melden 10.000, de Engelschen 2600 gevangenen, waar zoo al eenige, in ieder geval geen gelijke winst voor de Duitschers tegenover staat. De Franschen melden dat de beweging nog geenszins tot staan is gekomen; daar echter tot dusver eene doorbraak nergens blijkt te hebben plaats gehad, zal de beteekenis wellicht deze zijn dat nog elders het Duitsche front, om een goed geheel te blijven vormen, een klein eindweegs zal moeten worden naar binnen getrokken. Beslissend is dit alles niet, maar het begin van de eindelijke berusting der geallieerden in het militaire overwicht der centralen is het zeker ook niet.
Behalve de militaire, zijn de financieele operatiën deze maand van belang. Duitschlands derde oorlogsleening schitterend geslaagd, en in Engeland door den nieuwen Kanselier der Schatkist, Mac Kenna, een hoogst merkwaardig budget voorgedragen.
Over het gemak waarmede Duitschland bij zijn eigen onderdanen het noodige geld vindt, wordt van Duitsche zijde meer geroepen dan alleszins verdedigbaar is. Zeker is het voor het land beter, rente en aflossing te betalen aan de eigen ingezetenen dan aan vreemdelingen; - intusschen moeten rente en aflossing dan toch worden opgebracht door eene natie die thans wel geld verdient met voor de regeering te werken, maar na den vrede deze inkomsten verliest. Of zij de verhoogde belastingen, noodig tot de afwenteling van den thans op zich genomen leeningsdruk, gemakkelijk zal dragen, hangt geheel af van de mate waarin het Duitschland na den vrede gelukken zal zijne oude economische betrekkingen weder aan te knoopen. Thans leent feitelijk de regeering gelden die reeds eenmaal aan haar opgebracht en vervolgens door haar weer uitgekeerd zijn, maar aanstonds houdt het uitkeeren op en blijft alleen het opbrengen over.
Terwijl Duitschland enkel nog maar leent en de verhooging der belastingen aan de toekomst overlaat, neemt Engeland op het punt der belastingen reeds zeer krasse maatregelen. Het berekent in het financieele jaar 1915-'16 de onwaarschijnlijke som van £ 1.590.000.000 noodig te zullen hebben; de gewone staatsinkomsten beliepen vóór den oorlog bijna £ 200.000.000. Een reusachtig tekort is dus te dekken door leening; maar Engeland berust hier niet in