De Gids. Jaargang 80(1916)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 240] [p. 240] Aanvaarding. De hartstocht wijkt en 't zinggeruisch der stilte, Den eigen bloedszang overklinkt Geheve' in een verklaardheid-zonder-kilte Vraag 'k mij wat glorie uit uw oogdiep blinkt.... Mijn blikken dwale' om 't rijzen uwer vormen Te peilen 't wonder, dat 'k aanschouw: Meet thans mijn hoogst begrip naar zuivre normen Den vollen omvang van uw wezensbouw, En zíjt g' in dit vereeuwigd uur de Eéne, Die nooit mijn dolend smachten vond Of tijgt door u slechts een gestalting henen Als soms mijn moe-gedwaald verbeelden bond? * * * Zoo vaak ik proefde aan uw mond of wangen Lijk rijpingssmaak van vrucht-in-zon Hief zich het ééne, ongetroost verlangen, Dat door mijn bloed den ouden tocht begon En dreef tot kussen, die een brandend blozen Ontstaken aan uw teedre huid En deed verzinken tot het diepe kozen Waarin wij wijlden zonder één geluid [pagina 241] [p. 241] Dan 't ademhijgen na nieuw lippenbinden, Wijl 't argloos streelen van een hand, Wel bracht als vreugd van eindlijk-vinden, Maar toch mij 't harte snoerd' in weemoedsband, Waar diepst aanschouwen 't vizioen zag rijzen Van d' ééne, die 'k in ú nooit had, 't Gezicht, dat voor geen overgaaf wou deizen Waardoor 'k ten leste ál geluk vergàt.... En 'k wilde u zúster, zielespiegel zuiver, Die 't zelf m' als een nieuw wezen toond' Doch meer dan heffing tot verstilden huiver, Heeft nimmer deze bindingen gekróónd.... Mij vond geen glimp van den verwachten luister Wijl k' ú zag ruste' in puur geduld.... Mijn hoogst ervaren overtoog een duister Wat 'k wárm-ontloken wou, werd kil-verhuld.... 'k Nam zwaardre teugen van den wijn der lusten, Doch geen bedwelming dóófde gansch; Noch kon 'k bij u in zelfbetrachting rusten, Vrijwillig-dervend d' eensgezienen Glans: Hoé 'k dien als ijdle lokking mocht begrijpen, - Waanbeeld ontspronge' aan 't eigne zijn, In drang tot al-verwerklijking te rijpen - Té scherper kerfde mij d' ontberingspijn, Eindloos mij drijvend langs de oude wegen, Die louter wenden vér om 't doel.... Tot 'k nu verwierf den onverwachten zegen Van dit verklaard, hoog-teer geluksgevoel. * * * [pagina 242] [p. 242] Het ís de kentring van mijn hartsgetijde Al twijfel vliedt voor d' enkle vraag: Wat bracht de zuivring die tot vreê kon leiden, En d' íjle vastheid, die 'k nu ín mij draag....? Gij moet het levend antwoord zijn: úw minnen Aanváárdend wat ik vergde of bood, Wist lijdlijk 't felst begeeren te verwinnen Mét de ontzegging, waar 'k mij in beslóót.... En ongemerkt mocht dus m' uw leiding voeren Uit marteldoolhof van den wáán: Dies neem 'k 't uw oog doorgloriend zielsontroeren Als klare leidstar mijner tochten áán.... Zie, wat gíj deedt: u géven in aanvaarden - Van starre wilsbestreving vrij 't Geboodne wisslend tot gelijke waarden - Mag ik thans óók. En neig. Gij leerdet 't mij.... Nu ben 'k die lig in zoet-doorsidderd wachten - Diep-stil, daar géén begeeren baat - Op blanke naadring als door helle nachten Tot d' eene schaûw valt over mijn gelaat.... Januari 1916. Karel Wasch. Vorige Volgende