De Gids. Jaargang 79
(1915)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 493]
| |
Frankrijk op zijn best.Lettres de Jules Ferry, 1846-1893. - Paris, Calmann-Lévy.Een verzameling brieven van een groot Fransch patriot, Frankrijk aangeboden in de ure zijner beproeving. Ferry was van hetzelfde harde Lotharingsche ras als nu Poincaré, een ras zonder de gratie, de bewegelijkheid, de beminnelijkheid der Zuidelijken; ook zonder hun plotselinge overgangen van geestdrift tot wanhoop. ‘Tu me fais l'effet d'un rosier qui ne porte que des épines’, zou eens, in beider jeugd, Gambetta tot hem gezegd hebben. Waarop Ferry: ‘Mes roses fleurissent en dedans.’ Positivist uit de school van Comte; hoe onderscheiden van den gewonen koffiehuis-anticlericaal! Bij hem had het positivisme den gloed van een geloof, en hij heeft Frankrijk met dat geloof zoeken te verwarmen. Zijn staatsmansloopbaan is hem een apostolaat geweest. Hij was geboren in 1832, in de streek die bastion zou worden na 1870: te Saint-Dié. Zijn geslacht (‘ma roture’, noemt hij het vol zelfgevoel), hoorde in de bergen thuis: ‘des paysans d'un village de la montagne, situé à une heure et demie de marche de la ville (de Saint-Dié), sur la route de Fraize et de Gérardmer, et qu'on appelle Anould (agneau, mouton), pays de pâturage en de grands rochers.’ Van het dorp waren de Ferry's in de stad gekomen, en hadden er geslachten lang het viriele ambacht uitgeoefend van klokkegieter. De grootvader was maire van Saint-Dié geweest gedurende al den tijd van Directoire, Consulaat en Keizerrijk; de vader was de best beklante advocaat der stad in de | |
[pagina 494]
| |
dagen van Louis Philippe; ‘il était membre du Conseil général des Vosges, d'opinions très libérales, et menait contre le ministère Guizot l'opposition la plus vive.’Ga naar voetnoot1) Een der mannen die het departement in 1848 in het vuur zou hebben willen zenden, ware het niet dat hij, van zeer zwakke gezondheid, twee jaren te voren zich uit alle bedieningen teruggetrokken en zich gevestigd had te Straatsburg om er rust te genieten en de opvoeding te leiden zijner kinderen. In den naburigen Elzas had de familie sinds jaren vele betrekkingen. Ferry's overgrootmoeder en grootmoeder waren Elzasser vrouwen geweest; de laatste eene Wimpffen uit Colmar. Hij zelf heeft te Straatsburg school gelegen en heeft er zijn eerste colleges in de rechten gevolgd. Na de inlijving heeft hij oude betrekkingen verlevendigd door zijn huwelijk met Eugénie Risler-Kestner uit Thann, verwante van Scheurer-Kestner, den kampioen zonder vrees of blaam uit de Dreyfus-dagen. Met al de beste elementen die de Elzas aan Frankrijk heeft geschonken vóór en na '70 is Ferry bevriend geweest: met de Hetzel's, met Nefftzer den oprichter van de Temps; met Colani. Nog vol van het enthousiasme van '48, waarin zijn ouderlijk huis en zijn geheele vriendenkring ruim gedeeld hadden, kwam Ferry als jong student in 1850 naar Parijs. Op het eind van zijn leven heeft hij, aan een banket der ‘Association générale des Etudiants’, aan die eerste sterke indrukken van zijn jongelingstijd herinnerd: hoe '48 hem geëxalteerd had en de 2de December hem terneergeslagen. ‘Il n' y a jamais eu, dans l'histoire morale de la France, un moment de plus extraordinaire espérance, de plus puéril optimisme, si vous voulez.... J'ai vécu ces choses; je suis venu à Paris, brûlé de cette fièvre ardente; j'ai suivi les discussions de l'assemblée nationale, j'ai entendu les orateurs dans les réunions; j'ai respiré cette atmosphère de liberté et d'espérance, et puis, un beau jour, je suis sorti de chez moi, par un matin de décembre, et devant des affiches qui signifiaient à ce pays qu'il était désormais réduit en servitude, j'ai vu des ouvriers qui ricanaient! J'ai assisté à cette sortie de | |
[pagina 495]
| |
l'assemblée nationale, de ses débris plutôt, au milieu des ricanements de la foule; j'ai vu tomber la liberté!... Eh bien, vous n' avez pas vu ces choses, vous ne les avez pas senties, vous ne les avez pas vécues; vous n' avez pas vu quelle a été, dans les dix-huit années qui ont suivi, l'existence morale de ces jeunes générations flétries dans leur fleur. Vous n' imaginez pas, messieurs de l'Ecole de droit, ce qu'était le Palais à ce moment, ni vous qui écrivez dans les journaux, ce qu'était alors le journalisme...’Ga naar voetnoot1) Hoe het vaderland uit die vernedering op te heffen? Van het eerste oogenblik af heeft het tweede Keizerrijk in den jongen Ferry een doodvijand gehad, maar een die zijn tijd weet af te wachten; die voelt zich te moeten voorbereiden. Heeft het de tweede Republiek aan verstandelijken en zedelijken ballast ontbroken, de derde zij te bouwen op een hecht graniet. De Fransche democratie op te voeden, wordt de taak der generatie waartoe Ferry behoort. Op te voeden in tucht die kracht put uit kennis. Is het de kerk geweest die Frankrijk aan den derden Napoleon overgeleverd heeft, dan moet haar de uitsluitende macht over de geesten worden ontweldigd; dan moet er worden geschapen wat in '48 ontbroken heeft: een civiele geestelijke tucht, een civiel plichtsgevoel; er moeten karakters gevormd, die de te heroveren vrijheid verdragen, die ze gebruiken en verdedigen kunnen. Aan zulk een arbeid zien wij Ferry bezig, zoodra hij zich als advocaat te Parijs eene positie verworven heeft. Het komt er op aan, allereerst het volk het gebruik te leeren van de schamele rechten die ook de constitutie van het tweede Keizerrijk het heeft moeten inruimen. ‘Geen onthouding meer’, is vanaf 1861, als hij en zijn vrienden eenigen invloed beginnen te krijgen, de leus. Zien de lieden die in '51 door Napoleon zijn verbannen meest naar het verleden, dit jongere geslacht ziet naar voren. Ferry redigeert met zes medestanders, waaronder Floquet, een manuel électoral; hij petitionneert voor eene herziening der onderwijswetten. Het zaad schiet op. De republikeinsche partij, die vijf leden telde in het Wetgevend Lichaam van 1857, heeft er 17 in | |
[pagina 496]
| |
dat van 1863 en 40 in dat van 1869; onder die 40 is Ferry, gekozen te Parijs, dat enkel onverzoenlijken naar de Kamer zendt. Volgt 1870, en, zeer kort na de oorlogsverklaring, Sedan. De Keizer is neergeveld; door een vreemdeling helaas, en op deze wijze van zijn onwaardig gouvernement te hebben moeten worden bevrijd, blijft Frankrijk in de ziel branden als zijn diepste vernedering. Het gezag ligt op straat, voor wie het nemen wil. De Parijsche afgevaardigden rapen het op en vormen het ‘gouvernement de la Défense nationale’. Ferry is er bij, als gedelegeerd lid, belast met de vereenigde functiën van perfect der Seine en maire van Parijs. Het wordt een mislukking. Niet op ééns, uit het niet, schept men de werktuigen waarmede een gewapend volk als het Duitsche wordt weerstaan; een volk, geschoold in die strenge tucht waaraan het Frankrijk ontbroken heeft. Gambetta improviseert zijn legers, die verslagen worden keer op keer; Parijs lijdt honger, en moet zich overgeven. En het Parijsche volk verafschuwt nu de nieuwe regeering; Ferry krijgt zijn eersten scheldnaam: Ferry-Famine. Nauwelijks is de vrede geteekend die Frankrijk aan zichzelf teruggeeft, of Parijs weet niets beters te doen, dan oproer te maken. Ferry stelt zich er tegen in; rechtop, met zijn groote gestalte. Hij is de laatste die op zijn post blijft. In den laten avond van den 18den Maart 1871, als het geheele gouvernement reeds weg is, houdt hij nòg het Stadhuis, ordent er papieren, en volgt Thiers' bevel tot ontruiming eerst op, wanneer er werkelijk geen oogenblik meer is te verliezen. Hij moet, van Stadhuis tot barrière, een opgepakte menigte door; de menigte die zooeven de generaals Lecomte en Clément Thomas vermoord heeft; zij dreigen hem met vuisten, met kreten; maar de hand aan hem leggen doen zij niet. Ontzag voor het kleine escorte dat hem beschermt met geveld geweer? Ontzag zeker ook voor de hoogheid van den gehaten vijand. Want Ferry is sterk gehaat, toen en later, maar nimmer zonder ontzag. En nu moeten, ter handhaving van de eenheid van den Staat, Fransche troepen, die zooeven de Pruisen niet hebben kunnen overwinnen, Fransche burgers doodschieten. Men moet de bitterheid proeven der brieven, door Ferry | |
[pagina 497]
| |
in de rampzalige weken van afwachting uit Versailles aan vertrouwde familieleden geschreven. ‘Nous allons de ténèbres en ténèbres.... L'horizon, si pesant et si sombre, il y a trois mois, laissait encore apparaître quelque espoir de clarté. Un coin de voile avait l'air de se lever, laissant voir la France châtiée mais corrigée, se refaisant par le travail, par la simplicité, par la discipline. Aujourd'hui tout s'évanouit dans je ne sais quel rêve de démence sanglante... Pour Paris, j'ai donné, six mois durant, tout ce que j'ai d'âme, de force et de vie; j'ai usé mon corps et mon cerveau, et répandu, tant je me sens vide, tout ce qui était en moi. Et j'ai dû quitter Paris par une nuit sinistre, en fugitif et en proscrit, tandis que la foule hideuse me hur ait la mort aux oreilles. Si je tombais dans les mains de ceux qui m'ont élu, je serais, sans plus de formes, jeté au même mur où fut saigné Clément Thomas. Ainsi vont les choses, et telles elles sont, telles il faut savoir les prendre. Le mal qu'elles nous font c'est le moindre, mais le mal est en elles, et celui-là est profond. Si l'état de Paris ne s'explique pas par un accès de fièvre chaude, et la fièvre chaude, hélas, n'explique pas tout, il n'y a plus rien à attendre, à espérer de notre misérable patrie. La haine des classes, la division des âmes, l'affaissement et l'aigrissement des caractères, l'absence de toute vertu publique, l'égoïsme et la convoitise, l'esprit de discorde et la passion d'envie, avec beaucoup de lâcheté brochant sur le tout, feront de nous non un peuple, mais un enfer, une Pologne plus folle et plus tragique, et non moins justement punie. De ces noires pensées, que j'épanche dans ton coeur ami, ne conclus pas, très cher, que l'insurrection de Paris soit triomphante, ou que je doute du dénouement. Nous avons ici une armée complètement refaite et qui vaincra. Mais à quel prix? et quel lendemain de la victoire!’Ga naar voetnoot1) De taak der regeneratie van Frankrijk bleek veel moeilijker dan zij in 1869 was voorgekomen. Toen scheen men het doel te naderen; langzaam, maar zeker. Hoe ver af scheen het thans! De beste mannen hadden hun krachten | |
[pagina 498]
| |
moeten verbruiken vóór den tijd; en niemand, die het hun dank wist. Bange twijfel ligt in de ziel, aan de deugd, aan den moed, aan de toekomst van Frankrijk. Het was, na de nederwerping der Commune, een zware atmosfeer om in te ademen voor een idealist als Ferry. De politieke en maatschappelijke reactie verhief het leege hoofd. De vrijheid, nu zij misbruikt was, te smoren, werd thans de leus van de meerderheid der Nationale Vergadering. ‘Maintenant qu'ils sont sauvés, ils se livrent à toute leur rage, la tâche étant, comme a dit M. Thiers, à la hauteur de leur capacité et de leur courage’Ga naar voetnoot1). Thiers moet schipperen; durft zich niet bedienen van de mannen uit één stuk, als Jules Ferry. Hij verwijdert hem tijdelijk; maakt hem gezant te Athene; vertegenwoordiger van een land door Europa geminacht en gewantrouwd, en dat, jaren lang, op den rand blijft zweven van allerlei avontuur. Zijn tijd begint eerst weer na den val van Mac Mahon, als de Republiek eindelijk als gevestigd is te beschouwen; gevestigd door eene meerderheid die van de monarchie afkeerig is, maar overigens innerlijk sterk verdeeld, en met al te weinig van het zedelijk gezag dat alleen een hoog eigen ideaal geeft. Den 4den Februari 1879 treedt Ferry op als minister van onderwijs in het kabinet-Waddington; kabinet door Charles Floquet, die buiten de combinatie is gebleven, opgewacht met een rede die de toekomstige afscheiding van den radicalen vleugel reeds doet vóórgevoelen: ‘il ne suffit pas que les républicains entrent dans les places; il faut surtout que les grands principes. entrent dans les lois’. ‘Les grands principes’; wat verstond de radicale partij daaronder? Socialistisch getint was zij toen nog in geenen deele. ‘Donnez-nous le droit d'association, complet, libre, puissant’, laat Floquet de werklieden zeggen, ‘et nous résoudrons nous-mêmes les questions sociales’. Wat blijft er dan voor groot verschil met de opportunisten over? Beide vleugels komen op voor ‘les libertés nécessaires’ (vrijheid van drukpers, van vereeniging en vergadering) en voor ‘les destructions nécessaires’ (vernietiging van den overheerschen- | |
[pagina 499]
| |
den invloed der kerk op het onderwijs, zuivering der magistratuur, schrapping der laatste privilegiën die zijn overgebleven in het leger). De radicalen hebben veel haast met die destructie; zij is hun de hoofdzaak. Vergetende wat hij begonnen is te zeggen: ‘il ne suffit pas d'entrer dans les places’, eindigt Floquet aldus: ‘Enlevez les bénéfices du pouvoir à cette race privilégiée qui profite seule de tous les avantages du gouvernement: c'est cette race qu'il s'agit enfin de déposséder’. Het onderscheid tusschen een Floquet en een Ferry is dat deze laatste wel mede destrueert, maar enkel om ruimte te krijgen voor constructie. Hij voelt zich geen slooper, maar bouwmeester. Wat heeft hij gewerkt! 15 Maart 1879 indiening van twee ontwerpen tot reorganisatie van het hooger onderwijs; 19 Mei 1879 indiening van eene wet die de uitoefening van het beroep van onderwijzer aan bepaalde voorwaarden bindt; vervolgens indiening eener reeks van ontwerpen regelende den leerplicht en de kosteloosheid en neutraliteit van het openbaar lager onderwijs; het laatste ingediend 20 Jan. 1880. De destructie is vervat in art. 7 van de tweede der wetten op het hooger onderwijs: ‘Il est interdit aux membres des congrégations non autorisées de participer à l'enseignement public ou de diriger un établissement de quelque ordre que ce soit’. Het was gemunt op de Jezuieten, die in Frankrijk, waar de organieke artikelen van Napoleon I evenmin waren ingetrokken als ten strengste nageleefd, slechts bij oogluiking waren toegelaten. ‘Nous poursuivons les jésuites’, zegt de minister ter toelichting, ‘parce qu'ils sont l'âme de cette milice laïque contre laquelle nous luttons depuis sept ans; qui a été maîtresse dans l'Assemblée nationale; qui s'étend sur la France entière et l'enveloppe comme d'un réseau; qui a un personnel politique; qui est un parti; je me trompe, qui est une faction!.... Attaquer le catholicisme, se mettre en guerre avec la croyance du plus grand nombre de nos concitoyens, ce serait la plus criminelle des folies.... Il y aura peut-être plus d'une conscience religieuse soulagée et secrètement ravie. La domination jésuite ne pèse pas qu'aux libres-penseurs’. In de Kamer met groote meerderheid aangenomen, valt | |
[pagina 500]
| |
art. 7 in den Senaat, waar een onverdacht republikein, Jules Simon, er zich tegen verklaarde. ‘Nous voudrions faire aimer la République’, zeide hij; ‘vous pensez uniquement à la faire craindre.... Nous tenons à favoriser par tous les moyens l'esprit d'initiative et l'esprit d'association; vous êtes, au contraire, préoccupés de ce que vous appelez les droits de l'Etat, l'unité morale de l'Etat.... Vous allez jusqu'à craindre la diversité des croyances, sans vous apercevoir que, sous ce nom, c'est la liberté elle-même qui vous fait peur’. Bij zijn antwoord erkent Ferry ten volle dat zijne wet geen vrede brengen wil, maar strijd. ‘Le premier de nos devoirs vis-à-vis des générations futures, c'est d'arracher aux contempteurs de la société moderne, de l'ordre politique et social dans lequel nous vivons, l'âme de la jeunesse française’. - Waarop Simon: ‘Ne laissez pas dire que vous supprimez la liberté quand elle vous gêne. Il faut aimer la liberté, surtout pour ses adversaires. Quand on ne l'aime que pour soi seul, on ne l'aime pas, on n'est pas digne de l'aimer’.Ga naar voetnoot1) Ferry verwierp Simon's beroep op Engeland en de Vereenigde Staten, omdat daar de civiele tucht bestond, waartoe Frankrijk nog eerst met harde hand moest worden opgevoed. Hij zette dan ook door, en heeft na de verwerping van art. 7 door den Senaat, met 148 tegen 129 stemmen, bij decreten van 29 en 30 Maart 1880, op grond der organieke artikelen van Napoleon I, de Jezuieten het land uitgezet en de scholen der niet-geautoriseerde congregaties doen sluiten. De hoogere bourgeoisie, die aan de Jezuieten haar zonen placht toe te vertrouwen, murmureerde, maar de massa des volks roerde zich niet. Thans gold het te bouwen. Het constructieve gedeelte van Ferry's wetgeving passeerde de Kamer en eindelijk ook (met ééne wijziging) den Senaat. Het verplicht, neutraal, kosteloos onderwijs was geschapen. Het leerplan der lagere school vordert in de eerste plaats: ‘l'instruction morale et civique’. Het verbant alle godsdienstig onderricht, doch houdt uren open waarop dit zal kunnen worden gegeven buiten het schoolgebouw, aan de kinderen wier ouders het verlangen. Naar het karakter gevraagd der | |
[pagina 501]
| |
moraal die de openbare school zal onderwijzen, omschrijft Ferry's medestander Paul Bert die als volgt:.... ‘la morale universelle, toujours une, toujours identique; éternelle et non suspendue à telle ou telle croyance religieuse’. Wanneer Jules Simon het amendement voorstelt: ‘Les maîtres enseignent à leurs élèves leurs devoirs envers Dieu et envers la Patrie’, is Ferry's antwoord: ‘Quel Dieu? Charger l'instituteur d'enseigner les devoirs envers Dieu, à côté du prêtre, qui a la même mission, n'est-ce pas instituer, l'un en face de l'autre, deux professeurs de religion?.... Il ne s'agit pas de voter ici pour ou contre Dieu: on ne vote pas Dieu dans les assemblées.’Ga naar voetnoot1) Doch de Senaat neemt, met 139 stemmen tegen 126, het amendement-Simon aan, en de Kamer heeft het zich, ten einde raad, laten welgevallen. Gods naam staat dus geschreven in het schoolportaal, maar wordt geschuwd in de klasse: de bepaling die alle leerstellig onderwijs verbiedt, is gehandhaafd gebleven. Ferry heeft steeds ten stelligste geloochend dat zijne wetgeving een vijandige strekking tegen den godsdienst had. ‘Rien n'est plus désirable’, zeide hij, ‘que l'accord du prêtre et de l'instituteur; tous deux sont revêtus d'une autorité morale’. Die goede verstandhouding is uitgebleven. Was het anders te voorzien? Was de leeraar der ‘onafhankelijke’ moraal niet als zoodanig reeds in tegenstelling geplaatst tot den godsdienstleeraar? Had niet Ferry zelf, in de hitte van het debat, zijn tegenstanders toegebeten wat hen van hem en zijne school verwijderd houden moest? ‘Nous’, had hij gezegd, ‘nous croyons à la rectitude naturelle de l'esprit humain, au triomphe définitif du bien sur le mal, à la raison et à la démocratie; et vous, vous n'y croyez pas. Le livre et la puissance de se l'assimiler sont considérés par vous et par nous à deux points de vue très différents. Pour nous, le livre, quel qu'il soit, c'est l'instrument fondamental et irrésistible de l'affranchissement de l'intelligence’. Genereuse dwaling; - hoe genereus was zij inderdaad bij dezen man, in wien niets klein en niets valsch was. Wat is er uitgekomen van zijn stoute verwachting? Heeft zijn school de Fransche volksziel tot iets edelers omgesmolten dan zij was? | |
[pagina 502]
| |
De resultaten zijn zichtbaar in een eindeloos getal nieuwe schoolgebouwen, van de Sorbonne af tot in het kleinste dorp; in de snelle afneming van het analphabetisme (in 1877 waren er van de 100 vrouwen die in het huwelijk traden nog maar 70 die haar naam konden zetten, en van de 100 lotelingen 85; in 1902 waren die getallen reeds 94.1 en 96.5). Ongetwijfeld is aan Frankrijk's achterlijkheid en routine een geweldige schok medegedeeld; is de uitkomst ook zichtbaar geworden in die toeneming der ‘dignité populaire’ welke Paul Bert in de Kamer zeide van de werking der nieuwe wetten te voorzien? Zulk eene vraag beantwoordt men niet billijk wanneer men haar te haastig beantwoorden wil. De Fransche democratie, waarin Ferry zoo groot vertrouwen stelde, is begonnen met in de eerste decenniën na 1880 zeer onwaardige dingen te doen; maar was het reeds eene democratie, door de nieuwe tucht geschoold? Waren het niet veeleer de droevige resultaten van vroeger verzuim, wanneer Frankrijk begon van de verworven vrijheid een zeer bedenkelijk gebruik te maken? Het miskende zijn beste dienaars, in de eerste plaats Ferry zelven, die na de invoering zijner schoolwetten de schouders had gezet onder een nieuwe grootsche taak: zijn volk deel te bezorgen aan den pioniersarbeid der westersche beschaving in verre landen; het zijn krachten te leeren oefenen op een geheel nieuw veld, dat Frankrijk, op zijn toekomst bedacht, niet aan andere volken ten eenenmale mocht overlaten. Ferry, zoo vol leed over het verlies van den Elzas als eenig ander, heeft nimmer gewild dat Frankrijk zich op het gat in de Vogezen blind turen zou. Doch voor de koloniale politiek waarmede hij zijn volk nieuwe wegen opdreef, en die op den duur door een verrassend succes zou worden bekroond, heeft hij aanvankelijk slechts smaad en ondank geoogst. Le Tunisien; le Tonkinois; thans gelden het voor zijn beste eeretitels! Zij wordt thans als een dies ater in de nieuwere geschiedenis van Frankrijk beschouwd, die 30ste Maart 1885, waarop Clemenceau, een voorbijgaand échec der Fransche wapenen in Tonkin tot eene calamiteit opblazende, met hulp der uiterste rechterzijde Ferry ten val bracht. En dezelfde radicalen, die geen vertrouwen meer hebben in een Jules Ferry, geven zich aan - een Boulanger! | |
[pagina 503]
| |
De brieven, in de jaren der schoolwetgeving doorgaans nog vol verwarmend vertrouwen, worden in den tijd der Boulangercrisis opnieuw van een groote bitterheid. In '80, na een ontmoeting met de studenten der Sorbonne: ‘Tu sais quel clavier c'est que cette jeunesse, et comme elle vibre juste et fort’.Ga naar voetnoot1) Op den avond van den dag dat hij het voorzitterschap van den ministerraad op zich heeft genomen, aan zijne vrouw: ‘Tu a mis en moi une si noble confiance, que tu ranimes la mienne quand elle se lasse.’Ga naar voetnoot2) Maar na '85 schijnt hij zijn stuur kwijt; hij begrijpt niet wat er in de natie omgaat. ‘J'assiste avec stupéfaction aux cabrioles de ce général à la bolivienne, démagogue audacieux, orateur séduisant, politicien infatué, comédien dangereux qui parcourt la France en triomphateur, haranguant les évêques, les gymnastes et les maires, compromettant ses épaulettes dans tous les ruisseaux...’Ga naar voetnoot3) - ‘ Aussi léger, aussi présomptueux que le maréchal Leboeuf, il cherche comme lui à plaire au maître; le maître d'aujourd'hui, c'est la foule...’Ga naar voetnoot4) - ‘J'en ai l' âme soulevée de dégoût. Cet homme dépasse toutes mes défiances. Qui'il nous mène au fossé sciemment, systématiquement, je n'en doute plus, à présent...’Ga naar voetnoot5) - ‘J'ai fait notifier à M. de Freycinet qu'il n'a plus rien à attendre de nous, s'il ne se sépare pas de Boulanger. Les gens clairvoyants ont jugé l'idole, mais elle n'est point détruite pour la foule des badauds, si facile à abuser avec les mots sacrés qui servent de tremplin à tous les exploiteurs des choses saintes’Ga naar voetnoot6). Bij de begrafenis van een gewezen | |
[pagina 504]
| |
medestrijder dit woord zonder hoop: ‘On a été à l'église avant de monter à Montmartre. Un républicain, un libre penseur, un matérialiste notoire, qui ne peut se passer de prières catholiques! C'est, dans l'ordre individuel, le pendant de la démarche de Goblet, président du Conseil, demandant Notre-Dame à l'archevêque pour les victimes de l'Opéra-Comique. Il y a là de quoi rendre le prêtre bien fier, et nous plus modestes.... Sommes-nous un parti de badauds de déclamateurs, mangeant du prêtre et nous en servant?’Ga naar voetnoot1) De jeugd verliet hem en die van zijn geslacht; zij liep vreemde goden na. Het heeft hem uren gekost van bange vertwijfeling; gevolgd toch ook door eene zelfverdieping. De oude Ferry wordt zachter dan de strijder van middelbaren leeftijd het geweest was. Hij is uit op verzoening en aaneensluiting, en het ontgaat hem niet dat de maatschappelijke ontwikkeling de regeerders zijne opvolgers voor problemen stelt die het verstand alleen nimmer zal kunnen oplossen; dat het maatschappelijk vraagstuk een andere beteekenis heeft gekregen dan waarvan in de jaren zijner eigen vorming werd gedroomd. Welk een nobel accent weet hij te vinden om de jonkheid toe te spreken, die hare idealen elders zoekt dan hij het heeft gedaan, zoodra zij hem heeft kunnen overtuigen dat het zoeken haar hooge ernst is. Aan hem was (bij het hooger genoemde studentenbanket van 1890) voorafgegaan de Vogüé, eerepresident van de tafel, met een woord dat Ferry nimmer op de lippen had kunnen nemen: ‘Aujourd'hui,’ had de Vogüé gezegd, ‘beaucoup d'entre vous étouffent dans le cercle positif et connu; ils poussent au delà.... Nous ne serons pas infidèles à notre conception rationnelle du monde, si nous faisons une large place à l'intervention de lois inconnues. Nous ne diminuerons pas la valeur de nos méthodes scientifiques en constatant ce fait d'expérience, qu'elles ne peuvent rien pour la découverte de la vérité sans le bonheur de l'intuition. Ici, j'aimerais me servir d'un vieux mot et dire, sans le secours d'une grâce. Le vieux mot est si beau!.... et il faut recourir à cette vue pour retrouver un principe d'action. L'excès de soumission passive aux lois naturelles est une des grandes faiblesses | |
[pagina 505]
| |
de notre temps. La science ayant découvert ces lois dans toute leur rigueur et leur majesté, l'homme s'est abandonné au découragement: il s'est cru repris dans l'indestructible filet de la fatalité antique; bien plus, le peu d'activité qui lui restait, l'homme a cru qu'il devait s'en servir pour conformer plus étroitement sa vie sociale à quelques-unes des lois naturelles. L'erreur était d'autant plus séduisante que notre science se liguait avec les plus généreuses illusions de nos pères pour nous tendre ce piège. Quand nos pères sacrifiaient tout à ce beau mot: la liberté, ils le croyaient toujours et partout synonyme de justice, de fraternité. Or, la science établit une équation rigoureuse entre la liberté illimitée, aboutissant à l'individualisme, et la loi de concurrence vitale, aboutissant à l'écrasement du faible par le fort. Nous serrons de plus près les principes où nous mettions notre sûreté, et nous nous demandons avec épouvante si leur extrême conséquence ne serait pas un retour à la barbarie, à une barbarie savante, raffinée, mais tout aussi cruelle, partant tout aussi stupide que celle du monde sauvage ou du monde animal. Nous éprouvons le besoin de réagir au nom de la conscience morale, qui est un fait scientifique elle aussi, puisqu'elle est un fait d'expérience. Dans le domaine spirituel et moral, émietté par la critique, dans le domaine social, pulvérisé par l'individualisme, nous sentons la nécessité de réorganiser à tout prix, c'est à dire de recréer des organismes; et ceci explique la faveur croissante que rencontre chez nous le principe d'association’. Hoe treffen ons deze woorden, nu wij ze herlezen in 1915, onder omstandigheden die ze ons onwillekeurig doen toepassen op den wedijver niet der klassen binnen elk volk, maar der volken onderling, en op de pedante barbaarschheid welke die wedijver ontketend heeft, en ons ten wreeden en botten meester gesteld! Is tegen de gevolgen der ongebreidelde mededinging op het binnenstaatsch terrein toen het zedelijk bewustzijn terecht te wapen geroepen, en heeft dit op het beginsel der associatie gewezen als op een uitweg, ligt dan in de Vogüé's woorden ook niet een vingerwijzing naar de eenig mogelijke redding uit onzen nood? Op een anderen paste Ferry ze toe, aan het banket van 1890. Hij is sterk getroffen; wil zijn eigen afwijkend geluid | |
[pagina 506]
| |
doen hooren, maar toch daarin niets laten doorklinken wat naar vijandschap zweemt. Hij zoekt het terrein waarop hij de jeugd ontmoeten en met haar samenwerken kan. En hij verheft zich - naar mijnen smaak - tot iets subliems, tot een volleren en hoogeren toon dan dien zijner beste Kamervertoogen in 1880: ‘Messieurs, j'ai été très frappé du grand sentiment d'inquiétude et de noble malaise qui vous domine. Je vois très nettement une des sources de ces souffrances des âmes d'élite, qui se traduisent de différentes façcons dans les manifestations intellectuelles de la jeunesse. Je vois en effet que beaucoup sont tourmentés de ce sentiment d'impuissance, après la période critique si bien décrite tout à l'heure par M. de Vogüé: la critique a tout démoli, elle n'a pas reconstruit; ce n'est pas son rôle d'ailleurs, elle n'est pas faite pour cela. Beaucoup souffrent et se plaignent de n'avoir pas encore résolu, à l'heure qu'il est, le problème de la destinée humaine. Oh! Messieurs, vous n'êtes pas les premiers. Il y a longtemps que ce commode oreiller dont parle Montaigne, l'oreiller de la foi, ne nous suffit plus; voilà près de trois siècles que l'humanité est à la recherche d'une loi nouvelle.... Vous vous rappelez ces beaux vers de Richepin, décrivant cet effort de l'humanité: Quand sur la route de la vie,
Allant sans s'arrêter jamais,
Après chaque côte gravie,
Découvrant de nouveaux sommets,
Les jarrets lourds, le front en nage,
Elle aura refait d'âge en âge
L'inutile pélerinage
Sans que les tournants du chemin
Aient à sa marche endolorie
Jamais montré l'hôtellerie
Blanche sous sa treille fleurie
Toujours promise pour demain.
Eh bien, nous l'avons pas trouvée, l'hôtellerie blanche, sous sa treille pleine, vous ne la trouverez pas non plus, mais votre honneur et l'honneur de l'humanité, c'est de la chercher toujours. La solution du problème que j'appellerai | |
[pagina 507]
| |
le problème du bonheur, n'est pas dans la foi; elle est dans l'amour...’ En dan deze terugblik op zijn leven: Het was niet de eerste maal dat hij van moeheid hoorde spreken. Toen hij kind was, sprak Lamartine het woord dat het Juli-koningschap gedood heeft: ‘La France s'ennuie’.- ‘Mais nous, messieurs, nous ne sommes plus au temps où un peuple a le droit de s'ennuyer. La formule de l'ennui, c'est la formule des jours de prospérité, la formule des pays heureux. Quant à nous, après les malheurs que nous avons subis, en présence des tâches qui pèsent sur nous, dire que nous nous ennuyons, c'est dire que nous ne sommes pas dignes d'être les fils de cette grande patrie blessée et mutilée qu'il faut racheter à tout prix. Eh bien, jeunes gens; vous que le découragement n'a pas atteints, je vous dis: aimez la France, aimez votre patrie. Et vous avez encore autre chose à aimer: vous avez à aimer ce prolétariat dont nous, tant que nous sommes, nous avons peut-être le tort de rester trop éloignés; non par les sympathies, car elles sont ardentes en nous; non par les oeuvres, car nous avons fait beaucoup pour lui, et beaucoup plus qu'il ne le croit et qu'on ne le laisse croire; mais par l'action personnelle, la fréquentation individuelle et quotidienne... Aimez-la cette humanité dont nous faisons partie, dont nous sommes les collaborateurs; aimezla cette grande laborieuse qui, elle, ne s'arrête jamais, ne se décourage jamais et va toujours devant elle poussée par je ne sais quel instinct superbe et sublime. Ah! messieurs, quand on a pu, ne fût-ce qu'une heure, la servir, cette humanité, ou par la parole ou par l'action, on peut regarder de très haut les oublis et les ingratitudes et s'en aller, regardant les étoiles, vers ce monde inconnu qui ne peut être, en définitive, que le triomphe du progrès, de la justice et de la liberté’..... Vooruitgang, vrijheid, de oude partijleuzen, maar hoe plechtig vloeiend van de lippen van een man, vergrijsd in den dienst van zijn volk; van een oud man, die naar de sterren ziet...
Is de verzoening niet bezig tot stand te komen? Die thans Frankrijk behouden, komen van Ferry's schoolbanken, | |
[pagina 508]
| |
maar laten zich zegenen door den priester-soldaat, dien zij één met zich weten - in liefde. En hoe goed gezien van de vereerders van 's mans nagedachtenis, hem thans een monument te stichten, verhevener dan de officieele sculptuur die den Tuilerieëntuin ontsiert. Dáár Ferry - voor de ‘badauds’; hier Ferry voor de binnenkamer die, in deze ure meer dan ooit, Frankrijks heiligdom is. H.T. Colenbrander. |
|