grondvorm, maar integendeel een der laatste evolutie-vormen van het friesche huis; het boerenhuis in Friesland komt niet uit één oertype voort, maar uit twee: de greidboerderij en de bouwboerderij.
Beknopt de bewijsvoering weertegeven is niet wel doenlijk: noch van den tekst, noch van de platen is veel te missen.
Gelukkig evenwel geeft deze, met hulp van de Directie van den Landbouw mogelijk gemaakte, uitgaaf van het Friesch Genootschap nog wel andere dan enkel refereerende opmerkingen in de pen.
‘Van nature wetenschappelijk aangelegd’, ‘een scherp waarnemer’, prijst mr. Boeles, de conservator van het Friesch Museum, den totnu onbekenden schrijver in zijn ‘woord vooraf’. Geen woord teveel. Voortdurend boeit dit boek, door den vasten gang van het betoog, door de liefde voor het inderdaad aantrekkelijk onderwerp.
Doch niet hierom alleen verdient het te worden opgemerkt en aangewezen.
Het boek bouwt op, moest daartoe iets afbreken van Gallée, maar blijkt van diens werk toch in hoofdzaak een aanvullende verbetering te zijn.
Gallée, de baanbreker, legde grondslagen, trok groote lijnen. Maar dit alles wacht nog op verdere uitwerking en verbetering, en niet voor Friesland alleen.
Dat bouw en inrichting van het boerenhuis ras-kenmerk zijn, is een zijner hypothesen, die we nog niet vaarwel hoeven te zeggen. Trok hij hier de grenzen van het friesche ras minder juist? Welnu, dan moet men thans, op Uilkema's aanwijzingen, die grenzen herzien. Maar ook deze onderzocht maar één gewest. Waaruit alleen kan volgen, dat thans voor al onze andere provinciën, en ook voor de Wadden-eilanden, die elk weer hun eigen ethnologisch aspect hebben, soortgelijk onderzoek moet worden ingesteld; werk als dat van Uilkema, hoe voortreffelijk ook, kan op zichzelf nooit meer dan stukwerk zijn.
Gallée zelf zou het niet anders begeerd hebben.
Het boerenhuis één raskenmerk. Daarnaast wacht nòg allerhande ethnologische stof in Nederland op haar ordenaars en bewerkers: dialekten, versieringskunst, scheepstypen, folklore, gewoonterecht, vormen van grondbezit en grondgebruik. Dan is er nog de anthropologie van Nederland; ook hier zijn wat groote lijnen getrokken (de vakmannen trekken ze nog lang niet éénder) en werd hier en daar knap stukwerk verricht. Dit alles moet op grooter schaal, uit ruimer beurs, liefst gelijktijdig van allen kant worden aangepakt. De vereeniging ‘Het Nederlandsche