aan Mevrouw Janssens de rol dezer Noorsche te geven,