De Gids. Jaargang 79
(1915)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 554]
| |
Buitenlandsch overzicht.25 Aug. 1915.Warschau, Kowno en Kowel gevallen; Dunaburg en Wilna bedreigd; dat wil zeggen niet alleen de Weichsel-linie verloren, maar ook de linie onhoudbaar waarop de Russen aangekondigd hadden zich te zullen terugtrekken. De bezetting van Kowel opent de mogelijkheid, Brest-Litowsk, in welks omtrek zich nu het gros der Russische strijdkrachten moet bevinden, van Wolhynië af te snijden. De Russen kunnen dan niet in één gesloten troepenverband verder terug, maar moeten in twee groepen wijken, met een onbegaanbaar moerasland tusschen beide. Nog nimmer is het vooruitzicht zóó ongunstig voor hen geweestGa naar voetnoot1), het gevaar staat voor de deur dat sommige hunner legers geheel zullen worden ingesloten en tot overgave gedwongen. Althans zoo lijkt het op de kaart; maar men zou alle bijzonderheden van het terrein moeten kennen, om te kunnen beoordeelen of de centralen de insluitingsmanoeuvres, hiertoe noodig, binnen den vereischten tijd ten einde kunnen brengen. Is men Kowel voorbij, dan begint een terrein waar de wegen uiterst schaarsch zijn, en buiten de enkele wegen geen leger met artillerie en trein passeeren kan. Zooveel kan men reeds zeggen dat de veldtocht, door de centralen in Juli en Augustus in Russisch Polen ondernomen, tot de merkwaardigste krijgsbedrijven der militaire geschiedenis zal blijven behooren. Geen enkele der operatiën op het onmetelijk front is mislukt; alles heeft als een bus | |
[pagina 555]
| |
in elkaar gepast. In een vroeger stadium van den oorlog, toen deze op beide fronten, het Oostelijke zoo goed als het Westelijke, tot staan scheen te zijn gekomen, heeft men dikwijls het oordeel kunnen vernemen, dat de tijd voor operatiën in grooten stijl voorbij was; dat zich geen groote persoonlijke verdiensten meer zouden afteekenen, en aller naam, ook die van de hoogst geplaatste bevelhebbers, in de anonymiteit van het standhouden in massa zou ondergaan. Daar is ook veel van aan, zoolang niet slechts in getalsterkte, maar ook in munitievoorraad de reuzenlegers van thans ongeveer tegen elkander opwegen. Deze toestand bestaat nog aan het Westelijk front; aan het Oostelijke sedert twee of drie maanden niet langer. Het is duidelijk dat op het punt der munitie de Russen in een voorloopig alles afdoende minderheid zijn gebracht. Van standhouden in den projectielenregen van tegenwoordig is alleen nog sprake wanneer en zoolang die met ongeveer gelijke hevigheid kan worden beantwoord, zoodat de vijandelijke infanterie niet vooruit kan komen. En is het verkenningswezen in goeden staat, dan is artillerievuur waarop men niet zou kunnen antwoorden, tusschen aan elkaar gewaagde vijanden vrijwel uitgesloten. Behalve in munitievoorraad nu schijnen de Russen ook in verkenningsmiddelen sterk te zijn te kort geschoten. Zoolang deze hunne minderheid bestaat zullen zij wel moeten voortgaan te wijken. Dit wijken geeft gelegenheid tot strategische operatiën van den vijand, en men moet erkennen dat deze van Duitsch-Oostenrijksche zijde ondernomen zijn in een verband welks vastheid in de krijgsgeschiedenis zelden is geëvenaard. Doch de mogelijkheid van nuttige strategische operatiën hangt niet alleen van de oogenblikkelijke minderheid des vijands, zij hangt ook van de gesteldheid af van het terrein waarop zij moeten worden uitgevoerd. Rusland is te groot om door welk leger ook strategisch te worden bedwongen. Napoleon heeft tot Moskou toe steeds overwonnen, en bleef toch à la merci van den eersten tegenslag. Het is slechts de vraag of Rusland de moreele en materieele krachten heeft behouden om een leger dat zich te ver in zijn binnenland zou wagen in den toestand van hulpeloosheid te brengen waarin Napoleon zich bevond na den brand. Het bestaan van spoorwegen | |
[pagina 556]
| |
heeft het vraagstuk der verbindingslijnen met de operatie-en voedingsbasis gerevolutionneerd. Zijn de Duitsche legers in getal sterk genoeg om de spoorwegen te bewaken over zoodanige afstanden als waarmede men in Rusland aan gene zijde van de Boeg te doen heeft, en zijn die spoorwegen zelve talrijk genoeg en van voldoende capaciteit om in den veelvuldigen toe- en afvoer waarvan de bewegelijkheid van een modern leger afhangt te voorzien (aan beide zaken echter, vooral aan de tweede, wordt door velen getwijfeld), dan zullen die legers zich nog ver naar het Oosten kunnen verplaatsen zonder onmiddellijk gevaar te loopen. Doch ook dan zal aan de vastheid van hun verband door de onmetelijkheid van het terrein noodzakelijk afbreuk worden gedaan. Zullen zij er in slagen Rusland vóór den winter op zoo gevoelige plaatsen te treffen dat het den strijd opgeven moet? Zal de tocht naar Petersburg worden ondernomen? Militair-technisch behoort die geenszins tot de onmogelijkheden. Doch Petersburg is niet voor Rusland, wat Parijs voor Frankrijk is. De beoordeeling der Russische binnenlandsche verhoudingen blijft uiterst moeilijk. De wisseling van personen in het bewind bewijst dat de regeering het zoeken wil bij de liberale stroomingen in den lande. Is de verwijdering van enkele individuen als de minister van oorlog meer dan de opoffering van zondebokken aan den argwaan van een verbijsterd volk? Komen er in het groote lichaam der natie krachten vrij die Rusland behouden zullen? Wie die op deze vragen thans en hier het antwoord zou durven geven? Het schijnt dat bij de legers te velde zelve, hoe gevoelig zij ook getroffen zijn, nog geen débâcle is ontstaan die eenigermate gelijkt op de Fransche van 1870. Telkens weer bemerkt men dat op een of ander punt de centralen tegenstand hebben ontmoet, en van tijd tot tijd nog dat deze succes heeft gehad en den aanvaller genoodzaakt heeft wijziging te brengen in opgevatte plannen. De krijgs-gebeurtenissen absoluut dicteeren doen de centralen nog niet.
Italië, dat tegen Oostenrijk nog steeds geene vorderingen van eenig belang maakt, heeft thans den oorlog aan Turkije verklaard. In de onzekerheid of het naar de zijde van | |
[pagina 557]
| |
Trente en Triëst wel iets zal winnen, wil het althans de kans op Klein-Aziatischen buit niet verspelen. Of het direct in Klein-Azië zal gaan opereeren dan wel eerst de bondgenooten aan de Dardanellen gaan helpen, is nog niet bekend. Het munitievraagstuk schijnt ook voor de Turken nijpend te worden. Het heeft zich niet bewaarheid wat een maand geleden scheen te moeten worden verwacht: dat de neutrale Balkanstaten de zendingen van Krupp naar Constantinopel door zouden laten. Nog altijd bieden te Sofia, Boekarest en Athene de diplomaten der oorlogvoerende landen tegen elkander op; nu eens meent deze, dan gene partij in het voordeel te zijn gekomen. Den 6den Augustus hebben de gezanten van Engeland, Rusland, Frankrijk en Italië te Boekarest, Sofia, Athene, Nisj en Cettigne gezamenlijk onderteekende en gelijkluidende nota's overhandigd, wier inhoud niet is publiek gemaakt, doch het is een secret de Polichinelle dat daarbij als prijs voor een partijkiezen ten gunste der Entente aan Roemenië de Boekowina tot aan de Proeth, benevens Zevenburgen met zijne grenslanden (uitgezonderd het grootste gedeelte van het banaat van Temesvar) zijn toegezegd; - aan Bulgarije het Turksche gebied tot de lijn Enos-Midia, benevens Kawala en het gedeelte van Macedonië waarop het aanspraak maakte in 1912, en eindelijk het gebied, in 1913 aan Roemenië afgestaan; - aan Griekenland eene garantie voor het bezit der gezamenlijke eilanden in de Aegeïsche Zee, zoowel die zij reeds feitelijk bezet hadden als die hun nog door de Turken werden betwist, doch zonder de Twaalf Eilanden die voor goed aan Italië zouden moeten blijven. Servië zou voor het verlies van Macedonië vergoeding vinden in de Servisch-Kroatische gewesten der Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie (met inbegrip van het bovenbedoelde, door Serviërs bewoonde gedeelte van het banaat van Temesvar), benevens in gedeelten van Dalmatië en van Albanië, in welke buurt het zich met Montenegro over een billijke verdeeling zou moeten verstaan. Het gedeelte van Macedonië dat Servië zou moeten opofferen zou niet onmiddellijk door hen aan de Bulgaren behoeven te worden ingeruimd, maar wel aan troepen der Entente, tot aan den vrede. | |
[pagina 558]
| |
Een dergelijke voorslag zou meer kans van slagen hebben gehad vóór de nederlagen der Russen in Polen. Thans moeten Servië en Roemenië ernstig twijfelen aan de macht der Entente, hun te verschaffen wat zij belooft. Ook zal het wantrouwen van Roemenië wegens Rusland's oogmerken op den Donaumond, dat van Servië wegens Italië's honger naar Slavische landen, moeilijk uit te roeien zijn; èn Rusland èn Italië hebben hunne begeerten reeds al te duidelijk uit den hoek laten komen. Maar bovendien: de voorslag zwijgt over Constantinopel, en de definitieve vestiging der groote mogendheden van de Entente aldaar slaat de liefste hoop van Griekenland den bodem in, is weinig aannemelijk voor Bulgarije en een doodsteek voor Roemenië. Op zóó eenvoudige wijze als de Entente het zich voorstelt is het vraagstuk van den Bosporus niet op te lossen. De aandacht trekt bij dit alles de karigheid van den prijs, aan Griekenland voorgehouden; heel wat minder dan waarop Venizelos hoopte, toen hij den afstand van Kawala bij koning Constantijn ter sprake bracht. De Entente heeft den koning zijn houding van toen niet vergeven, en hoopt blijkbaar Griekenland toch mede te zullen krijgen, nu men wegens de stemming der kamer Venizelos als minister terug heeft moeten nemen en Italië den oorlog aan Turkije verklaard heeft. Onthoudt Griekenland zich, dan loopt het de kans in de Levant door Italië geheel te worden overvleugeld - als de Entente wint! Maar ook Venizelos voelt zich blijkbaar daarvan niet zoo zeker meer. De indruk der gebeurtenissen in Polen zal op den Balkan wel niet te niet gedaan kunnen worden dan door eene overwinning aan de Dardanellen, die de Balkanstaten noodzaken zou althans voor het oogenblik met de Entente tot een vergelijk te komen, of zij het aangenaam vinden of niet. Maar beklijven en tot den wereldvrede bijdragen zal zulk een vergelijk nimmer kunnen, tenzij de Entente er begrip van toont dat van het beheer der zeeëngten de Balkanstaten zelve niet kunnen worden uitgesloten.
Er beginnen zich teekenen voor te doen dat Frankrijk in onrust komt. ‘Pourvu que les civils tiennent’, zeiden al lang de militairen. En de civielen kunnen moeilijk de oogen | |
[pagina 559]
| |
sluiten voor het gevaar van uitputting waaraan het land zich blootstelt door zich blind te turen op het ééne punt der herovering van ‘la France intégrale’. Verstandige Franschen zeiden vóór den oorlog dat de oplossing van het Elzas-Lotharingsche vraagstuk gezocht moest worden in eene zoodanige verbetering der staatkundige positie van dit land binnen het Duitsche Rijk, dat de Elzassers zelf er genoegen mede konden nemen. Er is een tijd geweest dat men zoo iets slechts fluisterend durfde zeggen; een paar jaar vóór den oorlog zeiden vele Franschen het hardop. De tijd zal komen dat frasen als die van de onttrooning van Wilhelm en het dooden van het Pruisische militarisme hare trekkracht verliezen. ‘La France intégrale’ blijft zonder twijfel veel langer trekken dan die leuzen van nà Augustus 1914. Maar zal Frankrijk kunnen blijven volhouden aan de zijde van een bondgenoot die zóó weinig macht ontwikkelt te land?
C. |
|