De Gids. Jaargang 80
(1916)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 368]
| |
Het tooneel.Koenen gééft het woord grootindustrie en durft zelfs kleinsmid aan en kleinschilder. Speenhoff noemde een tijdelijke stichting ‘Klein Tooneel’. Zal het gebruik dezen term aanvaarden? Het... ding zit stellig in de lucht. Het is een uiting van 't sans façon, van den drang naar eenvoud, natuurlijkheid, die sedert een kwart-eeuw zich openbaart. Hebben de Engelschen niet een bond voor eenvoudiger leven gesticht en namen wij, lang vóór dien, niet de ongedwongenheid van hun sport-gedoe over? In de bouwkunst kwam de eenvoud, de schilders dorsten prenten en zelfs studies aanbieden; en na de kunst van Forain en dezulken, heeft nog andere van Montmartre hier navolging gevonden: kregen ook wij het cabaret, zij het, eerst na van een Ueberbrett'l te hebben genoten. Speenhoff is iemand, in ons land; hij bracht iets, als we nooit hebben gehad. In de vele goede onder zijn tallooze liedjes is poëzie... en nu bleek deze ook in verscheidene versjes van mevrouw Manna de Wijs-Mouton, die in haar voordracht door niets doet denken aan den Franschen ‘chansonnier de salon’, doch wel aldoor blijft de beschaafde vrouw, brengend eigen, dus nieuw cabaretwerk. Tot de verwezenlijking van Speenhoff's droom en dien van Pisuisse: een Nederlandsch ‘klein tooneel’, is men met hare verschijning alweder een stap nader gekomen. Over den arbeid van nog twee vrouwen heb ik deze maand te spreken. De echtgenoote van Herman Heijermans heeft wat voor het tooneel geschreven en haar man heeft het laten spelen. Nu is dit werk in druk verschenen, na | |
[pagina 369]
| |
menige voorstelling in de hoofdstad. Ik heb Roman 2de DeelGa naar voetnoot1) slechts gelezen. Zóó... gezien, valt het niet mee. Onwillekeurig brengt men er episoden van Kamertjeszonde mee in verband; er is hier iets van dezelfde rauwheid en van de ‘sentimenteele buien’ in dat krasse realiteitsverhaal; opgevoerd, gezuiverd, ik zou willen schrijven: ‘geraffineerd’ tot kunst, is ook hier het gegeven niet; en bij de kracht dáár, is hier vaalheid en slapte. Doch ‘tooneel’ zit er wel wat in: hiermede is de schrijfster een leerlinge van haar man, die dat zelfs gaf in tal van Falkland's. Zin voor het tooneel heeft de derde schrijfster der maand, mevrouw Jo van Ammers - Küller, reeds getoond in haar vóór twee jaar gespeelde Zijn Heilige. Was dat stuk niet meer dan een bedenksel met prettige tooneeltjes erin, Roeping heeft inhoud en toont ook in de krachtiger taal grooten vooruitgang. Dit werk heb ik gezien en, in handschrift, gelezen. En hier doet zich nu de zonderlinge omstandigheid voor, dat het vertoonde, hoewel door de jonge - graag gespeelde - schrijfster aanvaard, van het geschrevene een onvoldoend, van het bedoelde een onzuiver beeld geeft. Roeping staat midden in dezen tijd, waarvoor niet de emancipatie, maar wel de lust der jonge meisjes van goeden huize om tooneelspeelster te worden, iets nieuws, als mogelijk gezien, is. Toegevend aan een genegenheid der kinderjaren, trouwt hier een meisje een hartelijk, kundig en ijverig ingenieur, voor wien 't begrip kunst een levenloos iets is. Waardeering voor haren aanleg en... verliefdheid vond Marianne, reeds vóór de verloving, bij een tweeden student, een geborenartiest, wiens lokkende stem, wiens geestdrift en aanmoediging, haar later verleidt... om aan haar ‘roeping’ gehoor te willen geven en daarmee een belofte te breken, aan den trouwen, inschikkelijken echtgenoot gedaan. Verder komt Huib's verleiding niet: Marianne vergeet nooit, dat zij getrouwd is. Doch geestelijk hoort zij niet meer aan Paul; en dat zij niet bij dezen hoort; dat, dus, de invloed der ‘roeping’ het sterkst is, ook al volgt Marianne haar man naar het afgelegen oord, waar hij een groote fabriek zal besturen; is van Roeping het schrijnende laatste woord. | |
[pagina 370]
| |
Door roekeloos in den tekst te hakken - hij deed dit wel in een werk van Oscar Wilde! - heeft Verkade het stuk ontwricht. Wereldwijsheid, die van het tooneelleven veel gehoord heeft, kon twijfelen aan de waarschijnlijkheid van Marianne's ongeschonden trouw. Na de verminking door de regie begrijpt men niets meer van Huib's sterken invloed. En te minder begreep men dien, daar Verkade zichzelf de bruisende rol van den enthousiasten kunstenaar toebedeeld had. Zelfs in de oogenblikken van verregaanden flirt, ‘hing hij tooneel te spelen,’ naar de ondeugende kenschets van Speenhoff; en ook bij wat Huib zegt over kunst, was hij, hakkelend sprekend, méér... Hamlet dan ooit. Mevrouw Verkade, Enny Vrede, was óók in deze rol een kokette; maar hoe vurig tevens, hoe vol leven, nu zij, de beschaafde, de dochter-der-weelde, te zeggen had, wàt thans de kunst is, voor zoo menige, zich geroepen voelende! Fijn en innig was Van der Lugt in de meêlijwekkende rol van den man. Overigens hebben, bij de vermetele pas-klaar-making van den tekst, de gedeeltelijk zorgelooze rolverdeeling en zelfs de tooneelschikking een nieuw bewijs geleverd, dat de heer Verkade, ook na de Engelsche lessen, nog véél heeft te leeren en... af te leeren.
J. de Meester. |
|