| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht.
27 Juni 1915.
De val van Lemberg en de geheele loop der oorlogsgebeurtenissen van deze maand in Galicië doen voorzien dat eerlang de Russen niet alleen het geheele Oostenrijksche gebied zullen moeten ontruimen, maar zelfs in Polen het zoolang door hen ingenomen front niet geheel zullen kunnen handhaven. Tevens heeft deze maand geleerd, 1o. dat de Entente onmachtig is het Westelijke front te doorbreken zelfs op het oogenblik waarop (naar men aannemen moet) Duitschland zeer groote strijdkrachten in het Oosten heeft samengetrokken; 2o. dat van een spoedigen opmarsch der Italianen naar Weenen, of zelfs maar naar Triëst, of zelfs maar naar Trente, geen sprake schijnt te zullen zijn; 3o. dat vier à vijf weken na het partij-kiezen van Italië de Balkanstaten nog niet in beweging zijn gekomen en dus Konstantinopel alleen van de zijde der Dardanellen wordt bedreigd, waar de troepen der Entente geen de minste vorderingen maken. Blijft in Juli de toestand èn op het Westelijke èn op het Zuidelijke front èn aan de Dardanellen dezelfde, en slagen onderwijl Duitschland en Oostenrijk er in de Russen nog nieuwe ernstige verliezen aan gebied en manschappen toe te brengen, dan moet het oogenblik aanbreken waarop deze laatste mogendheden zich de vraag voorleggen of zij zich niet zonder schade uit den oorlog terug kunnen trekken. Of de Entente hun dit zal toelaten zal geheel afhangen van de voorwaarden, welke Duitschland en Oostenrijk stellen.
| |
| |
Nemen wij aan dat binnen eenige weken Galicië geheel van vijanden zal gezuiverd zijn, waarvoor vechten de centralen dan nog? Eenigen tijd nog wellicht, om een zoo groot mogelijk stuk van Polen in hun bezit te krijgen. Stel dat ook dit mocht gelukken, zal de inneming van Warschau dan niet een natuurlijk besluit der krijgsverrichtingen in het Oosten zijn? Zich diep in Rusland te wagen, de centralen zullen er zeer weinig lust toe gevoelen. De moeilijkheden der approviandeering van honderdduizenden in een landstreek waarheen eerst nog goede toevoerwegen zouden moeten worden aangelegd, en die zelve nu een jaar lang door millioenen Russen is kaalgegeten, zouden weldra onoverkomelijk zijn; - en hoe verder Rusland in, zoo bezwaarlijker zal het zijn het Westelijk en Zuidelijk front te hulp te snellen als het daar eens mocht gaan spannen. De goedgeslaagde verdediging naar twee fronten is ten zeerste afhankelijk geweest van de beschikking over een even uitgebreid als voortreffelijk beheerd spoorwegnet, dat de Duitschers echter begeeft zoodra zij hunne Oostelijke grens over zijn. Hoogstens zullen zij het kunnen missen in Polen omdat en zoodra dit weder van drie zijden ingeklemd ligt tusschen Duitsch-Oostenrijksch gebied, maar aan gene zijde van Polen begint een nieuwe wereld die geheel eigen eischen van oorlogvoering stelt; eischen waaraan een zoo gecompliceerd werktuig als de krijgsmacht der centralen is, niet beantwoordt. De Duitschers, wij weten het nu genoeg, overtreffen de Russen ver o.a. in hoeveelheid, deugdelijkheid en kaliber van het geschut, maar waarop zullen die monsterkanonnen in het leege ruim van Ruslands binnenland worden gericht en hoe zullen zij er worden voortbewogen?
Is dus een zekere mate van voordeel op de Russen behaald, dan wordt het wezenlijk de vraag of men, zonder gevaar, wel veel verder gaan kan. En wat het front in het Westen betreft, hoe schitterend dit ook door Duitschland nu al maanden lang verdedigd wordt, het is toch maar zeker dat het eene verdediging is en de mogelijkheid van doorbraak naar Calais, Parijs, Verdun of Belfort met de tot dusver beschikbare troepenmacht schijnt uitgesloten. En wie gelooft dat het de centralen gelukken zou die troepenmacht aanzienlijk te vermeerderen? Ook na een hun toegebrachte
| |
| |
nieuwe nederlaag zullen de Russen in het oog moeten worden gehouden; - bovendien, hoe langer de verbindingslijnen, hoe breeder uitgespreid de waaier, hoe meer troepen zullen in het Oosten worden vastgehouden, en ook de troepen die tegen Italië staan zullen zeker niet mogen worden verminderd.
En de restjes die nu nog uit het land zelf kunnen worden gehaald, zullen hoogstens voldoende zijn om de regelmatige verliezen aan het Westelijke front goed te maken; niet om dit te doorbreken nu men dit in zooveel maanden niet heeft vermocht.
De gevechten aan de Yser in het najaar van 1914, die om Ieperen in het voorjaar van 1915, maakten den indruk eene uiterste krachtsinspanning van den aanvaller te zijn; - die uiterste krachtsinspanning heeft niet tot het doel geleid. Zal dit doel nog kunnen worden bereikt nu zooveel duizenden van de beste soldaten zijn gevallen?
Van de Entente geldt hetzelfde. Vergeleken bij de eerste maand van alle (het verkeerd begrepen offensief naar eene zijde waar de beslissing niet lag; het te laat, in te zwakken getale en te slap verband oprukken naar België) is de Fransche oorlogvoering buitengemeen veel verbeterd, er worden eigenschappen bij ten toon gespreid van geduld en zelfbedwang, die de wereld ganschelijk niet geneigd was in die mate waarin er thans over blijkt te worden beschikt, aan de Franschen toe te kennen. Zij kunnen zich blijkbaar thans voortreffelijk handhaven; - maar zich te handhaven in eene positie die ondanks al nog zoo zeer nadeelig voor Frankrijk is, is waarlijk niet genoeg. Men moet toch aannemen dat Frankrijk niet pas nu, doch reeds sedert eenigen tijd over de geheele kracht die het met mogelijkheid te velde kan brengen, beschikt; en die kracht is onvoldoende gebleken om, zelfs met Engelsche hulp, de Duitschers het land uit te drijven. Ook Les Eparges en Atrecht maken den indruk geweldige krachtsinspanningen te zijn geweest; de enormiteit der Duitsche verliezen laat hieraan geen twijfel. En ondanks die verliezen, - welke zijn de blijvende gevolgen geweest van het Fransche offensief tusschen Maas en Moezel eenigen tijd geleden, van dat in de buurt van Atrecht van nu onlangs? Kilometerwerk, waar myriameters nog niet zouden helpen.
| |
| |
Men schrijft Joffre de taktiek toe, twee Duitschers te doen vallen tegen één Franschman. Wordt zij inderdaad toegepast, dan is daarmede bewezen dat de Fransche generalissimus overtuigd is het terugdrijven der Duitschers naar hunne eigen grenzen (om van den Rijn niet eens te spreken) gelijkwaardig te moeten achten aan den zelfmoord van het Fransche leger. Alleen door honderdduizend man en meer te wagen, waar er nu misschien twintig- of dertigduizend zijn gewaagd, zouden wellicht op zekere oogenblikken resultaten zijn te bereiken geweest van meer beteekenis dan die bij Les Eparges, Carency of Souchez. Rijssel zou misschien honderdduizend man kosten, Maubeuge honderdduizend, Saint-Mihiel half zooveel. Op dien voet zou vermoedelijk de mannelijke bevolking van Frankrijk van dienstplichtigen leeftijd uitgemoord zijn, eer men aan den Rijn stond, of zelfs maar voor Luik. Geen natie houdt dat uit: de Duitsche niet, getuige hun opgaven indertijd van de ondernemingen tegen Calais en tegen Ieperen; - maar de Fransche zeker niet. Of na den moord het geboortecijfer stijgen zou in verhouding tot de geleden verliezen? Er zijn zekere proeven die Frankrijk nimmer zal durven wagen.
Trouwens, het kunnen overwinnen in bepaalde mate is tegenwoordig geen kwestie meer van aantal menschenlevens dat er aan gewaagd wordt alleen, ook van hoeveelheid munitie die er toe beschikbaar kan worden gesteld. In deze richting zijn de eischen thans gestegen tot het ongelooflijke. Infanterie-aanvallen op de stellingen zooals die thans aan weerszijden zijn ingericht, blijven volstrekt zonder uitzicht wanneer de vijandelijke loopgraaf niet door ondermijning en granatenregen vooral in den meest letterlijken zin onhoudbaar wordt gemaakt. Men neemt eigenlijk alleen nog maar loopgraven in bezit die reeds door den vijand ontruimd zijn, omdat langer verblijf daarin hetzelfde ware geweest als wisse dood. Een dergelijk resultaat te bereiken kost hoeveelheden munitie waarvan men zich vóór dezen oorlog geen voorstelling heeft gemaakt. Ondanks alle pogingen van Lloyd George zal de aanmaak binnen zekere grenzen beperkt moeten blijven, grenzen die in den tegenwoordigen oorlog, althans op het Westelijke front, tegelijk die zijn der met mogelijkheid te verwachten frontverschuivingen.
| |
| |
Op welke voorwaarden zal Duitschland, als het met de Russen gereed is, vrede kunnen maken?
Het zal zeker zijn eigen verdedigende positie tegen Rusland, en die van zijn bondgenoot tegen dezelfde mogendheid, willen versterken. Doch inlijving van een eenigermate groot stuk Poolsch gebied is zeker voor Duitschland niet wenschelijk; de herschepping van een van Duitschland afgescheiden Polen verre verkieslijk. Het is haast ondenkbaar dat de eischen niet in deze richting zouden gaan. Duitschland heeft reeds een belangrijk gedeelte van Polen bezet en zal vermoedelijk nog meer kunnen bezetten, misschien de hoofdstad van het land innemen. Toen de oorlog begon heeft Rusland aan de Polen een heerlijke toekomst voorgespiegeld, op papier. Het is daarmede te laat geweest. Het heeft getoond geen eerlijk en verstandig regent te zijn van kleinere Slavische nationaliteiten; - als maar een klein gedeelte van de berichten die thans uit en over Lemberg tot ons komen waarheid bevat, heeft Rusland zich, op een oogenblik dat al zijn belang het aansporen moest zulks niet te doen, aan de Roetheensche nationaliteit op het schandelijkst vergrepen. Ook de Duitsche regeering heeft in dit opzicht vrij wat op haar kerfstok, en de Duitsche misvattingen in en omtrent Polen (in het gedeelte van oud-Polen dat Pruisisch geworden was) hebben altijd zeer de aandacht der wereld getrokken, 1o. omdat Duitschland zooveel dichter bij ligt, ieder zijn taal en zijn couranten leest en het dus gemakkelijk op de vingers ziet; 2o. omdat de wereld nu eenmaal aan het land van Goethe en Kant in moreel en intellectueel opzicht andere eischen stelt dan aan het (weinig gekende) land dat de doorsnee-westerling nog altijd het best gekarakteriseerd acht door den knoet; en de Duitschers geven met hun ‘Kultur’-leus tot het zeer vrijmoedig stellen van zulke eischen waarlijk alle aanleiding. Maar hoewel de meesten onzer omtrent de venijnige domheden der Hakatisten dus allicht meer bijzonderheden zullen weten dan omtrent het Russisch bewind in Polen,
dit is zeker dat de uitkomsten van dit laatste uit nationaal-Poolsch oogpunt nog jammerlijker zijn dan die van het bewind der Pruisische regeering. De geestelijke slavernij is in Russisch-Polen vooral niet minder,
| |
| |
en de stoffelijke welvaart daar komt bij die in Posen en Silezië niet in vergelijking. Het minst harde lot hebben de Polen gehad onder Oostenrijksch gezag, maar een uitrekken van Oostenrijk tot aan de Njemen is nóch voor dit rijk zelf nóch voor Duitschland aannemelijk. Vrijwel het geheele Poolsche volk binnen zijn grenzen te krijgen stelt Oostenrijk voor vraagstukken van binnenlandsche staatkunde waarbij de moeilijkheden van het bestuur van Galicië in het niet verzinken. Bovendien zou Oostenrijk beginnen moeten alle slagen van Rusland op te vangen op een uit het centrum zijner monarchie lastig te beheerschen grens, die eigenlijk Duitsche grens zou zijn bij feite, zoo dan niet bij name. De werkelijke verbetering van de staatkundige gesteldheid in dien hoek is de herschepping van een zelfstandig Polen. Zal Rusland zwaar genoeg geslagen worden om in het verlies van Polen te berusten? Zoo ja, dan meene Duitschland niet dat het zonder gevaar zich zijn houding tegenover dit Polen, en nog veel minder die tegenover zijn eigen Poolsche onderdanen (zoover het die op den duur met voordeel behouden kan), zal kunnen laten voorschrijven door de Hakatisten en hunne geestverwanten.
En nu de Entente? Zij zal geen voet van Frankrijks grondgebied willen afstaan en evenmin van dat van België. Hoe zal zij (in de onderstelling dat zij de Duitschers niet met de wapenen uit Frankrijk en België verdrijven kan) haar vijand tot de ontruiming kunnen overhalen? Alleen door concessiën te doen op het gebied van zeerecht en koloniën. Kiaotsjou is natuurlijk verloren voor goed, maar de rest van zijn koloniaal gebied zal Duitschland terug verlangen, en zeker wel het een en ander daarenboven. En aan de in Engeland zelf geredigeerde Declaratie van Londen zal de City moeten gelooven nu of later; in 's hemels naam, moge het zijn nu!
Zijn voordeelen in de hier aangeduide richting voor Duitschland niet veel begeerlijker dan de inlijving van niet door Duitschers bewoond grondgebied in West-Europa? Het is ons bekend dat veel gezaghebbende Duitschers die vraag nog altijd toestemmend beantwoorden. Nog altijd, zeggen wij; wat gaan er niet een stemmen op in tegenovergestelden zin; - niet in zooverre dat koloniën en zeerecht
| |
| |
als waardeloos worden beschouwd, maar dat men verzekert België te moeten behouden bovendien! In de laatste vergadering van den Rijksdag (29 Mei) spreken de conservatief Westarp en de nationaal-liberaal Scheffer in dezen geest; zelfs de koning van Beieren zinspeelde er op (7 Juni) in bewoordingen die Bethmann blijkbaar onvoorzichtig heeft gevonden en zoo goed het ging heeft doen weg-interpreteeren. De sociaal-democraten lieten in de genoemde Rijksdagszitting een ander geluid hooren dat thans nog veel onbeschroomder uit de Vorwärts klinkt die wegens het verraden van ‘oorlogsmoeheid’ zelf is verboden. ‘Wij teekenen opnieuw en ten scherpste protest aan tegen alle inlijving van vreemde landstreken en overweldiging van andere volken.... Wij dringen er bij de regeering op aan haar bereidwilligheid te toonen om in onderhandeling te treden ten einde de bloedige worsteling te besluiten.’ Aldus de Vorwärts van 23 Juni. Het verbod van het blad vestigt op deze uiting dubbel den aandacht van vriend en van vijand. Wanneer de Entente redelijk wil zijn zal zij in Duitschland talrijke elementen bereid tot samenwerking vinden.
Van den Elzas zal voor Duitschland geen sprake kunnen zijn, tenzij het zich op zeer voordeelige voorwaarden (die alleen in den afstand van koloniaal gebied kunnen bestaan), wat grensdorpen mocht willen laten afkoopen. De Elzas als geheel heeft gedurende dezen oorlog niet getoond naar Frankrijk terug te verlangen. Wat natuurlijk niet zeggen wil, dat men er tevreden is met het Duitsche bewind zooals dat sedert 1870 is uitgeoefend. Mij dunkt dat na de ervaringen van dezen oorlog Duitschland de Elzassers een ruim vertrouwen kan betoonen. De Elzas zal er bij winnen, en Duitschland zelf niet minder.
Wat van Bryan te zeggen? Zijn heengaan werd bekend vóór Wilson's nota, en men geloofde zijn oogen niet toen deze zóó vredelievend bleek als zij inderdaad is. Een aankondiging van oorlog in geval van onvoldoende beantwoording is er in de verste verte niet uit te halen; Duitschland blijkt er die ook volstrekt niet uit te lezen. Hoe kan Bryan eenig succes hebben verwacht van een voorslag de zaak te behandelen volgens het schema van zijn Peace Plan?
| |
| |
Heeft Duitschland dat plan dan soms aanvaard toen er nog geen onweer aan de lucht was? Of moet men er dezen uitleg aangeven dat Bryan, in ruil voor waarborging van het leven van Amerikaansche onderdanen, tot eenige tegemoetkoming bereid is geweest in zake den munitie-uitvoer? De zaak is niet opgehelderd. Het lijkt wel of het tekort (naar zijn schatting) aan eer, door den President aan het Peace Plan bewezen, de voornaamste oorzaak is van zijn bruusk heengaan.
Venizelos heeft de verkiezingen gewonnen, maar op een oogenblik dat ook hij over de wenschelijkheid voor Griekenland om zonder verwijl aan den oorlog te gaan mededoen blijkbaar anders denkt dan te voren. De nederlaag van Rusland heeft op den geheelen Balkan een diepen indruk gemaakt. Ware Italië een twee, drie maanden eerder begonnen, Roemenië ware vermoedelijk medegegaan. Thans blijft het aarzelen, en Bulgarijë geeft evenmin zijn vrijheid van handelen prijs. Servië is volstrekt niet bereid Macedonië nu reeds te ontruimen; het heeft nog geen vergoeding daarvoor in handen, en of het die ooit krijgen zal zooals zij te Belgrado wordt verstaan, hangt nu niet meer van eene Triple, het hangt van eene Quadruple Entente af, waarvan een der leden zelf begeerige blikken op de Oostkust der Adriatische Zee heeft geworpen. Intusschen maken èn Servië èn Montenegro van de omstandigheid gebruik, dat Italië aan de Oostenrijksche grens veel krachtiger tegenstand ondervindt dan waarop het gerekend had, en dus al zijn troepen voor de krijgsverrichtingen op die grens noodig heeft. Servië tracht in Albanië het gezag te escamoteeren dat eenmaal aan den prins van Wied was opgedragen en waarvan na diens vertrek Essad zich meester had gemaakt, en de Montenegrijnen rukken op Skoetari af; en nòch Oostenrijk, nòch Italië, noch (voor het oogenblik) de andere Entente-mogendheden, kunnen er iets aan doen.
In Nederland wordt van zekere zijde sterk geklaagd over de oorlogszuchtige stemming die een gedeelte onzer pers zou verbreiden. Wordt met de zoo dringend en als op kommando herhaalde waarschuwing aan één bij ieder bekend
| |
| |
blad niet wat veel eer bewezen? Een oorlogszuchtige stemming bij een eenigszins belangrijk gedeelte van het Nederlandsche volk - ik geloof er rondweg gezegd niets van. De klacht klinkt mij hierom verdacht, wijl zij al te zichtbaar in de buurt gebracht is van het schrikbarend getal van 700,000 man, waarover, bij aanneming der ingediende Oefenwet, de minister van oorlog zou beschikken. Bij 's volks - helaas! - nog vrij algemeene onnoozelheid in militiezaken ontziet men zich niet schrikbeelden ten toon te hangen over wier ijselijkheid niemand die de wetsvoordracht zelve met nuchteren zin naleest - maar hoevelen zijn er dat? - zich met reden ontstellen kan. Een van tweeën: òf men heeft tot dusver in den ernst onzer regeering geloofd, wanneer zij betuigde de neutraliteit naar alle zijden met de meeste kracht te willen handhaven, òf men heeft het niet. Heeft men het niet, dan is het onverantwoordelijk geweest haar zooveel middelen in geld en manschappen toe te staan als waarover zij tot dusver reeds beschikt heeft. Bestond daarentegen het vertrouwen wèl, moet het haar dan nu eensklaps ontzegd worden, omdat zij naar een middel streeft om de door de mobilisatie zwaarst getroffenen naar huis te kunnen zenden zoodra zij ze door jongere mannen van voldoende geoefendheid kan vervangen; - jongere mannen die niet dan door een schreeuwend onrecht tot dusver van elken plicht ten aanzien der landsverdediging ontheven waren? Als der regeering iets kan worden te last gelegd, is het enkel dat zij een adres der twee-en-twintig heeft afgewacht om tot dit besluit te komen. Het behoort tot de zaken waarin eene regeering leiding heeft te geven, niet te ontvangen. Lieten grootte en gehalte van het beschikbare kader het invoeren van den thans voorgestelden maatregel in 1914 nog niet toe, die verhindering was reeds verdwenen eenigen tijd vóór de regeering met haar wetsvoorstel is gekomen. Zij had de mogelijkheid tot invoering
beter bij moeten blijven en zich niet in het geval moeten stellen daartoe te worden aangezet.
Doch de zaak ligt er toe. Beter althans dat zij dezen loop nam dan dat zij geheel ware achtergebleven. Thans is het aan ons volk zich ernstig af te vragen of het de versterking
| |
| |
onzer weermacht wil; of het, indien op goede gronden wordt aangetoond dat die weermacht voor deugdelijke versterking ook nu nog vatbaar is, door maatregelen die de draagkracht van ons volk in geenen deele te boven gaan en den plicht tot landsverdediging over onze gezonde jonge mannen meer gelijkelijk verdeelen, zulke maatregelen af mag wijzen; of het zich daartoe mag laten opzetten door de kleinburgerlijkste van onze partijen, op eene wijze die - de waardigheid van enkelen, die zakelijke argumenten op zakelijke wijze voordragen niet te na gesproken - in haar algemeenheid niet anders te kenschetsen is dan als een speculatie op 's volks slechtste eigenschappen.
Tot dusver heeft ons volk in den moeilijken tijd zich in alle opzichten treffelijk gedragen, maar als het zich om deze voordracht tegen de regeering laat ophitsen zal het dien lof niet meer verdienen. Aan de regeering is het thans, ons aller zaak ten krachtigste in de Kamer te verdedigen; het mag geen oogenblik twijfelachtig zijn dat zij er voor staat; - aan het gedeelte der volksvertegenwoordiging dat het vertrouwen in de regeering niet verloren heeft, naar dat vertrouwen te blijven handelen. Deze regeering zou zich naar een afgrond laten sleepen door den onbesuisden oorlogsdrang van voortaan te oefenen jonge mannen van dienstplichtigen leeftijd, waarvan een minimaal gedeelte tot dusver vrijwillig zich voor oefeningen aanmeldde waartoe zij door de wet niet werden genoodzaakt? Hun een geweer in de knuist te geven in plaats van een roeispaan zou een gevaar in zich sluiten voor onze onafhankelijkheid? In langen tijd niet is in zulk een ernstige zaak zulk een armzalig argument gebruikt, en voor de eer van ons volk is hartelijk te wenschen dat het geen verderen opgang make.
C.
|
|