1894, hij, de jonge noirciste, die de saus niet versmaad had, voor het eerst met beslistheid koers zette naar sprekende kantigheid en zonlicht, - wanneer men het tafereel van dien ouden man in dat Hillegomsche laantje met afgeknotte wilgen weerziet, dan verbaast men zich ietwat smartelijk, dat zulk een koene daad toen zoo weinig weerklank vond. Maar het was destijds alles nog zoo heel anders dan nu. Wie wat nieuws bleek te bedoelen vond daarmeê geenszins vanzelf crediet. Op de tentoonstellingen werd men dan slecht gehangen. De toongevende kringen hielden vast aan het toch eerst met zooveel moeite doorgedrongen inzicht der Haagsche school. En het moderne snobisme, dat er juist behagen in schept, bewondering te uiten voor het nieuwe, dat het toch heimelijk niet begrijpt, was toen bij ons nog nauwelijks ontwaakt,
Zoo heeft Nibbrig, die allengs vastbeslotener tegen de stemmende lyriek van een vroegere generatie ingaand, strakheid van bouw en felheid van licht ging najagen, in zijn hardnekkigen strijd al te weinig wind-meê gekregen.
Maar hij wist van geen versagen. En met taaie opgewektheid wijdde hij zich aan het scherpen van zijn gereedschap, aan het kloek verfijnen en zuiver verteederen van zijn onafhankelijke kunst.
En al had hij het Laren, dat hij zich tot woonplaats gekozen had, lief, blijgemoed trok hij ook elders heen op het pad. Hij werkte in Oostvoorne, Vlieland, het Eifelgebied, het Geuldal, Rhenen, Zoutelande, overal de ongebroken zon in het open landschap opzoekend. Eens zelfs toog hij naar Algiers, vanwaar hij bizondere schilderijen mocht meêbrengen van een eigen statieuze bekoring. Toch heeft hij het blijvendst gepakt door die min of meer decoratief aangelegde Hollandsche tafereelen van vergezichten over wijde akkers,
waar gele gerst- en blanke boekweitvelden,
zilver en goud in vlakke banen spreiden,
en waarvan de stelselmatige opzet en indeeling en de heldere kleuring zoo goed strookten met den grondaard van het strakke motief. Anders waren zijn groote figuren-composities, waarin de goed geconstrueerde menschbeelden van scherpe opmerkingsgave getuigen, maar niet altoos tot een totaalbeeld van levende handeling samenstemmen. De krasse kijker