De Gids. Jaargang 79
(1915)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 463]
| |
Een handelsschool in Indië.Hoe de handel van Inlanders gebloeid heeft en waardoor hij in den loop der tijden achteruitgegaan is, geeft de geschiedenis aan, waarvan een goed deel omschreven en gecommentarieerd is in des heeren Mr. C. Th. van Deventer's ‘Overzicht van den economischen toestand der Inlandsche bevolking op Java en Madoera.’ Men kan uit vele omstandigheden opmaken, dat de Inlandsche handel de concurrentie, welke hoe langer zoo grooter werd, niet heeft kunnen weerstaan. ‘'t Verval van den Javaanschen groothandel en het terugdringen van den tusschenhandel der bevolking openbaarden zich vooral, nadat in 1743 tengevolge van den afstand der strandregentschappen door den Javaanschen vorst aan de Compagnie de havens in vreemde handen overgegaan waren. De groothandel kwam nu uitsluitend in handen van Europeanen en Chineezen en deze laatsten trokken een meer en meer overwegend deel van den tusschenhandel tot zich’ (zie het Overzicht van de uitkomsten der gewestelijke onderzoekingen naar den Inlandschen handel, uitgave van de Welvaartscommissie). De toenmalige handelsgeest der Inlandsche bevolking heeft 't tegen dien van Europeanen en Chineezen moeten afleggen. De Inlandsche handel, hoewel gebloeid hebbend, was altijd op primitieve leest geschoeid. Gedreven door personen, die geen bepaalde handelskennis bezaten, heeft hij een tijd lang tengevolge van de gunstige omstandigheden goede winsten gebracht. De concurrentie heeft hem den knak gegeven. En meteen nam het aantal liefhebbers voor het drijven van | |
[pagina 464]
| |
handel dermate af, dat niet meer dan 3 pCt. van de Inlandsche bevolking uitsluitend van handel een vast beroep maakte. Was het wel te verwonderen, dat de Javaansche dagangGa naar voetnoot1) niet tegen de concurrentie opgewassen was? Welke ervaringen, welke practische kennis had hij opgedaan, hoe weinig had hij gezien, ondervonden en geleerd, om een zaak op juiste commercieele basis aan den gang te houden en uit te breiden! Er zit wel waarheid in de bewering, dat de voorkeur van den Inlander voor het handelsberoep en ook zijn handelsgeest gering zijn. Maar de elementaire beginselen van de kennis, welke hoog noodig is, om zelfs het bescheidenste winkeltje naar wensch te doen slagen, zijn hem niet bijgebracht. Nòg heeft hij van het productief maken van kleine kapitalen maar zeer weinig begrip. Het is bekend, hoe in de Preanger Regentschappen vrij belangrijke geldsommen door Inlanders renteloos bewaard worden. Men beweert dan soms, dat het uitzetten van geld met renteberekening niet plaats heeft tengevolge van bijzondere opvattingen van godsdienstige leerstellingen. Inderdaad moet het feit veelal worden toegeschreven aan het zeer geringe vertrouwen, dat de Inlanders in de beste, meest soliede bankinstellingen hebben, uit volslagen gebrek aan handelskennis. Kleinhandelaren beseffen nog niet het nut van het uitbreiden hunner connecties, de kracht van coöperatie; zij hebben nog geen begrip van de wijze, waarop een klein bedrijfskapitaaltje praktisch moet worden benut. In de Inlandsche winkelnering wordt de bruto-opbrengst van den verkoop dikwijls als winst beschouwd. Kleinhandelaren nemen en verstrekken credieten zonder een overzicht van hun bedrijf te hebben. En zoo zouden tal van voorbeelden aan te halen zijn, waaruit blijkt, hoe naief de opvattingen ten opzichte van handel nog zijn. Men kan zeggen, dat de wijze, waarop het beroep thans in het binnenland uitgeoefend wordt, vergeleken met die in den tijd vóór 1743, over het algemeen nog geen belangrijke verbetering heeft ondergaan. De omstandigheden zijn echter vooral in de laatste tien jaren, veel veranderd. Er is een streven naar welvaart. De staatsruif | |
[pagina 465]
| |
is niet meer zoo gemakkelijk te benaderen. Inlanders zoeken ook naar ander werk dan landbouw, waarvoor lang niet iedereen een stuk grond krijgen kan. Het handwerk, het ambacht heeft nog niet genoeg sympathie. In den laatsten tijd wordt, naar ik heb kunnen waarnemen, door den ontwikkelden Javaan, vooral in Midden- en Oost-Java steeds meer voor den handel gevoeld. De uitbreiding van den Inlandschen handel in groote steden, het feit, dat bijna overal, ook in de buitenbezittingen de markten in aantal en belangrijkheid zijn toegenomen, het sterk ontwikkeld reisverkeer van Inlanders, dat alles wijst op een zekere verlevendiging van den handelsgeest. Coöperatieve winkeltjes zijn verrezen en tengevolge van slecht financiëel of commerciëel beheer weder verdwenen. Maar nog veel meer handelszaakjes, toko's, zijn blijven bestaan en hebben zich uitgebreid in Solo, Jogja, Semarang, Soerabaja, Palembang, Padang. Onder degenen, die de lagere school doorloopen hebben en inzien, dat het een vaak te lange weg is, die van beambte tot ambtenaar voert, begint een grooter streven merkbaar te worden, om in den handel werkzaam te zijn. De tijd schijnt gekomen, dat een handelsschool in Indië veel nut kan opleveren. Het denkbeeld der oprichting van een handelsschool voor Inlanders is niet nieuw. Het was de heer Abendanon toch, die het in 1904 voor het eerst met de kamers van koophandel te Batavia, Semarang en Soerabaja besprak. De instellingen op beide laatstgenoemde plaatsen vonden, dat een ‘eenvoudige’ opleiding voor den handel goede vruchten zou dragen en dat een dergelijk plan zeker uitvoerbaar was. Alleen bij de Bataviasche Kamer van Koophandel vond het plan geen instemming, omdat de Inlander naar haar meening, geen handelsgeest bezit. Toch zijn ten opzichte hiervan zeer gunstige dingen op te merken bij Bandjareezen, Palembangers, Baweanners en zelfs bij Javanen van Solo en Jogja, ondanks het feit, dat de bevolking in Indië nooit in de gelegenheid is gesteld eenige handelskennis op te doen.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 466]
| |
De oprichting van een handelsschool voor Inlanders werd dus ruim tien jaren geleden voor het eerst aanbevolen. Intusschen zijn de Inlandsche credietbanken gekomen en hebben het lager Inlandsch onderwijs en het daarop voortbouwend landbouw-, ambachts- en huisvlijtonderwijs een hoogere vlucht genomen. Men heeft ook meer en beter onderwijs gekregen voor Inlandsche ambtenaren, onderwijzers, artsen, veeartsen, rechtskundigen. Al de daarvoor ingerichte onderwijsinstellingen krijgen haar leerlingen voor een deel van Inlandsche en Hollandsch-Inlandsche scholen. Maar niet alle leerlingen, die deze scholen doorloopen hebben, zetten hun studie op speciaal gebied voort. Er zal spoedig een tijd komen, dat een nieuwe schakel aan de praktijk van het werkleven hoogst welkom zal zijn. En die nieuwe schakel zou een handelsschool kunnen wezen, welke, om in breeden kring nuttig te zijn, ingericht zou moeten worden niet voor eenvoudig, maar voor uitgebreid, grondig handelsonderricht. Zij zou open te stellen zijn, niet alleen voor Inlanders, maar ook voor anderen, onverschillig van welken landaard. Laat ons eens zien, hoe het met de handelsopleiding gesteld is bij Indie's buren: de Filipinos. Reeds in 1904 werd te Manila een handelsschool opgericht, om te voldoen in de behoefte aan klerken met kennis van de Engelsche taal. In 1908 was er reeds uitbreiding noodig van het onderricht, dat enkel nog maar in boekhouden, machineschrijven, stenografie en telegrafie gegeven werd. Zoo is uit die instelling de Philippine School of Commerce met vierjarigen cursus voortgekomen. Thans wordt het praktisch nut van deze handelsschool dermate ingezien, dat de instelling bezocht wordt niet alleen door leerlingen van de secundary schools, maar ook door hen, die de high schools doorloopen hebben. Tot recht begrip van de groepen, waartoe eigenlijk deze scholen gerekend moeten worden, volge hier een kort overzicht van het onderwijs, gelijk dit in den Philippijnschen archipel verdeeld is in vier hoofdsoorten: primary course (lager onderwijs), intermediate course (middelbaar onderwijs), secondary course (voortgezet praktisch onderwijs), high course (hooger onderwijs). Het lager onderwijs heeft maar vier ‘graden’, zooals men | |
[pagina 467]
| |
de opeenvolgende leerjaren noemt, en wordt gegeven tezamen met het eerste onderricht in praktischen handenarbeid. Tot het middelbaar onderwijs, dat den leerlingen een vijfden, zesden en zevenden graad kan geven, worden zes driejarige specialiseeringscursussen gerekend, t.w. de algemeen-middelbare cursus, de cursus tot opleiding van onderwijzers, de landbouwcursus, de ambachtscursus, de cursus in huishouding en huisvlijt en de handelscursus (course for business). In het geheel zijn er voor die specialiseeringscursussen 259 algemeen-middelbare scholen, 49 onderwijzersscholen, 5 landbouwscholen, 40 ambachtsscholen, 96 huishoud- en huisvlijtscholen en 2 handelsscholen. Het onderwijs op deze handelsscholen omvat behalve taal, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis en schoonschrijven ook nog de vakken: handelscorrespondentie, boekhouden en machineschrijven. In zeven jaren tijd, waarvan vier in de lagere school en drie in den middelbaren of specialen cursus doorgebracht, - deze tijd komt ongeveer overeen met den duur van het onderricht aan de Hollandsch-Inlandsche scholen in Indië -, moet dus de leerling reeds die praktische kennis bezitten, welke hem in staat stelt dadelijk na het bereiken van den 7en graad in een bescheiden betrekking den kost te kunnen verdienen. Hij kan zich nog verder specialiseeren en het onderwijs van de z.g. secondary course volgen, waartoe men de navolgende scholen voor voortgezet speciaal onderwijs rekent: de Philippine Normalschool, de Philippine School of Arts and Trades, de School of Household-industries en de reeds hierbovengenoemde Philippine School of Commerce. Het doel, met de oprichting dezer school beoogd, is, om jongelieden, ook meisjes, niet alleen voor den administratieven dienst van het gouvernement, maar ook voor geëmployeerden op handelskantoren, bij bankinstellingen, enz. op te leiden en voorts hun de voorbereiding te geven, noodig om voor eigen rekening handel te kunnen drijven. De commerciëele opleiding bestaat niet alleen in het onderrichten van verschillende handelsvakken, maar ook in het aanleeren van het begrip der noodzakelijkheid van correctheid, netheid, stiptheid en betrouwbaarheid. Zelfs wordt | |
[pagina 468]
| |
hierop bijzonder gelet; den leerling, die geen aanleg voor ontwikkeling van deze eigenschappen bezit, wordt het verdere bezoek van de school ontzegd. Men heeft eenvoudig de advertentie-kolommen van Philippijnsche dagbladen na te gaan, om tot de overtuiging te komen, dat de vraag van den handel naar boekhouders bij onze koloniale buren groot is. Nu zijn de aanvangstraktementen, welke de leerlingen, die de Philippijnsche handelsschool doorloopen hebben, genieten, niet groot (40 tot 75 pesos per maand; een peso = ongeveer f 0.50), maar de vooruitzichten zijn niet slecht, en het mooiste verschiet, dat de speciale opleiding opent, acht ik den, zij 't ook bescheiden handel voor eigen rekening. Juist tengevolge van de groote vraag naar handelsemployés verlaten nog velen de school, voordat zij den geheelen cursus doorloopen hebben; zij kunnen dan gemakkelijk een betrekking in den handel vinden op 30 tot 60 pesos traktement per maand. Het hoogste traktement tot nog toe toegekend aan leerlingen, die den geheelen handelscursus doorloopen hebben, is 200 pesos of ongeveer f 1100 per maand. Tot de school, waarvoor een mooi, ruim gebouw met bibliotheek en leeszaal is opgericht en welke door bijna 400 leerlingen, ook meisjes, wordt bezocht, worden alleen diegenen toegelaten, die op zijn minst de intermediate course doorloopen hebben. Aan de school is geen internaat verbonden, maar de Board of Education heeft er voor gezorgd, dat een goed kosthuis werd opgericht, waar de leerlingen thans voor 15 pesos per maand behoorlijk onder dak zijn. Ook de aanschaffing der vereischte boeken is voor de leerlingen zoo goedkoop en gemakkelijk mogelijk gemaakt. Bij de school is een handelsmuseum opgericht, in connectie staande met het Philadelphia Commercial Museum en een verzameling bevattende, welke het gebruik van materialen, de vervaardiging van manufacturen, soorten van handelsproducten, methoden van verpakking en vervoer te zien geeft. Gedurende vijf avonden per week wordt aan de Philippine School of Commerce een cursus gehouden ten behoeve van hen, die reeds in den handel werkzaam zijn en daardoor niet de gelegenheid hebben, de dagschool te bezoeken. | |
[pagina 469]
| |
Tal van leerlingen, die vóór het doorloopen van den dagcursus in den handel overgingen, volgen dien avondcursus. Behalve dezen cursus en den vierjarigen dagcursus (den eigenlijken handelscursus) heeft de school nog opengesteld: een cursus in boekhouden, een tweejarigen cursus in stenografie (Benn Pittman-systeem), en een éénjarigen cursus in datzelfde vak voor degenen, die een high school doorloopen hebben. Bij het onderwijs in stenografie wordt gelet op behoorlijke kennis van de Engelsche taal en bovenal op de praktijk. ‘The secret of becoming a proficient stenographer is found in the simple wordpractice’, zegt het officieele Philippijnsche rapport over die school, waaraan deze gegevens voor een deel ontleend zijn. ‘There are many things to be learned, and if the pupil is not very careful in the beginning, the accumulation of unmastered details will discourage the most ambitions. Beginners in shorthand therefore are given as much individual instruction as possible in order that correct habits may be formed from the start.’ In den tweejarigen leergang voor stenografie zijn mede opgenomen: lessen in Engelsch en Spaansch, handelsaardrijkskunde, handelscorrespondentie, machineschrijven, boekhouden en handelswetten, terwijl bij het dicteeren voor de stenografen handelsbrieven en uitgezochte artikelen uit dagbladen en tijdschriften worden gebruikt. Evenmin wordt in den cursus voor het boekhouden de handelspraktijk uit het oog verloren. De school blijft daarvoor zelfs in relatie met Manilasche firma's. Beginnend met het opmaken van eenvoudige journalen, handelsnota's, rekeningen, orders, rapporten enz., gaat men voort met het leeren kennen van de verschillende koopmansboeken, het boekhouden, het bankwezen. In het tweede en derde jaar wordt het een en ander over het opzetten van ondernemingen, den groothandel, het inklaren onderricht. In het programma van den eigenlijken, vierjarigen handelscursus der school zijn opgenomen: boekhouden, handelsrekenen, handelsgeschiedenis en -aardrijkskunde, Engelsche en Spaansche taal, stenografie, machineschrijven, handelspraktijk, handelscorrespondentie, staathuishoudkunde, handelswetten, kennis omtrent het bedrijf van bankinstellingen en verzekeringmaatschappijen. Hieruit kan men opmaken, dat | |
[pagina 470]
| |
de Board of Education er naar gestreefd heeft, het handelsonderwijs veelzijdig te doen zijn. Aan de groote vraag naar handelsemployé's moet worden toegeschreven, dat nog een te groot percentage van het aantal leerlingen de school verlaat vóór het doorloopen van den cursus. Dit is een euvel, hetwelk ook elders zal worden waargenomen, - o.a. in de ambachtsscholen voor Inlanders op Java -, waar de praktijk van het werkleven vakkundig opgeleid personeel noodig heeft. Op de vraag, of een handelsschool voor Inlanders zal voldoen in een behoefte aan handelskundigen zou reeds met aanhalingen van voorbeelden uit de praktijk bevestigend te beantwoorden zijn. Het voor eigen rekening zaken doen is een bedrijf, dat onder de Inlanders vooral op hoofdplaatsen meer en meer voorkomt. De oprichting van kleine toko's is daarvan het gevolg. Het beheer van dergelijke winkels, de handel, zooals die meer en meer ook door landbouwers gedreven wordt, het praktisch-commercieel profijt trekken van het bestaan van huisindustriëele onderneminkjes, dat alles zou door de kennis, welke het onderricht op een handelsschool bijbrengt en verspreidt, niet alleen verbeteren, maar ook bevorderd worden. Het logisch gevolg van het een en ander zal zijn, dat de Inlander, die de eerste praktische lessen gevolgd heeft, althans zooveel kennis bezit, om op juiste wijze een klein handelszaakje te kunnen beginnen en voortzetten. Het verderfelijke van voorschotten en woekeraarstransacties beseffend, wetend dan, welke richtingen in te slaan zijn, om steeds een overzicht te hebben van den gang van zaken, economisch te arbeiden, het aantal klanten te doen toenemen en den bedrijfsomvang te vergrooten, zal de Inlander van de handelsschool in zijn werk niet zoo aarzelen als de tegenwoordige dagang, die zijn actie vaak afhankelijk stelt van toevalligheden, en, hoewel door schade en schande wijs geworden in zijn relaties, van de waarde van tijd en geld, vermeerdering van omzet, rationeele boekhouding en kapitalenbelegging nog immer kinderlijke en den energieken voortgang van het bedrijf belemmerende denkbeelden er op na blijft houden. De school zal er toe bijdragen, dat de kringen, waarin de handel wordt gedreven, zich uitbreiden, m.a.w. dat de vak- | |
[pagina 471]
| |
kundig opgeleide er niet tegen op zal zien, zijn afzetgebied ruimer te nemen, wanneer dit noodig of mogelijk zou zijn.Ga naar voetnoot1) Gewenscht is het, om den Inlandschen kleinhandelaar te verheffen van het zeer lage peil, waarop hij, wat zijn routine en praktische kennis betreft, staat tegenover den Chinees, met wien hij dikwijls in aanraking komt. Het zal door een opleiding mettertijd niet onmogelijk zijn, dat de Inlandsche winkelnering voor import-artikelen, als bijv. manufacturen, aardewerk, provisiën en dranken, waarin bijna uitsluitend door Chineezen handel wordt gedreven, zich uitbreidt en dat het ernstiger dan thans door Inlanders uit te oefenen handelsbedrijf het vooruitzicht van een relatie met Europeesche importfirma's opent, welke relatie thans wegens gebrek aan handelskennis en credietwaardigheid ten eenemale uitgesloten is. Tal van inlandsche landbouw- en nijverheidsproducten blijven nu in een zeer beperkt gebied en zijn op vele plaatsen zelfs onbekend, omdat het voor Inlandsche handelaren zoo moeilijk is, onder landgenooten goede commissionairs te vinden, aan wie de verkoop kan worden toevertrouwd. Degenen onder de Maleiers, in wie de meeste handelsgeest zit en die langdurige, kostbare reizen maken, om overal zelf den verkoop van hun artikelen ter hand te nemen, zien tevergeefs uit naar een commissiehandel, waarmee in het belang van den blijvenden afzet een degelijke relatie is aan te knoopen. Aan deze tusschenpersonen heeft de Inlandsche handel groote behoefte, en ook hierin kan geleidelijk door de handelsschool worden voorzien. De instelling zal na eenigen tijd het gemeenschapsleven in den Inlandschen handel doen ontstaan en de coöperatie bevorderen, welke thans schipbreuk lijdt door de onwetendheid of geringe kennis der beheerders, hoe de kleine maatschap bestuurd moet worden. Het laatste verslag van het volkscredietwezen maakt mel- | |
[pagina 472]
| |
ding van den toenemenden drang van Inlanders tot het oprichten van vereenigingen, van het oprichten van associaties, van de pogingen van landbouwers tot gemeenschappelijken verkoop van gewassen, alles vormende een beweging, die, ‘hoe goed bedoeld ook, bij ondeskundigen opzet de kiem van mislukking in zich draagt’. En uit het voorlaatste verslag van het volkscredietwezen haal ik hier het navolgende aan: ‘Het is schier ondoenlijk, een overzicht te geven van al hetgeen, althans voor zoover bekend is, tot dusver op het gebied van coöperatie tot stand is gebracht, deels minder, deels meer overdacht en met meer of minder succes, doch alles ten slotte strekkende, om door samenwerking meer en beter gewin te maken. Belanghebbenden erkennen en beseffen zelven, dat zij veel moeten leeren en nog niet alle eigenschappen voor samenwerking bezitten; niettemin getuigen de telkens opnieuw opgevatte pogingen van een drang om te slagen en zoo het terrein te betreden, hetwelk tot dusver alleen door niet-Inlanders wordt ingenomen.’ Door opleiding aan een handelsschool zal ongetwijfeld geleidelijk een kennis worden verspreid, welke ten opzichte van coöperatie praktisch te benutten is. Voorts zal de Europeesche handel zeker goed onderlegd Inlandsch personeel kunnen gebruiken, zooals thans ook Filipinos werkzaam zijn op Amerikaansche kantoren. Als assistenten bij de boekhouding, machineschrijvers bij de correspondentie-afdeeling, magazijnmeesters, kassiers enz. zullen de opgeleide Inlanders kunnen beginnen, en zeker zullen zij dan als opkoopers, verkoopers of agenten gebruikt kunnen worden, waar het contact met den Inlandschen kleinhandel gewenscht wordt. En hoe meer door de systematische opleiding aan dien Inlandschen kleinhandel de degelijkheid en correctheid worden bijgebracht, welke die noodig heeft, te grooter zal dat contact tusschen Europeeschen en Inlandschen handel worden, te meer dus de behoefte aan geschikte tusschenpersonen toenemen. De proeven, genomen om Inlanders geschikt te maken voor ander dan machinaal werk op handelskantoren, aldus de meening van de Bataviasche Kamer van Koophandel (zie het nijverheidsrapport van den heer Abendanon), zijn | |
[pagina 473]
| |
mislukt. Maar zulk onderricht op handelskantoren is niet systematisch, wordt gegeven al naar gelang er tijd voor te vinden is, brengt alleen routine bij voor een bepaald werk, maar geeft niet de degelijke kennis, noodig en nuttig voor de gemakkelijke toepassing. Hetzelfde kan gezegd worden van de opleiding aan groote industrieele inrichtingen, welke opleiding, zonder meer, den werkman nimmer zal kunnen verheffen tot een zelfstandig vakman. Wenschelijk en rechtvaardig zou het zijn, om de eerste degelijke onderwijs-gelegenheid te openen, welke kans geeft op verlevendiging van den Inlandschen handel, die, hoewel sedert eeuwen in het gedrang geraakt, toch nog in zijn primitieve vormen is blijven bestaan. De N.-I. handelsschool worde opengesteld voor alle landaarden. Als leerlingen zouden toe te laten zijn degenen, die een lagere school hebben doorloopen en voldoende kennis bezitten van de Nederlandsche taal, welke de voertaal moet blijven bij het onderwijs. Zij zouden ten minste 12 jaren oud moeten zijn. Naar het voorbeeld van de Philippine School of Commerce te Manila zou de handelsschool in Indië op te richten zijn in een druk handelscentrum, en onder toezicht moeten staan van een commissie, waarin vertegenwoordigers van den Europeeschen handel zitting hebben. Den cursus verdeele men in een vierjarigen algemeenen cursus en een tweejarigen voorbereidingscursus, deze laatste in te stellen, om te kunnen nagaan, of de leerlingen den aanleg bezitten, welke hen geschikt maakt voor het verder volgen van de studie. Deze voorbereidingscursus staat dan eenigszins gelijk met den vroeg beginnenden driejarigen intermediate handelscursus voor de Filipinos, en zij kan de pépinière genoemd worden, waaruit de leerlingen voor den eigenlijken cursus te kiezen - en met zorg te kiezen - zijn. In de voorbereidingsafdeling zou les te geven zijn in: het Nederlandsch, handelsrekenen, de eerste beginselen van handelsaardrijkskunde en handelsgeschiedenis, de elementaire beginselen van de handelspraktijk (opzet en beheer van kleine zaken, kennis van coöperatie, het eenvoudig boekhouden, enz.) Voor den eigenlijken vierjarigen cursus zouden de vakken | |
[pagina 474]
| |
moeten wezen: Nederlandsch, Engelsch, handelsrekenen, handelsaardrijkskunde, handelsgeschiedenis, handelswetten, handelscorrespondentie, machineschrijven, dubbel boekhouden en handelspraktijk, warenkennis, staathuishoudkunde, kennis van het bank- en assurantiewezen. Het onderwijs in het Nederlandsch worde ingericht als een voortzetting van het lager onderwijs en zooveel mogelijk toegepast op de speciale richting van de studie. Bij het maken van dictés, de uitbreiding van de kennis van woorden en uitdrukkingen, de grammatikale oefeningen is met die omstandigheid rekening te houden, terwijl tegelijkertijd bijzonder te letten is op het goed weergeven van gedachten en de juiste uitspraak, waaraan, nadat de leerling het lager onderwijs gevolgd heeft, uit den aard der zaak nog wel wat mankeert. Voor het Engelsch zullen vooral in den eersten tijd de grammatikale studie en het maken van thema's, hoofdzaak moeten zijn; in de laatste twee jaren kan de praktische toepassing der taal in aansluiting met het handelsonderwijs plaats hebben. Het onderricht in het handelsrekenen heeft tot doel, de leerlingen vertrouwd te maken met de snelste en meest praktische berekeningen van winst en verlies, kapitaleninterest, commissieloonen enz. Voor de handelsaardrijkskunde is den leerling de kennis der commerciëele en industrieele omstandigheden bij te brengen, waarin verschillende landen en landstreken verkeeren, de kennis van de groote centra van productie, manufacturen-omzet, verkoop van grondstoffen, handelsbeurzen, en voorts de kennis van het bestaande transport, het scheepvaartverkeer, de beteekenis van groote markten. Bij de lessen in handelsgeschiedenis zou in korte trekken de bloei en het verval van den handel tusschen Europa en Azië in verschillende tijdperken te bespreken zijn. Beide laatstgenoemde vakken zullen het onderwijs aan de handelsschool aantrekkelijk kunnen maken. Bij het onderricht in handelswetten sluit zich van zelf een leergang aan in de bepalingen betreffende in- en uitvoerrechten en accijnzen, fabriekswezen, grondbezit, enz. Voor handelscorrespondentie beginne men met het dicteeren van de eenvoudigste en in de praktijk meest voorko- | |
[pagina 475]
| |
mende brieven over bestellingen, zendingen, inningen enz. en het zelfstandig laten behandelen van analoge gevallen van briefwisseling. Geleidelijk kunnen de opgaven moeilijker worden gemaakt. Van het machineschrijven kan in twee jaren tijd al heel wat worden geleerd; voor dit vak zal één lesuur per week voldoende zijn. Begonnen wordt in het 3e leerjaar van den eigenlijken cursus met technische oefeningen, het maken van copieën, waarna wordt voortgegaan met het typen van brieven, uit het hoofd of gedicteerd, met snelheidsoefeningen,Ga naar voetnoot1) het tikken van tabellen enz. Bij het boekhouden en de daarmee samengaande lessen in handelspraktijk wordt den leerling de kennis bijgebracht, hoe verschillende handelszaken opgezet, beheerd en uitgebreid worden. Door de directie der Philippine School of Commerce worden met succes in het belang van de leerlingen, die in dit vak onderricht krijgen, de globale of korte gegevens en informaties besproken en bestudeerd, zooals die, volgens verschillende systemen en bij verschillende firma's in gebruik, verstrekt zijn. De voortdurende relatie van de school met het praktische werkleven is een der vereischten, om het speciale onderwijs van nut te doen zijn. Voor warenkennis zou het een en ander onderricht moeten worden over soorten, kenmerken, eigenschappen, verpakking van bekende import- en exportartikelen en de eischen, die de handel ten opzichte daarvan stelt, terwijl in verband hiermede aan de school een klein handelsmuseum met bibliotheek te verbinden zou zijn. Economie, in het bijzonder de lijnen van economische ontwikkeling van volk in landstreken, waar handel, nijverheid en industrie zich uitgebreid hebben, en de elementaire kennis van het bank- en assurantiewezen zijn voor de laatste twee jaren van den cursus bestemd. Wenschelijk is 't, om voor Inlandsche leerlingen, die afkomstig zijn van buiten de plaats, waar de school gevesdigd zal worden, een eenvoudig internaat aan de school te | |
[pagina 476]
| |
verbinden, omdat de ondervinding reeds heeft geleerd, hoe moeilijk het voor ouders is, een geschikt en goedkoop kosthuis voor hun zoons in een groote stad van Java te vinden, en hoe zij zich door de onzekerheid, of de leerling buiten schooltijd onder eenig toezicht staat, laten weerhouden, hun zoons de speciale studie te laten volgen. Het schoolgeld met kosten voor internaat zou op een maximum van f 15 per maand te stellen zijn; bij de inrichting van het internaat is met dat bedrag rekening te houdenGa naar voetnoot1). Het praktisch nut der school kan uitgebreid worden door het instellen van avondcursussen in bepaalde vakken als Engelsch, handelscorrespondentie, stenografie, enz., voor degenen, die reeds in den handel werkzaam zijn en dus geen gelegenheid hebben de dagschool te bezoeken. Deze zou voorloopig voor een maximum van 100 leerlingen te openen zijn, van wie b.v. 25% van anderen dan Inlandschen landaard zouden mogen wezen. Aan het oprichten van een handelsschool dient natuurlijk een grondig onderzoek vooraf te gaan naar het bestaan, in het bijzonder in Inlandsche kringen van een werkelijk gevoelde behoefte aan een dergelijke opleiding. Evenals de landbouwscholen, bij het doorloopen waarvan in het geheel geen rechtstreeksche voordeelen van vaste baantjes of anderszins in het vooruitzicht zijn, meer en meer leerlingen trekken, zoo zullen ook voor de toelating tot een op de omschreven wijze ingerichte handelsschool zich naar alle waarschijnlijkheid vele candidaten opgeven, mits het plan tot oprichting op de meest praktische wijze worde bekend gemaakt. De leerstof, hierboven slechts in groote lijnen aangegeven, dient door vak- of handelskundigen, die de omstandigheden in de Inlandsche maatschappij kennen, in aaneensluitende onderdeden te worden vastgesteld, en wel op zoodanige wijze dat: 1o het verband met de praktijk op den voorgrond staat, 2o het onderwijs door afwisseling aantrekkelijk wordt en 3o gestreefd wordt naar het bijbrengen van een voldoende hoeveelheid kennis, welke den leerling na het | |
[pagina 477]
| |
doorloopen van den geheelen cursus in staat stelt, met groote kans op succes zelfstandig werkzaam te zijn. Men zal de tegenwerping kunnen maken, dat een zesjarige studie voor handelsopleiding na den leertijd aan de lagere school voor den Inlander wel lang is, en voorts, dat evenals aan de gelijksoortige school van Manila vooral in den beginne vele leerlingen in den loop van den cursus, dus te vroeg, de instelling zullen verlaten, om praktisch in den handel werkzaam te kunnen zijn. Eenvoudiger zal echter het handelsonderwijs met het oog op de te verwachten resultaten niet kunnen zijnGa naar voetnoot1) Tevens in verband met andere omstandigheden a.d.z. de noodzakelijke aansluiting aan het lager onderwijs, de gewenschte vóóropleiding, enz., zijn de school en de te volgen leergang zoo ontworpen, dat bij leerlingen graden van kennis en praktische bruikbaarheid gevormd worden. Zij, die enkel de algemeene handelskennis van de twee jaren in den voorbereidingscursus gevolgd hebben, zullen toch met meer succes dan geheel onopgeleid een kleine winkelnering kunnen opzetten of op bescheiden schaal handel kunnen drijven. De leerlingen, die de eerste twee jaren van den eigenlijken vierjarigen cursus gevolgd hebben, bezitten een hoogeren graad van kennis, en degenen die den geheelen cursus doorloopen hebben, zullen ten opzichte van hun werk in de praktijk ten volle aan de eischen moeten beantwoorden, welke men aan de algeheele, speciale opleiding stelt. Men kan aannemen, dat gegoede Inlandsche landbouwers en handelaren met graagte hun zoons zullen zenden naar een instelling, waar zij, behoorlijk onder toezicht en onder dak, zes jaren lang, na den leertijd aan de lagere school, worden opgeleid tot het verkrijgen van een bekwaamheid, welke hen in staat stelt, de welvaart te genieten van den ook in de desa gerespecteerden stand der rijke saudagars. Verwacht mag worden dat voor vele der hier bedoelde personen die zesjarige studie hunner zoons, welke studie dan een uitgave van ongeveer f 20 per maand vordert, geen | |
[pagina 478]
| |
onoverkomelijk bezwaar zal opleveren. Ook zouden voor de bekwaamste leerlingen, wier ouders die studie niet kunnen betalen, beurzen beschikbaar kunnen worden gesteld. De op- en inrichting der school, de bezoldiging van leeraren, enz. zullen belangrijke uitgaven vereischen. Maar zij, die den cursus aan de handelsschool hebben doorloopen, zullen de pioniers zijn, van wie verwacht kan worden, dat zij de middelen aangeven en toepassen, waardoor langzamerhand de thans renteloos bewaarde of nutteloos verbruikte Inlandsche kapitalen - hoe klein deze ook moge zijn - in rationeele en voordeelige circulatie komen. Zoo zal waarschijnlijk de Inlandsche handel degelijker, ernstiger worden, verlevendigen tevens, en ten slotte op een veel hooger peil komen, dan waarop hij nu staat. J.E. Jasper. |
|