De Gids. Jaargang 80
(1916)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 567]
| |
Aanteekeningen en opmerkingen.Een patriottisch werk over Mad. de StaëlGa naar voetnoot1)- Toen in 1899 de Geneefsche hoogleeraar Ritter zijne aanteekeningen omtrent de familie Necker in het licht gaf, vestigde hij er tevens de aandacht op dat in de eerste vijftig jaargangen der werken van het Geneefsche geschiedkundige genootschap slechts éénmaal voorkwam de naam van mevrouw de Staël, terwijl aan Calvijn drieentwintig, aan Rousseau zelfs een dertigtal artikelen gewijd waren. Zulk zwijgen over de Vrijvrouwe van Coppet teekent de gezindheid, welke zoo langen tijd in Zwitserland heerschte ten opzichte van wie eenmaal had geschreven: J'ai toute la Suisse en un magnifique horreur! Niet enkel is de gevoeligheid verdwenen, door deze en dergelijke uitdrukkingen gewekt, doch meer en meer wordt begrepen wat mevrouw de Staël voor Zwitserland, wat Zwitserland voor haar beteekende. En de doctorsarbeid aan het hoofd dezes vermeld - een groot-octaaf van meer dan zevenhonderd bladzijden - zal zeer zeker in sterke mate bijdragen tot wat men kan noemen de nationaliseering der beroemde schrijfster. Want wie dr. Kohler's arbeid heeft doorgewerkt, moet wel tot de slotsom komen dat de dochter van Jacques Necker, burger van Genève, en van Susanne Churchod, dochter van een Waadlandschen predikant, op en top was | |
[pagina 568]
| |
een Zwitsersche, al werd zij dan ook gedoopt in de kapel der hollandsche ambassade te Parijs. Feitelijk heeft Napoleon Germaine Necker den grootst mogelijken dienst bewezen door haar uit Frankrijk's hoofdstad te verbannen en te dwingen tot terugkeer naar het land harer ouders. Niet slechts rijpten in de (zéér betrekkelijke) stilte van Coppet hare geestelijke gaven, maar in en bij Lausanne en Genève - waar zij haast nog meer huisde dan op het vaderlijk kasteel - vond zij een grooten kring van hoogst begaafde en hoogstaande mannen, ten deele ingezetenen, ten deele opgezetenen - staatslieden, geleerden en dichters uit alle landen - welke aan hare gedachten de richting gaven waaraan wij de l'Allemagne en Corinne te danken hebben. Had mevrouw de Staël haar eigen neigingen kunnen volgen, zij ware in haar hôtel van de Rue du Bac geheel opgegaan in fransch geïntrigeer en gecomplotteer, doch in Zwitserland - toenmaals het meest internationale land ter wereld - vond noodgedwongen haar geest beter voedsel: zij werd zich bewust wat Engeland, Duitschland en Italië beteekenden voor wie de oplossing zocht van dat moeielijkste aller vraagstukken: het brengen van Frankrijk in het rechte spoor. Op welke wijze mevrouw de Staël hare als het ware universitaire studiën in Zwitserland maakte, is door dr. Kohler nauwkeurig nagegaan en duidelijk uiteengezet. Hij heeft daarbij kunnen gebruik maken van veel wat in zwitsersche familiearchieven berust. Ook de openbare verzamelingen (in welke van lieverlede veel was bijeen gebracht) wachtten slechts op een zoo scherpzinnig en geduldig onderzoeker. Dientengevolge verspreidt zijn arbeid veel licht over tot nu toe duistere gedeelten, en hoeveel ook in lateren tijd over de Neckers en hunne dochter moge geschreven zijn, dit jongste werk mag niet verzuimen te raadplegen, wie die hoogst belangwekkende en aantrekkelijke personen naar waarheid wil leeren kennen. Nederlanders zullen natuurlijk in de eerste plaats vragen: wat brengt de schrijver voor nieuws omtrent de verhouding tusschen mevrouw de Staël en onze landgenoote Belle van Zuylen? In dit opzicht zal het boek van dr. Kohler teleurstellen. Hoewel een en dertig bladzijden aan mevrouw de Charrière zijn gewijd, blijkt dat Ph. Godet in zijne studie | |
[pagina 569]
| |
over Mme de Charrière et ses amis (1906) alles mededeelde wat mededeelbaar is. Slechts zijn eenige onjuiste begrippen weggenomen omtrent de verhouding tusschen beide vrouwen. Ook worde aangestipt, dat dr. Kohler niet zóózeer opgaat in zijne heldin, dat hij de verdienste harer rivale zoude willen verkleinen. Integendeel, hij stelt Caliste boven Corinne, wat dan ook uit een letterkundig oogpunt waar moge zijn. Doch wie vraagt bij mevrouw de Staël's werken in de eerste plaats naar letterkundige verdienste! De arbeid van dr. Kohler heeft voor Nederlanders echter uit een ander oogpunt groote beteekenis. Meer en meer toch voelen wij dat tusschen de kleine staten in Europa gemeenschap van belangen bestaat; dat ook hier geldt: eendracht maakt macht. Alles dus wat het nationaliteitsbewustzijn van eenig klein volk kan versterken, is voor ons van waarde. En eerst in de laatste jaren begint het zwitschersche volk te beseffen, dat het niet is een conglomeraat, doch eene natie. Nog in 1906 stelde het tijdschrift la Voile latine aan zwitsersche letterkundigen en kunstenaars de volgende netelige vraag: La Suisse peut-elle, selon vous, posséder malgré ses différentes langues, une littérature ou un art national? Zeventien antwoorden kwamen in, daaronder van Frey en Spitteler. Slechts drie van de zeventien luidden bevestigend! Onder dezen bevond zich de historicus van Muyden. Twee der ondervraagden geven toe dat ten minste van eene zwitschersche architectuur sprake kan zijn. Drie laten alles blauw blauw. René Morax antwoordt: la Suisse est composée de races trop diverses pour avoir une tradition unique et un même idéal. - Ce n'est pas une faiblesse, voegt hij er tot troost aan toe. Acht anderen ontkennen beslist de mogelijkheid eener nationale kunst. In 't algemeen hellen de in het duitsch geschreven antwoorden sterker naar Duitschland over, dan de in het fransch geschrevene naar Frankrijk.Ga naar voetnoot1) Met dat al geloof ik toch dat hetgeen de door hunne talen gescheiden Zwitsers gemeen hebben, van meer beteekenis | |
[pagina 570]
| |
is, dan hetgeen hen naar rechts of links trekt. Gelijk de Reynald opmerkt in de inleiding zijner levendig geschreven Histoire littéraire de la Suisse au 18e siècle: de krachten welke in den loop der eeuwen op de republiek hebben ingewerkt, gaven aan de Zwitsers een eigen karakter: par son protestantisme la Suisse romande diffère de la France, par sa vie républicaine la Suisse allemande diffère de l'Allemagne. Inderdaad, de Zwitser heeft een eigen geest: institutions, histoire, milieu naturel, les Alpes, Humanisme, Réforme, voilà les éléments qui ont constitué l'esprit suisse. (Vervang de Alpen door onze waterwegen en de zee, heeft men dan niet de nederlandsche karakteristiek?) Die zwitschersche geest blijkt ook uit alle beschouwingen, uit alle handelingen van mevrouw de Staël, en het is de groote verdienste van dr. Kohler dit duidelijk te hebben uiteengezet. Want daardoor verhoogt hij het nationale bewustzijn: die bestaansvoorwaarde der kleine volkeren. Wie van anecdotes houdt, zal die natuurlijk in dit werk te kust en te keur vinden. Hoe ware anders eene levensbeschrijving mogelijk van deze even geestige als hartstochtelijke vrouw! Ook omtrent hare ouders deelt het boek menige bijzonderheid mede. Een brief van Rosalie de Constant, welke tot nu toe ongebruikt bleef, stelt bijv. dr. Kohler in staat Germaine's vader te zuiveren van - ik wil niet zeggen een blaam, doch wat in hedendaagsche oogen veel erger is: eene belachelijkheid. Gelijk men weet, had mevrouw Necker bepaald dat haar stoffelijk overschot in alcohol zoude bewaard worden, en had zij haar echtgenoot verzocht geregeld de grafkapel op Coppet te bezoeken, waar zij in een zwart marmeren kuip, zonder deksel, ronddreef comme une pêche à l'eau de vie - gelijk een toenmalige spotvogel opmerkte. Haar aangehuwde achterkleinzoon d'Haussonville heeft in | |
[pagina 571]
| |
zijn Salon de madame Necker met kleuren en geuren daarvan een griezelig verhaal opgedischt. Doch nu blijkt dat Necker - hoe toegevend ook toen zijne vrouw leefde (eene vrouw in wie hij slechts dit gebrek erkende: er geen te hebben) toch verstandig genoeg is geweest om aan dit laatste bevel niet te gehoorzamen. Eerst bij zijn eigen overlijden is het stoffelijk overschot van Susanne Churchod uit de luchtdicht gesloten looden kist overgebracht naar de marmeren kuip, welke door een schot in tweëen gescheiden, in de andere afdeeling zijn eigen omhulsel bewaard. Zoo heeft dr. Kohler zich ook de moeite gegeven de rechterlijke archieven van Aubonne na te pluizen, ten einde, zoo mogelijk, den datum vast te stellen van het huwelijk tusschen Rocca en de twintig jaren oudere weduwe van den zweedschen gezant. Authentieke bescheiden leerden hem dat die echtverbintenis eerst gesloten werd te Coppet den 10en October 1816 - dus bijna in extremis! Uit die acte volgt echter tevens dat reeds den 1en Mei 1811 tusschen de latere echtgenooten gewisseld waren de huwelijksbeloften - beloften, welke, gelijk men weet, in vroeger tijden van bindende kracht waren. Bij dezelfde acte erkenden de echtgenooten hun kind, den 7en Mei 1812 geboren en in het doopboek van Longirod ingeschreven als zoon van Théodore Giles de Boston en Amérique en Henriette, née Preston. - Niemand minder dan een beroemd Geneefsch geneesheer had het kind ten doop gehouden en voor de valsche inschrijving gezorgd! Zoo blijkt dus zonneklaar de onjuistheid van Rocca's bewering tegenover Bonstetten omtrent het veel vroegere huwelijk, eerst te Coppet en later nogmaals in Zweden gesloten. Doch dit alles zijn bijzaken. Van hoe groot belang echter dr. Kohler's arbeid is voor wie de geleidelijke ontwikkeling der geniale vrouw wenscht na te gaan, hoop ik later den Gidslezer te bewijzen. Want mevrouw de Staël is ook nu nog voor Nederland van beteekenis als verdedigster van het hoogste goed der volkeren: de vrijheid.
R.P.J. Tutein Nolthenius. |
|