De Gids. Jaargang 80(1916)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 566] [p. 566] Avond Ik zag de bleeke rozen van den avond welken Op 't donkere gelaat dat in de stilte nijgt, Het zwoel bewegen van der lippen weeke kelken En de verteed'ring die in loome luwte zwijgt. Het rijpe loof was stil der bloeiende seringen En de over-rijke pracht van de kastanje-laan Hoorde in haar duister nog het zoet, weemoedig zingen Der nachtegalen in hun diep-droomerig slaan. En overal was rust en ik stond daar alleen En wist niet meer of ik mij zelve was gebleven In de eenzaamheid, hoog om mijn droeve leven heen; Maar diep-ontroerd heb ik dit stille lied geschreven In 't avond-doomen, zwoel en toch zoo vreemd sereen, Waar ik de donk're rozen van den nacht zag beven... Jan J. Zeldenthuis Vorige Volgende