in den oorlog betrokken; en, zonder aan de steeds noodig blijvende waakzaamheid te kort te doen, kon het werk der binnenlandsche wetgeving worden hervat.
In de eerste plaats lag daar de ouderdomsrente. Durfde men de regeling van het vraagstuk niet aan, men zou op een fatalen datum der Decembermaand van 1916 zich aan de wet-Talma geketend vinden, waarover de verkiezingen 1913 uitspraak hadden gedaan. In de tweede plaats was er de grondwetsherziening, noodig ter eindelijke invoering van het algemeen kiesrecht. De urgentie van het kiesrechtvraagstuk was door de in 1913 verslagen partij niet ontkend: ook zij had een oplossing aangeboden, die door de kiezers was verworpen geworden. Deze kiezersuitspraak van 1913 te negeeren en 1917 te laten aanbreken zonder dat de poging was gedaan kiesrecht en de ouderdomszorg te regelen gelijk de stembus het had verlangd, ware dit niet gelijkwaardig geweest aan politieken zelfmoord? In naam van welk belang had men van het kabinet zooiets mogen eischen? In naam van het nationaal belang alléén. De natie gaat boven de linkerzijde, en ver daarboven. Maar ware de natie er mede gediend geweest, vraagstukken die zij nu eenmaal tot oplossing heeft te brengen, kunstmatig te verschuiven? Zij worden er niet frisscher of eenvoudiger van, en de waarborg dat de oplossing gevonden zal worden bij beraad, en niet opgelegd bij verrassing, vermindert er door. Schokken te voorkomen is staatsmanskunst; niet ze werkeloos tegemoet te gaan. Alles is dus terug te brengen tot de vraag, of inderdaad, bij het aanbreken der wetgevende periode 1915'-16, de omstandigheden waarin Nederland zich bevond de onthouding van alle binnenlandsche wetgeving die de partijen tegen elkander in het harnas kon jagen, nog gebiedend vorderden. Zoo niet, dan was het ingeroepen ‘nationaal’ belang in werkelijkheid niets dan het belang der rechterzijde.
Wat men in billijkheid toegeven kan, is, dat de taak die de regeering weder ter hand nam, door de omstandigheden tot een zeer kiesche en moeilijke werd gemaakt. Zij stelde er zich aan bloot, te worden bestreden met een dubbel stel argumenten: één waarover de tegenpartij zou hebben beschikt onder alle omstandigheden, en één dat haar in de handen werd gespeeld door het oorlogsgevaar en al wat er mede