De Gids. Jaargang 80
(1916)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |
Buitenlandsch overzicht.26 Juni 1916.De oorlog rekt zijn bestaan. Nergens een beslissing. In het laatst der vorige maand trokken de vorderingen der Oostenrijkers tegen de Italianen de aandacht. Was tot dusver de oorlog op Oostenrijksch gebied gevoerd, den 15den Mei begon een offensief der Oostenrijkers, dat de Italianen het grootste gedeelte der door hen bezette zuidspits van Tirol afhandig maakte en den oorlog zelfs overbracht naar Italiaansch gebied: Arsiero en Asiago vielen den Oostenrijkers in handen. Hadden zij deze veroveringen verder kunnen uitbreiden, de Italiaansche hoofdmacht aan de Isonzo zou gevaar geloopen hebben van haar basis te worden afgesneden. Doch nauwelijks kwam dit gevaar in het zicht, of de aandacht der Oostenrijkers werd, door een forsch offensief der Russen op het front van de Pripet-moerassen tot de Boekowina, naar elders afgeleid. Van de drie vestingen welke den Wolhynischen vestingdriehoek uitmaken hadden de Russen inderdaad slechts Rovno behouden; thans hebben zij Lutsk en Dubno hernomen, zijn bewesten Lutsk een goed eind voortgerukt, en hebben in de Boekowina de hoofdstad Czernowitz heroverd; bij deze groote aanvallende beweging zijn, naar hunne opgave, een 170.000 à 180.000 gevangenen gemaakt en vele kanonnen in hun handen gevallen. Het is dus duidelijk dat het de Russen gelukt moet zijn tijdelijk op een deel van hun Europeesche front een groote overmacht in troepen, artillerie en munitie bijeen te brengen; de vijand is er geheel door verrast en heeft eene groote landstreek moeten opofferen of eigenlijk twee: den Wolhynischen driehoek en de Boekowina. | |
[pagina 190]
| |
Ware overal tusschen de Pripet-moerassen en de Karpathen het front der Oostenrijkers even ver achteruit gedrukt als bewesten Lutsk en bewesten Czernowitz, dan zouden Kowel en Lemberg reeds onmiddellijk gevaar loopen: maar zoover is het niet gekomen. Bij Kolki (noordelijk van Lutsk) hielden de Duitschers die daar stonden het uit; bezuiden Dubno tot de Boekowina weken de Oostenrijkers slechts zeer weinig terug, zoodat het front van de Pripet-moerassen tot de Karpathen thans een gebogen lijn vertoont, voorbij Kolki naar het Westen uitpuilende naar de zijde van Wladimir-Wolinski, dan oostwaarts terugloopende tot aan gene zijde van Brody en Tarnopol; en eindelijk weer naar het Westen uitpuilende tot bij Kolomea. Terwijl de laatstgenoemde uitpuiling zich nog dagelijks naar het Westen uitbreidt (en de passen naar Zevenburgen nadert), is die bewesten Lutsk in de laatste week aanmerkelijk afgeplat door krachtige Duitsche hulp die hier voor de Oostenrijkers is komen opdagen. Met den grooten Russischen aanval bezuiden de Pripetmoerassen is geen dergelijke aanval op het front benoorden die moerassen tot Riga gepaard gegaan. Wel zijn daar aanvankelijk bij plaatselijke ontmoetingen eenige voordeelen door de Russen behaald, maar geen zeer groote; - en zeer groote waren er noodig geweest om het gewenschte effect te bereiken van het geheele Oostelijk front der Centrafen aan het wankelen te brengen. In de laatste week schenen zelfs bij de ontmoetingen benoorden de moerassen de Duitschers eerder in het voordeel. Dit wekt niet den indruk of de Duitschers de (naar men aannemen moet vrij aanzienlijke) strijdkrachten, waarmede zij den Russischen opmarsch naar de zijde van Kowel en Lemberg hebben gestuit, aan hun front Riga-Pinsk onttrokken hebben. Tenzij men gelooven moet dat tegelijkertijd (of reeds eerder) de Russen zich benoorden de moerassen hebben moeten verzwakken, om daar bezuiden met overmacht te kunnen aanvallen. Een beslissende wending bracht het Russische offensief tot dusver in geenen deele; wel bewerkte het een niet onbelangrijke frontverschuiving; verreweg de grootste die (in Europa) sedert den val van Servië en Montenegro heeft plaats gehad. Het Duitsche defensief is nog volstrekt niet ontredderd; | |
[pagina 191]
| |
het Oostenrijksche eenigszins. Althans in zooverre, dat thans voor het eerst eene nederlaag op één front geleden, eene nederlaag op een ver verwijderd front ten gevolge blijkt te hebben. Niet alleen is de Oostenrijksche opmarsch naar de zijde van Vicenza gestuit, maar de Italianen zijn tot den tegenaanval overgegaan en hebben Asiago hernomen. Het laat zich aanzien, dat zij zeer spoedig het gansche bergdistrict op Italiaansch gebied waarin de Oostenrijkers waren doorgedrongen, van vijanden zullen hebben gezuiverd. Komen nu de Russen tegelijkertijd Kolomea voorbij, dan zal men voor het eerst iets verwezenlijkt zien van den meermalen voorspelden ‘concentrischen aanval’ der geallieerden. Maar om daar reeds veel van te verwachten, zou het naar de zijde van Kowel en Lemberg anders moeten loopen dan het in de laatste week geloopen heeft, zouden ook bij Kolki vorderingen moeten worden gemaakt, en zou bovenal - Verdun lucht moeten krijgen. En daar lijkt het niet naar. De Russen verzekeren dat de Duitschers, om den Oostenrijkschen bondgenoot bij te springen, hun front tegen Frankrijk reeds hebben verzwakt. Er blijkt niets van. Integendeel: Verdun wordt steeds gevaarlijker bedreigd. Het fort Vaux is gevallen, en aanhoudend hebben sedert de Duitschers kleine vorderingen gemaakt; - kleine, als men bij meters frontdiepte rekent; niet zoo kleine, als men nagaat welke krachten aan munitie en menschenmateriaal hier te overwinnen zijn om een winst van enkele honderden meters te behalen. Zijn werkelijk deze voordeelen bevochten door een in aantal verminderd aanvalsleger, dan is geen andere gevolgtrekking mogelijk dan dat ook de krachten van den verdediger in bedenkelijke mate moeten zijn afgenomen. Of begint de Fransche oorlogsleiding er van doordrongen te raken, dat zij zuiniger met haar krachten om moet gaan dan zij het, sedert Februari, voor Verdun heeft kunnen doen? Men zal op Engeland hebben gewacht, - en Engeland, waar blijft het? Raadselachtiger dan ooit is de geringe krachtsontwikkeling op het Engelsche front in Vlaanderen en Artois. De verliezen aanvullen en zich staande houden, ziedaar al wat de Engelschen daar vermogen. Voor den ‘concentrischen aanval’ niet | |
[pagina 192]
| |
genoeg! Waaraan het ligt? Worden er van de millioenen mannen waarover men zegt thans te beschikken, te veel in Engeland achtergehouden? Worstelt men met een tekort aan officieren? aan geschoolde officieren? Zijn er van de mannen die een aanval in grooten stijl zouden kunnen leiden te veel in beslag genomen door Oost-Afrika, door Egypte, door Saloniki, door Mesopotamië? Dit is zeker dat een aanval met massa's zooals die thans op het front in Vlaanderen en in Frankrijk zouden moeten worden aangewend, en onder condities zooals zij zich daar thans zouden voordoen, de Engelsche legerleiding voor eene taak stelt waarvan zij vóór den tegenwoordigen oorlog volstrekt geene ondervinding heeft opgedaan. Dit is eigenlijk bij iedereen het geval: maar de staven der groote vastelandslegers hebben althans sinds jaren zulk een als mogelijk onderstelde oorlogvoering bestudeerd; in Engeland heeft ook dit ontbroken. Hoe het zij, de Engelsche pers schijnt Frankrijk te verstaan te willen geven dat men er niet, of nog niet, op eene zoodanige beweging in het Engelsche front heeft te rekenen die in hare gevolgen Verdun zou kunnen redden. ‘Het Fransche opperbevel’, schrijft de Daily Chronicle, ‘heeft blijkbaar besloten terrein op te geven, dat als de Franschen het langer bezet hielden, hun op zwaarder verlies zou komen te staan dan de aanvallers.’ Is het een antwoord op vragen, wellicht in de geheime zitting der Fransche Kamer gesteld; de zitting die zoo lang geduurd heeft, en waarvan het geheim tot dusver zoo goed bewaard is gebleven? Verdun gevallen - men zou de militaire beteekenis in engeren zin niet moeten overschatten, maar het moreel effect zou groot zijn, en ook een moreel effect verkrijgt licht militaire waarde. Dit is zeker dat terwijl de Russen, na hun groote nederlaag van 1915, in '16 èn in Klein-Azië èn in Europa den vijand een eindweegs hebben kunnen terugdrijven, het Westelijke front der geallieerden tot dusver niets heeft vermocht dan te blijven staan, en dat zelfs dit weinige op een der gewichtigste punten van dat front met den dag moeilijker schijnt te worden. Verliezen de Franschen inderdaad voor Verdun meer mannen dan zij den vijand doen opofferen, dan houdt hun aftappings-theorie geen stand en zullen zij terug moeten. | |
[pagina 193]
| |
De Duitsche vloot dan tòch uitgebroken! en zij heeft aan de Engelsche zware verliezen toegebracht. De Duitsche verkenningsdienst moet wel superieur zijn geweest, om zóó precies het oogenblik en de plek berekend te hebben waarop Beatty met overmacht zou kunnen worden aangevallen, gedurende eenige uren althans, en die uren hebben de Duitschers goed gebruikt. De hooge kwaliteit van hun zeemanschap zal door geen Engelsman meer kunnen worden betwijfeld. Hunne vuurleiding is blijkbaar voortreffelijk geweest. Maar even onomstootelijk is bewezen dat de Duitsche slagvloot in haar geheel den strijd tegen de Engelsche ‘home fleet’ niet op durft nemen. Zoodra Jellicoe verscheen sloeg zij op de vlucht, en in de weinige oogenblikken dat zij onder Jellicoe's vuur lag, leed zij ook zelf zware verliezen; zóó zware dat de Duitsche regeering er niet dadelijk voor uit dorst komen. Al overtreffen dan de Engelsche verliezen in tonnenmaat ver de Duitsche, het relatieve verlies schijnt grooter aan de Duitsche zijde. Het blijft af te wachten of de Duitsche vloot zich weder buitengaats zal kunnen wagen; dat de Engelsche hiertoe in staat is gebleven, is buiten kijf. Maar Churchill sprak eenmaal van meer dan zee houden! hij sprak van het uitbranden van een rattennest...
Kitchener weg. Dat hij, onder een stelsel van vrijwillige dienstneming, een millioenenleger op de been heeft gebracht is een onomstootelijk feit. Zal nu ook de man opstaan die het millioenenleger tot een actie aanwendt waarvan het belang evenredig is aan het getal der bijeengetrommelde soldaten?
In Roemenië steekt, na de jongste vorderingen der Russen in de Boekowina, de Entente-partij weer het hoofd op; - en in Griekenland schijnt de Entente het nu op haren en snaren te zullen zetten, en Zaimis de wegbereider van Venizelos te zijn. Verder is aan te teekenen dat Engeland blijkbaar voeling heeft gekregen met de Arabieren, die in de buurt van de heilige plaatsen in vollen opstand schijnen tegen het Turksche gezag. Breidt die opstand zich naar het Noorden uit, dan is de kans op een ernstig Turksch offensief tegen het Suez-kanaal (zoo zij ooit groot geweest is), ongetwijfeld voor geruimen tijd verkeken. | |
[pagina 194]
| |
Daarentegen zijn de Russische vorderingen naar de zijde van Bagdad beneden de verwachting gebleven, en is er van een ‘concentrischen aanval’ van Russen en Engelschen tegen die gewichtige stelling nog niet de minste sprake.
De Entente, die met den tegenwoordigen, den kanonnenoorlog, nog ver van gereed is, bereidt reeds den toekomstigen, den tarieven-oorlog voor. De economische conferentie te Parijs, schrijft de Westminster Gazette, heeft het Duitsche plan van een Midden-Europeesch tolverbond beantwoord met een Buiten-Europeesch plan. ‘De bondgenooten moeten evenals hun tegenstanders bereid zijn om de onderlinge slagboomen te laten vallen.’ Deze brij zal nimmer zoo heet gegeten kunnen worden, dunkt ons, als zij thans te vuur staat. Een Engelsch-Fransch-Italiaansch-Russische toleenheid? Zij is er nog niet; - de Midden-Europeesche evenmin; zelfs de Duitsch-Oostenrijksche wordt (blijkens eene brochure b.v. als de onlangs uitgekomene van Julius Heller)Ga naar voetnoot1) door bezadigde voorstanders in Oostenrijk zelf als een uiterst ingewikkeld vraagstuk beschouwd. - Maar ook zonder toleenheid kan de Entente maatregelen treffen tegen herovering door de Duitsche industrie van de afzetgebieden welke deze thans aan die der vijanden heeft moeten overlaten. Zal de wetenschap dat zulke maatregelen worden voorbereid Duitschland williger maken zijne aanspraken te verminderen? Wij vreezen dat zij de neiging der Duitsche groot-industrieelen versterken zal om den kanselier aan hun vredesprogram te binden; aan vredesvoorwaarden die, voor zoover zij op België betrekking hebben, in hare gevolgen allerbedenkelijkst zouden zijn - niet in de laatste plaats voor Nederland.
In de Tubantia-zaak staat de trouw van Duitsche duikbootofficieren te keur tegenover die van Nederlandsche zeelieden. Het doen van uitspraak - ook al zou die in een non liquet moeten bestaan - ware, als in dezen schandtijd recht recht bleef, het werk van een onpartijdigen derde. | |
[pagina 195]
| |
Die dan subsidiair zou hebben uit te maken, welke aansprakelijkheid het niet-zinken van haar torpedo's aan de Duitsche regeering oplegt. Wij ontkomen niet aan den indruk, dat Amerika, dat groot is, in het Sussex-geval anders behandeld geworden is dan in het Tubantia-geval wij, die klein zijn. Dergelijke indrukken zich bij een eerlijk-neutrale te laten vestigen is geen daad van zedelijke kracht; het is een daad van zedelijke onverschilligheid.
C. |
|