De Gids. Jaargang 79
(1915)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zeeuwsch-Vlaanderen, de Wester-Schelde en Nederland.Wie met kracht wil opkomen voor het bezit van iets dat hem dreigt ontnomen te zullen worden, dient allereerst te weten, wat dat bezit voor hem beteekend heeft, en nog beteekent. Weten de vele Nederlanders die nu spreken over de mogelijkheid van een eisch, vóór, bij of na den vrede, tot afstand van Zeeuwsch-Vlaanderen, - weten zij allen wat de beteekenis van die ‘overzeesche bezittingen’ voor Nederland was en is? Zijn we zoo ver mis in de veronderstelling, dat er vooral buiten Zeeland, heel velen zijn, die Zeeuwsch-Vlaanderen beschouwen als een land, dat eigenlijk maar half tot Nederland behoort? Hebben niet de meesten der ambtenaren, die naar Zeeuwsch-Vlaanderen worden overgeplaatst, het gevoel of ze Nederland gaan verlaten? Is niet aldoor uit Zeeuwsch-Vlaanderen de klacht te hooren geweest, - zonder dat ze altijd gehoord werd - dat men ‘in den Haag’ zoo weinig doet voor de belangen van die streek? En is het gevaar niet groot dat, mòcht het eenmaal tot een ernstige bedreiging komen, sommigen niet zouden begrijpen dat men zich ernstige opofferingen zou moeten getroosten om dat land te behouden? Het doel van de volgende bladzijden is in het licht te stellen wàt Zeeuwsch-Vlaanderen voor ons is geweest en nog is, als een Nederlandsch gebied dat door veel sterker banden met overig Nederland is verbonden dan velen wel weten; en als een grensstreek, die sedert eeuwen een factor van invloed was voor onze internationale positie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die internationale beteekenis was niet afhankelijk van de vraag, wiè onze Zuiderbuurman was. En het zal er nu ook niet toe doen wie er komt. Sedert Zeeuwsch-Vlaanderen bij Noord-Nederland kwam hebben we aan de andere zijde van de grens als machthebbers gekend: eerst Spanje, toen Oostenrijk, toen Frankrijk, en daarna een onafhankelijk België. Met allen kregen we geschillen over Zeeuwsch-Vlaanderen en de Wester-Schelde, en steeds - behalve in den Franschen tijd - hebben we onze rechten kunnen handhaven. Dat er thans, tengevolge van den nu woedenden oorlog, kans is op nieuwe moeilijkheden over dat gebied, wanneer België Duitsch mocht worden, wordt door velen ingezien. Maar ik meen dat er ook mogelijkheid voor bestaat, als België weer onafhankelijk mocht worden. Want dan zal het een ànder België zijn dan wij sedert 1839 kennen. Er zal wel niemand nog gelooven aan een herstel van de zoo voos gebleken ‘gewaarborgde’ neutraliteit van dat land. Dus ook bij een overwinning zal de internationale positie van België herzien worden. Het is mogelijk dat het verlangen naar uitbreiding van grondgebied in een opnieuw onafhankelijk België de begeerte zal richten naar een landstreek, waar België reeds veel economische belangen heeft, en dat veel Belgen beschouwen als hun ‘natuurlijk’ grensland. Maar veeleer verwacht ik dat eventueele moeilijkheden hun oorsprong zullen hebben in de verhouding tot onzen Zuiderbuurman ten opzichte van oorlogstoestanden in verband met de vaart op de Wester-Schelde. Niet in verband met de koopvaardij in vredestijd. De vreedzame vrachtvaart op dien riviermond is even bevredigend geregeld als die op den Rijn en op de Eems. Er kunnen geschillen zijn over onderdeelen, maar onoplosbare moeilijkheden zijn daarvan niet te verwachten sedert het tractaat van Weenen van 1815 de grondslagen legde voor vrije vaart op die rivieren, welke door verschillende landen stroomen. Wel te verstaan: de scheepvaart ‘sous le rapport du commerce’ (art. 109). Van oorlogstoestanden spreekt het tractaat niet. Evenmin schuilt het gevaar in de, naar aanleiding der fort-plannen te Vlissingen zoo dik opgeblazen kwestie: of een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neutraal Nederland al of niet zou moeten toelaten dat een van de landzijde bedreigd Antwerpen versterking over de Schelde ontvangt van een der borgen van België's neutraliteit, met name van Engeland. De loop der gebeurtenissen heeft Nederland gelijk gegeven in zijn meening dat dit niet mocht. Maar in ieder geval zal na den vrede van zoo'n neutraliteitsborg geen sprake meer zijn. Neen, er is iets anders mogelijk, een vernieuwing van een toestand dien men vergeten zou. Van 1814 af is Antwerpen geen oorlogshaven geweest. Engeland, bezorgd geworden door de bedreiging uit de door Napoleon gemaakte stelling Antwerpen, had er voor gezorgd dat bij den Vrede van Parijs verboden werd Antwerpen tot een oorlogshaven te maken. Dat is in 1839 herhaald, en het is zoo gebleven tot nu toe. Maar zal het na den vrede nog zoo blijven? Misschien zal Engeland, ook in 't geval België weer onafhankelijk mocht worden verklaard, trachten te voorkomen dat dat ‘pistool op 't hart van Engeland’ weer geladen wordt. 't Kon eens in àndere handen geraken! Maar heel waarschijnlijk, en bijna zeker is het. dat Duitschland, als het blijvend bezitter van Antwerpen mocht worden, alle mogelijke pogingen zal doen om die plaats niet slechts als handelshaven te gebruiken, maar ook als oorlogshaven. Zou dat ook niet heel goed begrepen kunnen zijn onder ‘alle mogelijke waarborgen’ die de Rijkskanselier in den Rijksdag zei noodig te achten voor de zekerheid dat geen van Duitschland's vijanden nogmaals tegen hem naar de wapens grijpt? De vraag is dan echter hòe Antwerpen als oorlogshaven te gebruiken is. Zoodra Duitschland in oorlog raakt, zouden zijn oorlogschepen niet in en uit die haven kunnen komen, omdat ze de neutrale Nederlandsche wateren van de Wester-Schelde niet zouden kunnen passeeren zonder dadelijk met Nederland in botsing te komen. Een door ons te verleenen verlof aan Duitschland, om zoodra het in oorlog kwam, toch zijn oorlogschepen de Wester-Schelde te doen passeeren, zou ons reeds bij voorbaat tot vijand maken van iederen tegenstander dien Duitschland mag krijgen. Want dan zouden we in iederen oorlog van Duitschland onze neutraliteit schenden. Dat gaat dus niet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blijft over het middel om te trachten de oevers in handen te krijgen. Het radicaalste zou zeker zijn den heelen Scheldemond Duitsch te maken door annexeering der beide oevers, dus van Zuid-Beveland, Walcheren en de beide deelen van Zeeuwsch-Vlaanderen. Maar er zou ook reeds dadelijk een andere toestand geschapen worden, wanneer alleen de Zuidelijke oever, dus Zeeuwsch-Vlaanderen in Duitsch bezit kwam. Dan was de Wester-Schelde evenmin Nederlandsch territoriaal water, als nu bijv. de Eems-monding, die ook aan de eene zijde Duitsch, aan de andere zijde Nederlandsch is, en waar wij niet behoeven te beletten dat Duitsche torpedo-booten naar Emden varen. Ik geloof daarom dat - natuurlijk gesteld dat de kwestie aan de orde wordt gebracht - allereerst de begeerte zich zal richten alleen naar Zeeuwsch-Vlaanderen. Het blijft evenwel heel goed mogelijk dat ten slotte ook 't bezit van Walcheren en Zuid-Beveland in 't spel komt. We weten dat bij ervaring. Ook de Franschen vergenoegden zich eerst met Zeeuwsch-Vlaanderen. Maar later palmde Napoleon eerst Vlissingen, en vervolgens Walcheren en Zuid-Beveland er ook bij in, om zijn stelling-Antwerpen te voltooien. Die deelen werden reeds geannexeerd eenige jaren vóór Holland werd ingelijfd bij het Fransche Keizerrijk. Maar het zal wel niet noodig zijn, de beteekenis in het licht te stellen van dàt verlies, en ik zal mij dus tot Zeeuwsch-Vlaanderen bepalen. Te meer omdat, voor 't geval België weer onafhankelijk mocht worden, de kans het grootst is, dat bij een geschil, alleen de kwestie van Zeeuwsch-Vlaanderen ter sprake zal komen, en Walcheren en Zuid-Beveland wel buiten beschouwing zullen blijven. Mocht men vragen welke wenschen een onafhankelijk België dan wel zou kunnen hebben ten opzichte van die landstreek, ook zelfs wanneer Antwerpen geen oorlogshaven wordt, dan verwijs ik naar de hierachter vermelde gebeurtenissen van 1814 en 1830. Dat de toen geuite wenschen nog leven bij verscheidene Belgen, is reeds meermalen gebleken. *** Wanneer zijn de eerste banden tusschen Zeeuwsch-Vlaan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deren en Noord-Nederland geknoopt? Ja, eigenlijk al in den graventijd. Maar voor ons onderwerp kunnen we die betrekkingen laten rusten, omdat ten slotte, toen Vlaanderen, Zeeland en Holland onder één vorst kwamen, het belang daarvan verdween. De grondslagen voor de verhouding van Zeeuwsch Vlaanderen tot Nederland, zooals die nu is, werden gelegd in den tachtigjarigen oorlog, ten deele door verovering, ten deele door de gezindheid der bevolking. Na de Unie van Utrecht ging de neiging der inwoners, zooals trouwens in heel Vlaanderen, naar de opstandelingen. En zelfs toen de kansen keerden, en Parma in 1584 heel Vlaanderen behalve Ostende en Sluis weer onder Spaansch gezag had gebracht, betuigde het volgende jaar de regeering der stad Sluis in een verzoekschrift aan de Generale Staten: ‘dat zij niettegenstaande de menigvuldige sollicitatiën en practijken van den vijand, hun altijd vrijmoedig geresolveerd hebben om trouwelyk te willen blijven in de Unie van de geunieerde provincien, ende liever te lijden ende verdragen al zulke periculen en ongevallen als gewoonlijk medebragt al zulk eene geweldige oorloge, dan eenigszins te scheiden van de geunieerde provinciën.’ De stad heeft die periculen ondervonden. Twee jaar later, in 1587 moest ze na een langdurig beleg voor Parma zwichten, om echter in 1604 weer door Prins Maurits veroverd te worden, als een onverwachte meevaller van een niet-gelukte expeditie. Want het doel waarmee Prins Maurits in April van dit jaar van Vlissingen overstak naar het land van Cadzand, was het ontzet van het toen belegerde Ostende. Dat doel werd niet bereikt, maar wel werden achtereenvolgens de stad Philippine en de vestingen IJzendijke en Aardenburg veroverd, en als slotstuk ook Sluis. Van die expeditie af dateert de staatsrechtelijke verhouding van Zeeuwsch-Vlaanderen tot de Zeven Provinciën. Het etiquet ‘Staats-Vlaanderen’ werd erop geplakt, en als eersten gouverneur kreeg het niemand minder dan Frederik Hendrik. In Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen was een deel reeds eenige jaren ‘Staatsch’. Het ambacht van Axel, ter Neuzen, de Scheldeforten Lillo en Liefkenshoek en ook Biervliet (in het Westelijk deel door de Geuzen uit Vlissingen vermeesterd), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren in 1588 door den Raad van State onder het beheer gesteld van de Gecommitteerde of Gedeputeerde Staten van Zeeland, zonder echter bij deze provincie gevoegd te worden. Dat was de z.g. ‘committimus’ die later tot heel wat wrijving tusschen den Raad van State en de Gecommitteerde Staten van Zeeland aanleiding gaf. Hulst en het verdere Zuiden behoorden daar niet toe. Het lot daarvan is al even afwisselend geweest als dat van Sluis. Het werd eerst door Parma onder zijn macht gebracht, in 1591 door Prins Maurits veroverd, in 1596 door Albert van Oostenrijk heroverd, om aan het eind van den oorlog, in 1645, weer bij de Republiek gebracht te worden door Frederik Hendrik, die een jaar te voren ook Sas van Gent had vermeesterd. Zooals de toestand in Staats-Vlaanderen in 1648 was, zoo is hij bevestigd door den vrede van Munster, en is hij gebleven tot den val der Republiek. Maar niet zonder tijdelijke stoornis. Het rampjaar 1672 bracht den eersten aanval. Maar ook een bewijs van de aanhankelijkheid der bevolking aan de Republiek. De kranige verdediging van Aardenburg door vaandrig Beekman, met een klein troepje soldaten, maar met krachtige hulp van de burgerij, is luid bezongen. Er was werkelijk wel reden voor, want er viel toen zooveel te betreuren, dat die daad van succesvolle heldhaftigheid van zelf de gedrukte stemming wat verlichtte, behalve nog dat de mislukking van dit beleg de Franschen van verderen aanval op Staats-Vlaanderen deed afzien. Drie kwarteeuw later werd er niet gezongen, dan misschien in stilte een schaamtevolle rouwklacht. 't Was droef, zooals toen, in 1747, de Fransche legers zonder moeite heel Staats-Vlaanderen veroverden. Dat we bij den vrede van Aken alles weer terugkregen, was aan heel andere factoren te danken dan aan onze macht. En nòg eens zouden het de Franschen zijn, die ons die landstreek ontnamen, maar toen twintig jaar behielden. Zoodra in 1794 het Noorderleger der Fransche revolutie na den slag bij Fleurus, de Oostenrijksch-Engelsch-Nederlandsche troepen verslagen had en daardoor meester in Zuid-Nederland was geworden, zond het generaal Moreau naar Staats- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaanderen. De Staatsche troepen verdreef hij van het eiland van Cadzand, Sluis werd door hem belegerd en na een dappere verdediging van drie weken onder generaal van Duyn, ingenomen. En kort daarna werd heel Staats-Vlaanderen door de Republiek opgegeven, - om voorloopig Fransch te blijven, want bij het Haagsch Verdrag van 1795 werd het aan Frankrijk afgestaan, dat toen ook al heel Zuid-Nederland had ingelijfd. En zoo was door dat bezit van den linker Scheldeoever tevens de vrije vaart op de Schelde aan Frankrijk verzekerd.
Want vóór we verder gaan, een kort woord over de afsluiting van de Schelde. Hetgeen na 1814 over Zeeuwsch-Vlaanderen te doen is geweest, is niet te begrijpen, zonder kennis van die kwestie. Dat reeds het bezit van één punt op een der oevers van den Scheldemond in handen van een vijand hoogst hinderlijk was voor alles wat van uit Zuid-Nederland over de Schelde zijn uitweg naar zee vond, hadden de kooplui van Antwerpen, Gent en Brugge, en ook de Spanjaarden ondervonden toen in April 1572 Vlissingen in handen der Geuzen viel. Het moet voor den hertog van Medina-Celi (den aangewezen maar niet in functie getreden opvolger van Alva) een alleronaangenaamste gewaarwording zijn geweest, toen hij 11 Juni van dit jaar bij aankomst per schip in ons land naar Sluis wilde varen, en daar aan den Scheldemond, de toegangspoort tot zijn toekomstig gebied, als eerste begroeting kanonkogels kreeg van de Vlissingsche Geuzenscheepjes. De Pacificatie van Gent heeft een korte verandering gebracht voor de Vlaamsche handelssteden. Maar ternauwernood was in 1584 Antwerpen gevallen, en was in dat jaar ook Vlaanderen door Parma onder Spaansch gezag gebracht, of de afsluiting begon weer. Meer dan honderd kleine vaartuigen van de Staten zwierven op de Schelde, en beletten ieder verkeer dat zij niet wilden toelaten. Nog altijd echter had het Zuiden van 1587 af een uitweg op de Schelde door het bezit van Sluis aan 't Zwin. Maar toen in 1604 ook die stad in handen der Staten viel, waren beide Schelde-oevers in ons bezit en werd de Schelde-sluiting onverbiddelijk. Zelfs aan den Engelschen bondgenoot werd niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toegestaan zijn handelsschepen naar Antwerpen te zenden. Die afsluiting der Schelde is ook naar hedendaagsche begrippen een volkomen gerechtvaardigde blokkade van de havens Antwerpen en Gent, daar het vijandelijke steden waren. Maar dat die oorlogstoestand door het befaamde artikel 14 van het verdrag van Munster ook bestendigd werd voor de dagen van vrede, ja, dat is iets wat slechts begrijpelijk is als men het plaatst in de omlijsting van zijn tijd. Het was toen geen tijd waarin de regeeringen gewetenswroegingen hadden over het lot van onderdrukte concurrenten, wanneer maar de welvaart van de eigen onderdanen bevorderd kon worden Het was nog zoo lang niet geleden dat Gent juichte toen in 1547 Karel V aan die stad het octrooi gaf voor het graven van een kanaal van Gent naar Sas van Gent. Immers die stad had de ervaring dat de scheepvaart van Gent de Schelde af voorbij Antwerpen verre van ongehinderd was, en telkens aan moeilijkheden bloot stond. Wat toen de steden deden, werd een eeuw later door de Staten gedaan. Het was een tijd van scheepvaart-monopolies als die van de Engelsche acte van Navigatie, van handelsmonopolies als die van de Oost- en de West-Indische Compagnies. Wie er de macht toe had, sloot anderen onmeedoogend uit. Wat Nederland bij het verdrag van Munster wist te verkrijgen, was van precies denzelfden aard. Er is toen ook geen verzet van beteekenis tegen geopperd. De enkele kooplui, die in het toen reeds zestig jaar afgesloten Antwerpen waren overgebleven, waren machteloos. De Schelde ging dicht. En solied ook! Art. 14 bepaalde dat de Staten niet alleen de Schelde zouden gesloten houden, maar ook ‘de canalen van 't Sas en 't Swyn, en andere zeegaten daarop responderende’. Die laatste slag was natuurlijk op Gent en Brugge gericht. En om nog te voorkomen, dat van andere zijde een sluipgaatje kon worden gevonden, werd in art. 15 bepaald dat de schepen en goederen in en uit de Vlaamsche havens komend, even zwaar belast zouden worden en blijven, als die uit de Schelde, het Sas en het Zwin komend. De lijn van afsluiting werd getrokken bij den fortenvierhoek van Lillo en Liefkenshoek, versterkt door een wachtschip, ‘de uitlegger’ op de rivier. Wat er nog uit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zee kwam, moest daar zijn last overladen in kleine schepen. Anderhalve eeuw later, in 1784, heeft Keizer Jozef II met kracht gerammeld en gerukt aan die grendels. De Republiek weigerde ze te openen. De nieuwere begrippen waren hier wel voldoende doorgedrongen om bij velen een erkenning te doen opkomen voor het ‘natuurrecht’ van België op dien uitweg naar zee, maar.... de vrees voor de Antwerpsche concurrentie zat er nog bij onze kooplui vast in. En voor onze regeering kwam er nog de bezorgdheid bij, dat de toch al zoo lekke schatkist ook nog de inkomende rechten zou moeten missen, wilde men niet bij handhaven daarvan de scheepvaart zien verplaatsen naar een opengesteld Antwerpen. Nederland weigerde, en had er zelfs een oorlog voor over, wat wèl bijzonder was in die dagen van wankelmoedigheid. Maar 't is goed afgeloopen. De keizer vroeg twee dingen. Allereerst de terugtrekking van het wachtschip van Lillo, en erkenning van zijn souvereiniteit op de Schelde van Antwerpen tot de punt van Saeftinge, dus tot aan onze grens. En later voegde hij er nog een tweeden eisch aan toe, n.l. vrije vaart op de geheele Schelde, omdat, zoo beweerde hij, de Hont of Wester-Schelde tot de volle Zee behoorde. De oorlog werd vermeden. Maar de vrede van Fontainebleau kostte ons den fortenvierhoek bij Lillo en Liefkenshoek, en de erkenning van de souvereiniteit van den Keizer op de Schelde tot aan onze grens. Doch omgekeerd werd de souvereiniteit der Republiek op het overig deel der Schelde tot aan zee erkend, met het recht der Staten-Generaal om aan hun zijde de Schelde en andere Zeegaten gesloten te houden. Dat duurde echter niet lang meer. Elf jaar later bij het Haagsche verdrag ging de Schelde voor goed open. Voorloopig met een geheel Franschen linkeroever; enkele jaren daarna met nog een Fransch punt ook op den rechteroever door de bezetting van Vlissingen. En nog later, na de wel weer opgegeven, maar toch als een ernstige bedreiging gebleken Engelsche verovering van Walcheren en Zuid-Beveland in 1809, werd de heele rechteroever der Wester-Schelde Fransch. En toen in Nov. 1813 Nederland zijn onafhankelijkheid proclameerde, kon Walcheren daar niet aan mee doen. Het wist ter nauwernood wat er gebeurde, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
want dien geheelen winter was het afgesloten, geblokkeerd door de Engelsche vloot. Eerst na den val van Napoleon werd het in begin Mei 1814 door de Franschen ontruimd, en dus weer Nederlandsch.
Zeeuwsch-Vlaanderen bleef evenmin voor goed Fransch. Bij de afbrokkeling van het Fransche rijk in 1814, werd het losgeraakte stuk zoo spoedig mogelijk aan 't vrije Nederland gehecht. De manier echter waarop dat gebeurd is, heeft èn tijdens de vereeniging met België, èn in 1830, het hoofdargument geleverd voor de Belgen, om die landstreek op te eischen als een onderdeel van België. Zij redeneerden zoo: Zeeuwsch-Vlaanderen was toen sedert twintig jaar een onderdeel van het Fransch-Belgisch Departement van de Schelde (het vroegere Oost-Vlaanderen). België is vrij gemaakt door de geallieerden, die eerstin 1815 te Weenen definitief beschikten over het lot van België, en dùs had Willem I niet het recht om reeds in 1814 Zeeuwsch-Vlaanderen van het Departement van de Schelde af te scheuren en bij de provincie Zeeland te voegen, zooals gebeurde bij de wet van 20 Juli 1814 (Stbl. 83). In die redeneering zat echter een groote fout. Ze vergat dat Zeeuwsch-Vlaanderen als oud-deel van de Republiek der Nederlanden, precies hetzelfde gedaan had wat in Den Haag en het grootste deel van Nederland gebeurde, n.l. dat de bewoners zich zelf onafhankelijk verklaarden, de Franschen wegjoegen en door het dragen van Oranje en het uitsteken van de Nederlandsche vlag zich bij het weer vrij geworden Nederlandsche volk voegden. Van dat alles is in die dagen in België geen spoor te vinden. Er was een geldige reden voor, want de Fransche bezettingstroepen, die uit Nederland en Duitschland verdreven werden, trokken bijna alle over België terug. Maar het blijft toch een feit, dat de Belgen werkeloos bleven toekijken, ook toen de troepen der geallieerden de Franschen achtereenvolgens uit de meeste steden dreven. Alleen dat eene deel van België, Zeeuwsch-Vlaanderen, deed anders. Hoewel Antwerpen en Walcheren nog steeds een Fransche bezetting hadden, verklaarde het zich in April en Mei 1814 vrij, stak de vaderlandsche, d.w.z. de Hollandsche vlag | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit, en gaf door adressen der gemeentebesturen aan de regeering in Den Haag uiting aan haar verlangen om weer met Noord-Nederland vereenigd te worden. Men had in Den Haag ook niet anders verwacht. In de grondwet van 27 Maart 1814 waren in artikel 53 de vroegere Generaliteitslanden voorloopig bij Braband gevoegd. En onder die Generaliteitslanden behoorde ook Staats-Vlaanderen. En dadelijk in Mei liet de Nederlandsche regeering haar gezag in Staats-Vlaanderen gelden, zij 't ook niet door bemiddeling van haar vertegenwoordiger in Braband, maar door dien in Zeeland. De vijf Mei in Middelburg feestelijk ingehaalde Commissaris-generaal van den souvereinen vorst gaf 18 Mei zoowel aan de ingezetenen van Zeeland als aan die van Staats-Vlaanderen kennis van een koninklijk besluit waarbij de termijn voor indiening van pretenties verlengd werd. En nog diezelfde maand, bij Kon. besluit van 26 Mei, werd het rechtswezen in Staats-Vlaanderen geregeld door instelling van vijf kantons, waarvan Sluis, Oostburg en IJzendijke ressorteerden onder de rechtbank van Middelburg, en Axel en Hulst onder die van Goes. En eindelijk werd bij een afzonderlijke wet, die van 20 Juli 1814, (Stbl. No. 83) Staats-Vlaanderen bij de provincie Zeeland gevoegd. En omdat dit stuk als 't ware een grondwet is voor Zeeuwsch-Vlaanderen, en ook omdat er later zooveel om te doen is geweest, laten we hier den inhoud in hoofdzaak volgen: ‘Wij, Willem, enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teerde Raden gestaan hebben, en de Raad van Vlaanderen te voren te Middelburg gevestigd was; Die aansluiting van Staats-Vlaanderen bij Zeeland heeft veel beroering onder de Belgen verwekt. En dat is ook wel verklaarbaar. Ze hadden nog altijd de herinnering aan de tijden toen de Schelde gesloten was, en twintig jaar lang hadden ze zich gewend aan den toestand dat hun land zijn ‘natuurlijke grens’ naar het Noorden had gekregen door het bezit van den geheelen linker Schelde-oever. En nu zagen ze ineens die landstreek weer Hollandsch worden, zonder eenigen waarborg, dat nu niet het gevaar voor de Scheldeafsluiting ook weer terug zou komen. Ze wisten toen immers nog niet dat in een geheim artikel van het Verdrag van Parijs van 31 Mei 1814, reeds bepaald was dat hun land met Holland vereenigd zou worden. Er kwam nog iets bij. Tijdens de Fransche overheersching waren er door verscheidene Belgen landerijen gekocht in de zoo zeer begeerde vette polderlanden van Zeeuwsch-Vlaanderen. Er waren toen helaas maar al te veel boeren dien het zoo slecht ging, dat ze wel gedwongen werden hun land te verkoopen. En de vermogende Belgen hebben er volgens een tijdgenoot ‘onbegrijpelijk hooge prijzen’ voor over gehad om in het bezit van dat land te komen. Natuurlijk hadden die personen er belang bij Zeeuwsch-Vlaanderen bij België te behouden. En behalve dat zij invloed uitoefenden op de van hen afhankelijke pachters op die landerijen, hadden zij ook den steun van de niet weinige Belgen die zich in den loop dier twintig jaren in die streek gevestigd hadden. Er werd dus gepetitioneerd, vooral bij het Belgisch depar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tementsbestuur, om die verdeeling van het Departement der Schelde ongedaan te maken. Maar in eens was het uit met dat verzet. Waarom? - We zullen het laten vertellen door een Belgisch grondeigenaar uit den bij Biervliet gelegen Clarapolder, die in 1831, naar aanleiding van toen ontstane moeilijkheden over den waterafvoer, nog eens die gebeurtenissen van 1814 in herinnering bracht in een artikel in de Messager de Gand. Hij vertelt daarinGa naar voetnoot1) hoe de ‘verstandige lieden die voelden dat België aan die zijde haar natuurlijke grensscheiding verloor’, al hun invloed op de besturen van dien tijd gebruikten, om zich tegen de verdeeling van het voormalig departement der Schelde te verzetten. ‘Doch hun pogingen, zoo gaat hij verder, mislukten weldra tegen die der geestelijkheid van het bisdom, welke in geheel anderen zin waren gericht. Inderdaad doelden onze apostolieken van dien tijd af op het herstel der tienden, en het beruchte verzoekschrift van het vicariaat van Gent, ter verkrijging van het vernieuwde recht van den Pentateuchus en andere aardigheden van hetzelfde deesem werd naar het Congres van Weenen opgezonden. Maar de geestelijkheid wist ook, dat de meesten der gemeenten van den linker-oever der Schelde uit een gemengde bevolking: dat is gedeeltelijk protestanten, gedeeltelijk katholieken bestond. De geestelijkheid gevoelde met haar gewone scherpzinnigheid, dat het al te aanstootend zou zijn geweest om in die gemeenten een katholieken priester van zijn kudde het tiende gedeelte van haar oogst te zien nemen, terwijl de evangelische predikant zich zou hebben te vergenoegen met het nederig tractament, dat door het gouvernement werd toegelegd. Om deze ergernis te vermijden werd toen door onzen abbé de opoffering van dat gedeelte land toegestaan, en de afscheiding daarvan ontmoette niet den minsten tegenstand meer.’ Althans in den eersten tijd. Een paar jaar begon de beweging van verzet opnieuw, en de abbé's, die in Weenen hun wensch niet zagen ingewilligd, werkten haar niet meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegen. Weldra gingen er nieuwe petities naar de Staten Generaal van het toen uit N. en Z. Nederland bestaande Koninkrijk, verzoekend om Zeeuwsch-Vlaanderen weer bij Oost-Vlaanderen te voegen, wat toen formeel slechts een administratieve kwestie beteekende. De petities hadden echter geen ander lot dan telkens ter griffie te worden begraven, maar onvermoeid kwamen de petitionarissen ieder jaar terug. Natuurlijk kwam dat drijven niet voort uit overwegingen betreffende de oude Scheldekwestie. Immers Holland en België waren één geworden. Het ging dan ook voornamelijk om de bezwarende onkosten en tijdverlies, voortvloeiende uit de omstandigheid dat de hoofdplaatsen van administratie en rechtwezen aan de overzijde van de Schelde lagen. Maar toch bleef het hoofdargument, dat Willem I in Juli 1814 niet over Staats-Vlaanderen had mogen beschikken. De Nederlandsche ingezetenen van Zeeuwsch-Vlaanderen zijn het antwoord niet schuldig gebleven op de vele artikelen in Belgische bladen en op de ‘oproepingen’ aan de inwoners gericht, om mee de petities te teekenen.Ga naar voetnoot1) Ze vroegen of zij niet precies hetzelfde mochten doen als al de andere Noord-Nederlanders gedaan hadden. Ze stelden tegenover dat onkostenbezwaar de vraag of de barrières van Gent niet even duur waren, en de herinnering aan de moeilijkheden en schade die menigeen geleden had ‘omdat hij de taal, die bij het administratieve en judicieele (in Gent) gebruikt werd, niet verstond.’ En dan nog een motief van gewicht: het onderwijs in Zeeuwsch-Vlaanderen stond op hooger peil dan in Oost-Vlaanderen, waar, volgens een dier schrijvers, ‘men vreemde boeken wantrouwt en zelfs in de hoofdplaatsen de naar ons gevoelen verbeterde manier van onderwijs op de lagere scholen niet durft in te voeren.’ Alles bleef echter zooals het was.
Maar toen kwam 1830. En dadelijk was een der eischen van de opgestane Belgen: afstand van den geheelen linker Schelde-oever. Immers nu stonden ze weer voor het feit dat een ander land in het bezit zou zijn van beide oevers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van hun uitweg naar zee, en al gaf Nederland ook in geen enkel opzicht te kennen, dat het den toestand van vóór 1795 weer voor goed wilde herstellen, toch was dadelijk de afsluiting der Schelde weer een feit, omdat de koning, als voorzorgsmaatregel tegen aanvallen der opstandelingen, oorlogsschepen op die rivier stationeerde. Echter werd er in de officieele stukken weinig over die beweegredenen gesproken. Telkens waren het weer de gebeurtenissen van 1814, die werden aangevoerd als bewijs van de onwettigheid der aansluiting van Z.-Vlaanderen bij Zeeland. Eerst is nog met geweld geprobeerd dat land weer bij België te voegen, of althans daar ook een opstand te verwekken. Zoodra half October in den Belgischen chaos eenige centrale leiding merkbaar was geworden, kreeg Zeeuwsch-Vlaanderen bezoek van troepen ‘muitelingen’ zooals men toen zei. Van uit Gent trok op Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen een troep af onder bevel van Ernest Grégoire, die zich noemde: ‘commandant en chef de l'expédition du Nord de Flandre’. Die inval was blijkbaar een verrassing. Nederlandsche troepen waren er in heel Zeeuwsch-Vlaanderen niet. De burgemeester van Sas van Gent kwam Zondag 17 Oct. juist uit de kerk thuis, toen hij naar het stadhuis geroepen werd wegens het binnentrekken van gewapende Belgen. Over het algemeen gedroegen deze zich zeer ordelijk. Ze eischten het uitsteken op den toren van de Brabantsche vlag, requireerden de gelden uit de kas van den ontvanger (welke gelden eenige dagen later werden teruggegeven), en vorderden inkwartiering. Maar medewerking van de zijde der Nederlandsche bevolking kregen zij absoluut niet, noch daar, noch in Axel, Hulst en Ter Neuzen, welke plaatsen zij achtereenvolgens bezetten. In het Westelijk deel ging het rumoeriger toe. Wat daar binnenviel was trouwens een bende, die later door Grégoire zelf, in een briefwisseling met den Nederlandschen overste Ledel, ‘roovers’ genoemd werden. Het was een afdeeling van het Parijsch-Belgisch legioen onder bevel van den burggraaf de Pontecoulant. Dat deze reeds een week te voren toen hij met zijn troep in Gent binnenkwam, dagorders uitvaardigde tot het beschermen van eigendommen en tegen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plunderingen te plattelande, doet vermoeden dat hij toen, notabene op Belgisch gebied! die eigenaardigheden van zijn volgelingen al had leeren kennen. De inwoners van Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen maakten er ook kennis mee, maar gelukkig slechts kort. Ook daar waren geen Nederlandsche troepen. Denzelfden Zondag van de bezetting van Sas van Gent kwam deze bende te IJzendijke, waar ze de Brabantsche vlag uitstak. Toen een verkenningsdetachement van uit Vlissingen den volgenden dag kwam kijken, waren ze weer vertrokken, maar om in grooter getale terug te komen, versterkt ook door troepen van Grégoire, tot een macht van duizend man met één kanon. Na enkele schermutselingen stuitten ze 31 October bij Oostburg op de van Vlissingen overgestoken Nederlandsche troepen onder overste Ledel, en werden daar in een vrij scherp gevecht hopeloos verslagen. Dat is het eenige gevecht van beteekenis in die streek geweest. Maar het had afdoende resultaten. Reeds den volgenden dag, 1 Nov. werd Ter Neuzen, Axel, Hulst en Sas van Gent ontruimd, den 6den Nov. ook Aardenburg, waarbij Grégoire meedeelde dat ze aftrokken op bevel van generaal Duvivier te Gent, en dat er geen invallen meer op Zeeuwsch grondgebied zouden plaats hebben. Weldra waren alle plaatsen van beide deelen van Zeeuwsch-Vlaanderen door Nederlandsche troepen bezet, en gedurende den verderen duur van den oorlog hebben er slechts schermutselingen aan de grens plaats gehad. Maar dat men in die dagen heel goed inzag welke beteekenis die zuivering van Zeeuwsch-Vlaanderen had, blijkt wel uit de hulde aan overste, kort daarna kolonel, Ledel. De regeering schonk hem de Nederlandsche Leeuw, de Gedep. Staten van Zeeland schonken hem een gouden degen, en zelfs uit het verre Doesburg kwam een huldeblijk in den vorm van een gouden snuifdoos, geschonken door het Departement van het Nut in die plaats. Het zal toen trouwens ook in ons land gewaardeerd zijn, dat de bevolking van Zeeuwsch-Vlaanderen zoo ondubbelzinnig toonde zich tot de Noord-Nederlanders te rekenen. Het heeft niet ontbroken aan pogingen haar tot aansluiting bij de opstandelingen te bewegen. Er werden adressen aan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geboden, en het verzoek ter teekening ging soms van dreigementen gepaard. De Pontecoulant sprak de bewoners in een proclamatie broederlijk toe als: ‘Belgen als wij’. Maar het werkte niets uit. De burgerij heeft dapper meegevochten bij Oostburg en bij verschillende andere kleine gevechten, en toen de Belgen weg waren, heeft ze door het dragen van oranje, het uitsteken van de Nederlandsche vlag, en het met veel vertoon vieren van de verjaardagen der leden van het Oranjehuis duidelijk uiting gegeven aan haar stemming. De komst, half November, van den districtscommissaris Van Raden, die de wettige regeering weer zou herstellen, gaf overal aanleiding tot een ontvangst, die aan de inhaling van een vorstelijk persoon deed denken. In Axel bijv. wachtte hem de schutterij met muziek en een eerewacht van 75 boeren op, en werd dit feest voltooid met een diner, vuurwerk en illuminatie. Elders was het feestprogramma kleiner, maar overal was feest.
Het was toen echter al duidelijk geworden, dat de definitieve beslissìng zou vallen in Londen, waar 4 Nov. de conferentie was bijeengekomen van de gevolmachtigden van Oostenrijk, Frankrijk, Groot Brittanië, Pruisen en Rusland. En ook: dat men daar de aanspraak van de Belgen op Zeeuwsch-Vlaanderen niet erkende. Reeds in de eerste bijeenkomst dier conferentie, werd aan de beide partijen voorgesteld de vijandelijkheden geheel te staken en de troepen terug te trekken achter de grenslijn, ‘die ten tijde van het verdrag van Parijs van 31 Mei 1814 de bezittingen van den souvereinen Vorst der Vereenigde Provinciën scheidde van die welke aan zijn gebied zijn toegevoegd.’ Dadelijk begonnen toen de Belgen een hardnekkige poging om langs diplomatieken weg te verkrijgen, wat ze door geweld of door verwekking van opstand niet hadden kunnen verwerven. Vermoedelijk staat het terugtrekkingsbevel van generaal Duvivier daarmee in verband. In het antwoord dat de voorloopige Belgische regeering 10 November naar de Londensche conferentie zond, werd speciaal in het licht gesteld, dat zij onder de lijn, waarachter de troepen zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zouden terug trekken, verstond: ‘de grenzen die overeenkomstig art. 2 van de Grondwet der Nederlanden (dus die van 1815) de Zuidelijke provincie van de Noordelijke scheidde, met inbegrip van den geheelen linker Schelde-oever.’ De Londensche Conferentie wilde daar niets van weten. Ze antwoordde dat de grenslijn volgens het Verdrag van Parijs van 31 Mei 1814, niet kon veranderd worden door een daad van later dagteekening. Maar ook de Belgen gaven geen kamp. Het oude argument werd weer opgehaald: dat 30 Mei 1814 Staats-Vlaanderen nog rechtens en feitelijk bij het Belgische gebied behoorde, daar het eerst bij de wet van 20 Juli van dat jaar bij Zeeland is gevoegd. En als nieuw motief voerden ze nog aan, dat den dag vóór de afkondiging van de eerste grondwet voor N.-Nederland (die van 29 Maart 1814) de souvereine vorst bewezen had Staats-Vlaanderen nog niet als deel van zijn rijk te beschouwen, door speciale maatregelen te nemen tegen den invoer van graan uit die landstreek in Nederland. Het antwoord der Londensche conferentie moet voor de Belgen geen prettige lectuur zijn geweest. Het was vervat in een 1 Dec. gedateerde note verbale van de heeren Cartwright en Bresson, de twee te Brussel vertoevende gedelegeerden der conferentie. Het hield den Belgen voor oogen, dat in de eerste maanden van 1814 België nog niet als afzonderlijke staat bestond. Holland daarentegen wel, welks souvereine vorst zich achtereenvolgens in het bezit stelde van alle streken die tot het gebied der oude republiek hadden behoord vóór 1795. Dat het voor sommige plaatsen ten gevolge van formaliteiten en militaire schikkingen geruimen tijd duurde vóór zij ontruimd werden, kon geen inbreuk maken op de oude rechten die door den Prins overgenomen werden. Bovendien is de afstand van Staats-Vlaanderen bij het Haagsche verdrag van 1795 aan de Fransche Republiek gedaan, en niet aan België, dat toen door Frankrijk was ingelijfd en niet voor eigen rekening kon handelen. Dat de souvereine vorst in de eerste maanden van 1814 niet dadelijk zijn rechten op Staats-Vlaanderen kon doen gelden, wordt verklaard door toestanden, onafhankelijk van zijn wil. Toch hebben de districten Sluis en Hulst, in weerwil van die belemmeringen van de eerste dagen van 1814 af, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pogingen gedaan zich onder hun oude jurisdictie te stellen en zich spontaan, als 't ware natuurlijk, van de departementen der Leye en de Schelde afgescheiden. De wet van 20 Juli 1814 beschikte dus slechts over een deel van de Hollandsche bezittingen suivant le bon plaisir van hem die er over te beschikken had. Het antwoord was afdoend. Er moest een ander motief gezocht worden. De 3den Januari noemde het Belgisch diplomatieke comité het onmogelijk voor België om een onafhankelijke staat te vormen, ‘zonder den onmiddellijken waarborg van de vrijheid der Schelde, het bezit van den linkeroever van dien stroom, van de provincie Limburg geheel, en van het Groot Hertogdom Luxemburg zonder de betrekkingen met de Duitsche confederatie.’ Van een aanspraak op Zeeuwsch-Vlaanderen wegens oude rechten was het dus nu een eisch rot gebiedsvergrooting geworden. Maar de Londensche conferentie, trouw aan de beginselen van de toen oppermachtige Heilige Alliantie, wilde van zoo'n recht tot verovering en vergrooting niets hooren. Een heftig gesteld protest van de Belgische Nationale vergadering van 1 Febr. waarin weer het recht van post-liminii en van afstand werd aangevoerd, had evenmin eenige uitwerking. De Londensche Conferentie ging kalm voort de grondslagen voor de scheiding vast te stellen zonder Zeeuwsch-Vlaanderen van Holland af te nemen, welke grondslagen 18 Febr. door Holland werd aangenomen. Maar België bleef mokken. De grootspraak van het protest van 1 Febr. verminderde echter. Een 31 Maart door eenige leden aan de Nationale Vergadering voorgelegd ‘besluit’ om aan den koning te doen weten dat, zoo hij niet binnen een maand zijn ‘aanmatiging’ op het bezit van den linker Scheldeoever, Limburg en Luxemburg opgaf, hij ‘door kracht van wapenen daartoe gedwongen zou worden’, - werd stilletjes weer opgeborgen: den 12den April ging de vergadering ten opzichte daarvan over tot de orde van den dag, zonder discussie. En toen in Mei lord Ponsonby aan de Belgische regeering nog eens goed duidelijk had gemaakt dat ‘geen duim Hollandsche grond aan België zou worden afgestaan’, en daarna 27 Juni door de Londensche Conferentie de bekende ‘achttien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
artikelen’ werden vastgesteld, waarin aan verschillende wenschen der Belgen werd tegemoet gekomen maar niet aan die betreffende Zeeuwsch-Vlaanderen, toen kwam ook Lebeau, de Belgische minister van buitenlandsche zaken, het Nationale Congres overtuigen, dat het beter deed niet vast te houden aan dat in drift geuite, op onjuiste gronden berustende protest van 1 Febr. En het eind was dat het Nationale Congres 9 Juli 1831 die achttien artikelen met 136 stemmen tegen 70 stemmen aanvaardde, en dus afzag van Zeeuwsch-Vlaanderen. Dat Nederland die artikelen niet aanvaardde en er op antwoordde door den tiendaagschen veldtocht, staat buiten het hier bedoelde onderwerp. Hoofdpunt voor deze bespreking is, dat door dat besluit van 9 Juli België zijn instemming betuigde met een regeling waarbij Zeeuwsch-Vlaanderen bij Nederland bleef. Het heeft ook verder niet op afstand aangedrongen. Wel opperde het den 26 Sept. 1831 nog het denkbeeld om de grenslijn zoo te trekken dat Sluis, Philippine en Sas van Gent aan België zouden komen in ruil voor evenwaardige gebieden elders, maar de Londensche Conferentie achtte ook dat in strijd met het beginsel dat Holland bij het eind der gemeenschap niet in een minder gunstigen staat zou zijn. En er werd toen niet verder op aangedrongen.
Maar al werd nu ook door de bevestiging van het Nederlandsch gezag over Zeeuwsch-Vlaanderen, de Wester-Schelde tot een Nederlandsche rivier, staande onder Nederlandsche souvereiniteit, toch heeft België ook voldoende waarborgen gekregen om geen belemmering te moeten duchten voor haar scheepvaart en visscherij. Sedert de 17e eeuw waren de denkbeelden geheel gewijzigd over het recht van een rivierstaat om de scheepvaart van zijn buren onmogelijk te maken. Die nieuwe begrippen hebben hun eerste, algemeen erkende formuleering gekregen in de artikels 108-117 van het Verdrag van Weenen van 1815: gezamenlijke regeling der scheepvaart door de Staten van dezelfde rivier; vrije vaart op de rivier van het punt waar zij bevaarbaar wordt tot aan de monding; eenvormige regeling der scheepvaartrechten; iedere Staat zorgt voor zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eigen werken in het bed der rivier; geen stapel of ankerrechten. Die regels zijn de grondslagen geworden voor de in 1831 gesloten Mainzer Conventie voor de Rijnvaart en van het Rijnscheepvaartverdrag van 1868. En ze werden ook toegepast op de Westerschelde. België verkreeg zelfs nog meer. In afwijking van de bepalingen van het Verdrag van Weenen werd voor de Wester-Schelde vastgesteld dat de bebakening en betonning onder gemeenschappelijk toezicht der beide landen zou staan, en dat de inwoners van beide landen het recht van visscherij op de Wester-Schelde zouden hebben op den voet van volkomen gelijkheid. Bij de langdurige onderhandelingen die speciaal over deze punten zijn gevoerd, heeft de Nederlandsche regeering ook gewezen op het verschil tusschen deze regeling en bijv. die der Rijnvaart. Er werd een schending van Nederland's souvereiniteit in gezien. Maar behalve dat de Londensche Conferentie uitdrukkelijk ontkende met die regeling te kennen te geven dat ‘België eenig recht van souvereiniteit, welk ook, over die wateren uitoefende’,Ga naar voetnoot1) betoogde zij bovendien dat dit verschil volkomen gerechtvaardigd was, daar Nederland zelf er belang bij heeft de vaart op den Rijn te ontwikkelen, en dat belang niet heeft op de Schelde. En voorts dat de vrijheid van visscherij gebillijkt werd door het feit dat de arme klasse der bevolking van Antwerpen reeds tal van jaren haar eenig bestaansmiddel in de visscherij op de Schelde had. Nederland heeft toegegeven, en in 1842 de overeenkomst met België gesloten die de grondslagen van het verdrag van 1839 uitwerkte; later nog gewijzigd door de overeenkomst tot afkoop van den Schelde-tol in 1863. Het heeft bij Kon. besluit van 9 Sept. 1843 (Stbl. no. 45) de visscherij voor onderdanen van beide landen geregeld. En het heeft ingevolge art. 8 van het verdrag van 1839 met België een overeenkomst getroffen inzake den waterafvoer van de achter Zeeuwsch-Vlaanderen gelegen Belgische landstreken. We meenen dat de rustige geschiedenis sedert 1839, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de reusachtige ontwikkeling van het havenbedrijf in Antwerpen en ook in Gent, het sterkst mogelijke bewijs leveren voor de eerlijkheid en trouw waarmee Nederland zijn verplichtingen jegens België is nagekomen. *** Hoe is nu de toestand, 75 jaar later? Er wordt wel eens een gezegde aangehaald van een Belg uit 1839: ‘Als wij Zeeuwsch-Vlaanderen niet bij verdrag krijgen kunnen, dan zullen wij het koopen’. En inderdaad: ze hèbben veel gekocht! Het Belgisch bezit in die streken is buitengewoon groot. Het is moeilijk juiste gegevens te verkrijgen van de oppervlakte van dat bezit. Men zou daarvoor op het kadaster al die eigendommen moeten samentellen, en zoolang voor iedere inzage in het kadaster een kwartje moet worden betaald, is dat werk alleen mogelijk door den Staat zelf. Maar er is toch wel een andere bron om gegevens te krijgen die althans eenig denkbeeld kunnen geven van den omvang van het Belgisch bezit. In 1884 is door ons Departement van Financiën uitgegeven een statistische ‘Opgave betreffende de verdeeling van het grondbezit in Nederland’, en in dat lijvige boek vindt men voor iedere gemeente opgegeven het aantal aangeslagenen in de kohieren der grondbelasting voor 1880, gerangschikt naar de gezamenlijke opbrengst van hun in die gemeenten gelegen eigendommen. De tabellen beginnen met een belastbare opbrengst beneden f 25, en loopen geleidelijk op van f 25-f 50, vanf 50-f 100, enz., tot een belastbare opbrengst van f 20.000. Wat deze tabellen voor ons doel dienstbaar maakt, is het feit dat ze de aangeslagenen rubriceert: wonende in de gemeente, wonende elders binnenslands, wonende buitenslands. Dat laatste slaat dus niet alleen op België, en inderdaad is er ook Fransch grondbezit in Zeeuwsch-Vlaanderen. Maar dat is toch niet overwegend. Opmerking verdient nog dat het aantal bezitters iets minder groot is dan dat der aangeslagenen, omdat sommige families eigendommen hebben in verschillende gemeenten. Uit dien cijfervloed hebben we voor de aanslagen ter zake | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van ongebouwde eigendommen (immers het gaat hier hoofdzakelijk om het bezit van landerijen) tabellen getrokken betreffende de gemeenten in Zeeuwsch-Vlaanderen, en dit leidde ons tot den uitslag: dat in Zeeuwsch-Vlaanderen Westelijk deel 710 aanslagen betroffen personen wonend buitenlands, en in Zeeuwsch-Vlaanderen Oostelijk deel 1210. Dit zijn cijfers van 1880. En daarna is er geen nieuwe statistiek van opgemaakt. Maar veel verschil is er na dien tijd niet in het Belgische grondbezit gekomen. Er zijn Belgen geweest, die met het oog op de zwaardere belasting zich van hun landbezit binnen onze grenzen ontdeden; maar niet veel, en er zijn ook nieuwe stukken aangekocht. De verdeeling van het grondbezit verandert niet spoedig van algemeen karakter. Voor zoover ik kon nagaan is de verhouding vrijwel gelijk gebleven. In een achterstaanden tabel heb ik echter nog een splitsing gemaakt. Het ligt voor de hand dat aan de grens tal van kleine stukjes grond gelegen zijn die aan Belgen toebehooren, zooals ook Hollanders aan de grens stukjes grond hebben in België. Maar dat is een toestand die overal langs de grens bestaat, en men moet dus die kleine aanslagen niet meetellen wil men een eenigszins zuiver beeld krijgen van het bijzondere van het Belgisch grondbezit in Zeeuwsch-Vlaanderen. Ik heb daarom - willekeurig, dat erken ik - als grenslijn aangenomen die tusschen de aanslagen beneden en boven de f 200 belastbare opbrengst. Ik heb hetzelfde gedaan ook voor de aanslagen betreffende eigenaars in Nederland (in de gemeenten en elders samen) en kwam toen tot de uitkomst dat van de aanslagen boven f 200 vielen:
Dat zijn cijfers die te denken geven. Zoo'n groot aandeel van het groot-grondbezit in buitenlandsche, en hier speciaal in Belgische handen, schept van zelf een buitengewonen toestand, vooral wanneer, zooals hier, onder die aanslagen zich zeer hooge bevinden tot een belastbare opbrengst van f 17.000 toe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is noodzakelijk dezen toestand wel in het oog te houden bij de beoordeeling van Belgische wenschen om Zeeuwsch-Vlaanderen binnen het Belgische grondgebied te trekken, en ook ter verklaring van de invloedrijke economische betrekkingen tusschen Zeeuwsch-Vlaanderen en België. De ligging van die landstreek zoo nabij groote bevolkingscentra als Gent, Antwerpen en Brugge maakt het vanzelf reeds begrijpelijk dat die een aantrekkingskracht uitoefenen. De gebrekkige communicatie-middelen met de rest van het land hebben den invloed van die kracht vergroot. Maar bovendien heeft het aanzienlijk Belgische grondbezit er aanleiding toe gegeven, dat Belgisch kapitaal zich beschikbaar stelde voor het aanleggen van spoor- en tramwegen, die alle leiden naar België. Wanneer het Nederlandsch kapitaal zich wat scheutiger had betoond, zou het misschien anders zijn geloopen. Maar het hield zich achteraf, en Zeeuwsch-Vlaanderen kreeg zijn spoor- en tramwegen dank zij de hulp der Belgen. Dat een Belgische Maatschappij Gent verbond met zijn voorhaven Neuzen, is eigenlijk vanzelf sprekend. Ook dat een andere Belgische lijn Neuzen over Hulst verbond met Mechelen. Maar met de tramwegen, die voornamelijk doelden op het vervoer der landbouwproducten is het even zoo gegaan. In het Westelijk deel verraadt de naam van de Stoomtram-Maatschappij Breskens-Maldeghem reeds, dat het de bedoeling dier lijn is daar bij Maldeghem, een aanknoopingspunt te vinden met het Belgische spoorwegnet. Hetzelfde geldt voor het lijntje IJzendijke-Belgische grens, dat over Watervliet naar Eecloo leidt. Het is vooral het enorme suikerbietenvervoer naar de Belgische suikerfabrieken, dat het aanleggen dier lijnen verklaart. Nog duidelijker is dat in het Oostelijk deel gebleken. De vijftien jaar geleden geopperde doortrekking van de lijn Walsoorden-Hulst naar Selzaete had tot doel den aanvoer van bieten naar de daar bestaande Belgische suikerfabrieken te verzekeren. Dat het plan niet tot uitvoer kwam lag voornamelijk aan de weigering der Nederlandsche regeering om een lijn te subsidieeren die het Nederlandsche Sas van Gent opzij liet liggen, om het Belgische Selzaete tot eindpunt te maken. Toen een jaar of drie geleden dit plan vereenigd werd met het groote Zeeuwsch-Vlaamsche stoomtramplan, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat ook het IJzendijksche lijntje opnam, de beide deelen van Zuid-Vlaanderen verbond, en een heel net ontwierp in het Oostelijk deel, toen is er door de regeering ook voor gewaakt, dat de belangen van Sas van Gent niet vergeten werden. Immers ook daar zijn suikerfabrieken, o.a. de bekende coöperatieve. Toch zou ook dat plan der Zeeuwsch-Vlaamsche tram niet tot stand gekomen zijn, indien niet eenige bekende Belgische kapitalisten het nog ontbrekend kapitaal hadden gestort, zij 't ook dat later weer een groot deel daarvan in Nederland is geplaatst. Bij die landbouwbelangen kwamen de industrieele. De oevers van het kanaal van Neuzen zijn daarvoor als aangewezen. De ruïnes van de staalfabriek bij Neuzen zijn een bewijs, dat een goed denkbeeld kan worden uitgewerkt tot een reusachtigen zwendel. Maar de sedert 1913 te Sluiskil in werking zijnde cokesfabriek - Belgisch van oorsprong en ook Belgisch wat de bestemming van zijn productie betreft - is een bewijs dat het ook goed kan. En de, wij zouden willen zeggen, verrassende industrie in Sas van Gent, wordt ook al weer verklaard als men vlak aan de andere zijde der grens het industriegebied van Selzaete ziet. Over de Gentsche belangen in de haven van Neuzen behoef ik wel niet uit te weiden, evenmin als over de voornamelijk op afzet in België berustende belangen van den mosselhandel van Philippine. Economisch - het is niet te ontkennen - is er een sterke Belgische invloed merkbaar in Zeeuwsch-Vlaanderen, al geloof ik dat er een schromelijke overdrijving is in de wel eens gehoorde bewering dat Breskens en Neuzen groote steden zouden zijn, wanneer Zeeuwsch-Vlaanderen bij België behoorde.
Want tòch, in weerwil van dien Belgischen economischen invloed, en in weerwil ook van de moeilijkheden die de breede Wester-Schelde oplevert voor de betrekkingen met Nederland, is, merkwaardig genoeg, Zeeuwsch-Vlaanderen in een veelomvattende handelsbetrekking met Nederland blijven staan, en is - wat nog veel merkwaardiger mag worden genoemd - de bevolking volkomen Nederlandsch gebleven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in haar neigingen. Vooral dat laatste mag niet vergeten worden. Wat den handel met Nederland betreft zal ik niet te veel in bijzonderheden treden, maar mij bepalen tot de hoofdfeiten. 't Is waar dat er veel bieten naar de Belgische fabrieken gaan. Maar er gaan er misschien nog meer naar de Hollandsche, ten eerste naar die te Sas van Gent, maar dan ook naar die in N.-Brabant. Bij millioenen kilo's worden ze over de Schelde daarheen verscheept. De gerst gaat voor drie kwart naar de brouwerijen in België, het vlas en een groot deel der aardappelen gaat ook over de grens. Maar alle tarwe gaat naar Holland, de erwten en boonen idem, de haver (voorzoover ze in de grensgemeenten niet op 't veld wordt verkocht, daar op stroohaver geen invoerrecht valt) idem, koolzaad idem. En als ge zoo eens navraagt bij handelaars en zakenmenschen in Middelburg en Vlissingen, dan zult ge wellicht verbaasd staan over den omvang van de belangen die zij in Zeeuwsch-Vlaanderen hebben, en over de beteekenis van hetgeen daar van uit Nederland betrokken wordt, hoewel men zou kunnen verwachten dat Gent, Brugge en Antwerpen alles naar zich toe zouden zuigen. De invoerrechten aan de grens spelen daarbij natuurlijk ook een rol, maar die is bij ons laag tarief toch zeker niet overwegend. Neen, niettegenstaande het Belgisch grondbezit en de Belgische belangen, is Zeeuwsch-Vlaanderen economisch nog lang niet ‘verbelst’. En geestelijk nog véél minder! Dat is wel een van de dingen die het stevigst aldoor in de aandacht moeten worden gehouden, wanneer men spreekt over de mogelijkheid dat ooit Zeeuwsch-Vlaanderen van Nederland zou worden afgescheiden. De bevolking van Zeeuwsch-Vlaanderen is Nederlandsch. Wie er regelrecht uit Holland komt, voelt zich misschien in een andere omgeving, zooals hij dat ook voelt wanneer hij in Brabant komt. Maar wie dan nog verder gaat, en òver de grens terecht komt, die voelt dadelijk dat België nòg anders is. Ja, in enkele grensgemeenten, zooals in Koewacht en Clinge, waarvan de bebouwde kom gedeeltelijk in België, gedeeltelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in Nederland ligt, daar heerschen toestanden die weinig van de Belgische verschillen. Maar overigens ìs er uiterlijk al een verschil door den aard der boerderijen. En nog meer in de menschen. Het meest uitgesproken eigen, Nederlandsch karakter vindt men in de deelen die vroeger afzonderlijke eilanden of schiereilanden waren ('t land van Cadzand, 't land van Axel), kenbaar ook door het overwegend Protestantsche der bevolking. Hier achter vindt men een tabel van de bevolking verdeeld naar haar geloof. Het opmerkelijkst daarvan is wel dat tal van gemeenten zulk een sterk uitgesproken geloofstype hebben. In het Oostelijk deel vindt men eenerzijds Zaamslag met 97 pct. Protestanten, Hoek met bijna 98 pct, en anderzijds gemeenten als Clinge, Grauw, St. Jansteen enz. met 98 en 99 pct. Katholieken. In het Westelijk deel hetzelfde, althans wat gemeenten met overheerschend Protestantsche bevolking betreft, zooals Zuidzande, Nieuwvliet en Cadzand die 99 en 98 pct. Protestanten tellen, en daarentegen weer Eede (aan de grens) met 98 pct. Katholieken. Langzamerhand is in de loop der jaren in verschillende grensgemeenten, vooral in het W. deel, die overwegend Protestantsch waren, de Katholieke bevolking aldaar toegenomen door toevloed uit België, 't zij door arbeiders, 't zij door pachters op de Belgische landerijen. Sluis en Aardenburg waren vroeger overwegend Protestant. Maar nu niet meer. Wie echter de conclusie zou trekken dat de katholieken niet-Nederlanders zijn, zou zich deerlijk vergissen. Inplaats dat de Nederlandsche bevolking door den Belgischen toevloed zelf ook Belgisch wordt, gebeurt het omgekeerde: de Belgen die er zich vestigen worden meer en meer Nederlandsch. Dat is natuurlijk niet zonder uitzonderingen; er zijn ook Belgen die nog volbloed Belgen bleven, vooral in de grens-gemeenten. Maar in 't algemeen is toch alom dit te constateeren: ten eerste dat de Protestantsche bevolking zoo veel van de Belgen verschilt, dat zij in 't geheel geen neiging tot aansluiting heeft; ten tweede dat de Nederlandsche katholieken al evenmin op België gesteld zijn; en ten derde dat de zich daar gevestigd hebbende Belgische katholieken op den duur meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met Nederlandsche toestanden op hebben dan met de BelgischeGa naar voetnoot1). Er zou naar aanleiding van dat verschijnsel een breedvoerige beschouwing zijn te leveren over de oppermacht van geestelijke factoren over materieele belangen, in strijd met de materialistische geschiedbeschouwing. Want een van de invloedrijkste oorzaken van dit verschijnsel is te zoeken bij het hooger peil van het onderwijs aan deze zijde van de grens, vergeleken bij dat in België. Het is ook een feit, dat de bevolking van Zeeuwsch-Vlaanderen zich in zeden en gewoonten de meerdere acht boven de Belgen. Ik laat daar in hoever dat gevoel gerechtigd is. Ik constateer alleen dat het bestaat. Maar dat onderwijs-verschil is niet te ontkennen, en vooral menschen die als deze grensbewoners zoo vaak met Belgen in aanraking komen, en België uit persoonlijk bezoek van nabij leeren kennen, weten dat verschil te waardeeren. Dat de Protestantsche bevolking niets moet hebben van het Belgische onderwijs met zijn grooten invloed van de katholieke geestelijkheid, ligt voor de hand. Maar ook de katholieken in Zeeuwsch-Vlaanderen zien een verschil. Vroeger gebeurde het vaak, dat katholieken uit Zeeuwsch-Vlaanderen hun kinderen ter opleiding stuurden naar katholieke instituten in België. Dat is sterk veranderd, dank zij niet het minst den aandrang van de pastoors en kapelaans (allen Nederlanders, wel te verstaan!), die met die gewoonte wisten te doen breken, zoodat nu tal van kinderen naar de katholieke instituten in N. Brabant gaan, waarvan het peil van het onderwijs algemeen hooger wordt geschat dan van de Belgische instituten. Er zijn ook nog andere dingen in de openbare zaken te noemen, die wij Nederlanders bij ons beter vinden dan in België. Maar laten we daar niet te veel op roemen wanneer we over Zeeuwsch-Vlaanderen spreken! Het is te hopen dat de aandacht die nu weer aan die landstreek wordt gewijd, ook tengevolge zal hebben, dat er | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in ons land wat meer gelet wordt op hetgeen Zeeuwsch-Vlaanderen vraagt en behoeft. Op het oogenblik is het zoo gesteld dat de bevolking daar zich door Nederland verwaarloosd acht, al is er in de laatste jaren eenige verbetering merkbaar. Maar men is het daar toch nog niet vergeten dat het Rijk de havenkanalen van Biervliet, Aardenburg, Sluis, Hulst, Axel en Sas van Gent eenvoudig inpolderde, zonder in ruil voor de niet onaanzienlijke baten die daaruit in de schatkist kwamen, ook maar eenige hulp te geven ter verkrijging van andere verkeersmiddelen in plaats van den afgesneden waterweg. De vroegere havenstadjes werden geisoleerde landstadjesGa naar voetnoot1). Dat de door Nederland ingewilligde verbreeding van het kanaal Neuzen-Gent ten nadeele van de havenbelangen van Neuzen was, wekte een ontstemming, die nog aangroeide toen het zoo erg lang duurde vóór de Nederlandsche regeering ook overging tot de zoo hoog noodige verbetering van de haven van Neuzen. En als ik vermeld dat in 1913 Zeeuwsch-Vlaanderen zijn eerste middelbare school kreeg, nl. de H.B.S. te Neuzen, dan ligt daarin opgesloten dat de bewoners er tot dat jaar steeds groote onkosten voor over moesten hebben om hun kinderen meer dan alleen lager onderwijs te geven. Het is echter een afzonderlijke beschouwing waard op al die klachten in bijzonderheden in te gaan, en aan te toonen dat ze in veel opzichten gerechtvaardigd zijn. Dat is ook het doel van dit artikel niet. *** Mijn hoofddoel is geweest, zooals ik reeds in den aanvang zei: in het licht te stellen wàt Zeeuwsch-Vlaanderen voor ons is geweest en nog is, als een Nederlandsch gebied dat door veel sterker banden met het overig Nederland is verbonden dan velen wel weten; en als een grensstreek, die sedert eeuwen een factor van beteekenis was voor onze internationale positie. Ik meen te hebben aangetoond dat in de drie eeuwen, gedurende welke Zeeuwsch-Vlaanderen tot Nederland behoorde, wij telkens weer hebben moeten opkomen voor de rechten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die wij op Zeeuwsch-Vlaanderen hebben, en voor de belangen die dat bezit voor ons meebracht. Maar ook: dat wij er ons nooit over te beklagen hebben gehad, dat wij die rechten hebben gehandhaafd. Het is nog geheel onzeker, wie ten slotte onze Zuiderbuurman zal worden. Maar de kans is zeer groot, dat, wie dat ook moge zijn, de internationale regeling na den oorlog opnieuw ook Zeeuwsch-Vlaanderen zal beroeren. En hoè die kwestie zich dan ook moge voordoen; of het zal gaan om uitbreiding van het grondgebied van dien buurman terwille van zijn economische belangen; dan wel of het zal gaan om een aandrang tot afstand van dat deel van ons land terwille van zijn strategische positie, - het zal voor Nederland aldoor noodzakelijk zijn in het oog te houden, dat het land waar het dan om gaan zal, door historische banden uit een eeuwenlang verleden, door economische banden van het heden, en bovenal door de gezindheid der bevolking die Nederlandsch is en niet anders wil zijn, met ons land zóó vast is vergroeid, dat afscheuring een wond zou rijten die lang, heel lang een uiterst pijnlijke plek in ons volksbestaan zou wezen.
J.H. Deibel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 1.
|
Gemeenten. | Binnenlandswonende aangeslagenen. Belastbare opbrengst | Buitensl. wonende aangeslagenen. Belastbare opbrengst | ||
---|---|---|---|---|
Ben. f200 | Bov. f 200 | Ben. f 200 | Bov. f 200 | |
Aardenburg | 287 | 42 | 35 | 20 |
Biervliet | 330 | 49 | 21 | 30 |
Breskens | 239 | 11 | 4 | - |
Cadzand | 250 | 29 | 5 | 2 |
Eede | 192 | 12 | 109 | 18 |
Groede | 443 | 41 | 11 | 6 |
Hoofdplaat | 177 | 16 | 3 | 6 |
IJzendijke | 367 | 65 | 64 | 67 |
St. Kruis | 99 | 18 | 64 | 27 |
Nieuwvliet | 124 | 14 | 3 | 3 |
Oostburg | 385 | 33 | 10 | 17 |
Retranchement | 203 | 23 | 22 | 4 |
Schoondijke | 258 | 53 | 6 | 21 |
Sluis | 361 | 42 | 67 | 34 |
Waterlandkerkje | 123 | 23 | 6 | 9 |
Zuidzande | 224 | 48 | 7 | 9 |
_____ | _____ | _____ | _____ | _____ |
Totaal | 4062 | 519 | 437 | 273 |
Tezamen | 4581 | 710 |
B. In Zeeuwsch-Vlaanderen Oostelijk Deel.
Gemeente. | Binnenlandswonende aangeslagenen. Belastbare opbrengst | Buitensl. wonende aangeslagenen. Belastbare opbrengst | ||
---|---|---|---|---|
Ben. f 200 | Bov. f 200 | Ben. f 200 | Bov. f 200 | |
Axel | 403 | 172 | 16 | 39 |
Boschkapelle | 286 | 10 | 5 | 12 |
Clinge | 473 | 22 | 153 | 49 |
Graauw | 360 | 9 | 3 | 26 |
Hengstdijk | 171 | 14 | 10 | 19 |
Hoek | 326 | 33 | 12 | 6 |
Hontenisse | 855 | 44 | 16 | 11 |
Hulst | 231 | 7 | 11 | - |
St. Jansteen | 381 | 33 | 95 | 60 |
Koewacht | 387 | 22 | 85 | 40 |
Neuzen | 664 | 36 | 27 | 30 |
Ossenisse | 191 | 30 | 6 | 4 |
Overslag | 88 | 5 | 33 | 5 |
Philippine | 78 | 4 | 28 | 14 |
Sas v. Gent | 171 | 16 | 156 | 37 |
Stoppeldijk | 412 | 51 | 8 | 24 |
Westdorpe | 331 | 40 | 32 | 51 |
Zaamslag | 430 | 78 | 12 | 21 |
Zuiddorpe | 214 | 17 | 26 | 28 |
_____ | _____ | _____ | _____ | _____ |
Totaal | 6452 | 643 | 734 | 476 |
Tezamen | 7095 | 1210 |
Bijlage II.
De bevolking in Zeeuwsch-Vlaanderen.
(Verdeeld naar hare kerkelijke gezindheid, met weglating van de kleinere sekten, die slechts in enkele plaatsen een eigen gemeente hebben, zooals de Doopsgezinden in Aardenburg met 98 leden. De cijfers zijn ontleend aan de volkstelling van 1909).
A. Zeeuwsch-Vlaanderen Westelijk Deel:
Gemeenten. | Totaal. | N. Herv. | Geref. | R. Kath. | Perc. R.K. van 't tot. |
---|---|---|---|---|---|
Aardenburg | 2036 | 770 | 12 | 1625 | 54.76 |
Biervliet | 2287 | 1342 | 12 | 929 | 40.62 |
Breskens | 2198 | 1787 | 46 | 108 | 4.91 |
Cadzand | 1079 | 990 | 11 | 17 | 1.57 |
Eede | 1052 | 10 | 2 | 1038 | 98.67 |
Groede | 2284 | 1786 | 17 | 397 | 17.38 |
Hoofdplaat | 1371 | 287 | 34 | 1032 | 75.30 |
IJzendijke | 2653 | 745 | 55 | 1838 | 69.30 |
St. Kruis | 667 | 202 | - | 460 | 68.97 |
Nieuwvliet | 496 | 449 | 9 | 1 | 0.20 |
Oostburg | 2317 | 1441 | 125 | 695 | 30.- |
Retranchement | 721 | 614 | 7 | 70 | 9.70 |
Schoondijke | 1918 | 1426 | 105 | 377 | 19.66 |
Sluis | 2670 | 797 | 6 | 1828 | 68.45 |
Waterlandkerkje | 541 | 265 | 12 | 262 | 48.44 |
Zuidzande | 1060 | 965 | 34 | 2 | 0.18 |
_____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ |
Totaal | 25.350 | 13.876 | 487 | 10.679 | 40.21 |
B. Zeeuwsch-Vlaanderen Oostelijk Deel.
Gemeente. | Totaal. | N. Herv. | Geref. | R. Kath. | Perc. R.K. van 't tot. |
---|---|---|---|---|---|
Axel | 2946 | 2139 | 1535 | 927 | 18.74 |
Boschkapelle | 1215 | 45 | 14 | 1139 | 93.74 |
Clinge | 2685 | 17 | - | 2666 | 99.49 |
Graauw | 2154 | 56 | - | 2097 | 97.35 |
Hengstdijk | 635 | 19 | - | 614 | 96.71 |
Hoek | 2659 | 1847 | 501 | 78 | 2.93 |
Hontenisse | 5117 | 277 | 25 | 4701 | 93.83 |
Hulst | 3286 | 169 | 9 | 3099 | 94 30 |
St. Jansteen | 3011 | 14 | 11 | 2986 | 99.16 |
Koewacht | 2684 | 25 | - | 2558 | 98.99 |
Neuzen | 9329 | 5611 | 1093 | 1746 | 18.71 |
Ossenisse | 886 | 29 | 9 | 850 | 95.94 |
Overslag | 421 | 15 | - | 406 | 96.44 |
Philippine | 1134 | 63 | - | 1071 | 94.53 |
Sas van Gent | 2086 | 195 | 14 | 1962 | 89.26 |
Stoppeldijk | 1627 | 10 | 8 | 1607 | 98.77 |
Westdorpe | 1770 | 34 | 10 | 1716 | 96.96 |
Zaamslag | 3434 | 2045 | 1200 | 78 | 2.26 |
Zuiddorpe | 1080 | 3 | 9 | 1068 | 98.89 |
_____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ |
Totaal | 48159 | 12613 | 4438 | 31369 | 65.34 |
- voetnoot1)
- Volgens de vertaling in de Middelb. Crt. van 15 Sept. 1831.
- voetnoot1)
- Men zie de ingezonden stukken in de Middelburgsche courant van 20 Oct. 1818, van 8 Febr., 10 Febr. en 22 Febr. 1820.
- voetnoot1)
- Zie de Memorie bij het schrijven der Conferentie van 4 Januari 1832.
- voetnoot1)
- Over de stemming der bevolking in Zeeuwsch-Vlaanderen werd door dr. Chr. F. Haje een op persoonlijk onderzoek berustend oordeel van gelijken geest geschreven in de (oude) Amsterdammer van 16, 23 en 30 Mei van dit jaar.
- voetnoot1)
- Behalve dan Sas van Gent dat aan het op kosten van België verbeterde kanaal naar Neuzen bleef liggen. Alleen Philippine kreeg een kanaaltje op Nederlandsche kosten.