De Gids. Jaargang 79
(1915)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 527]
| |
Buitenlandsch overzicht.27 Mei 1915.De maand Mei is zoo vol van gewichtige dingen als er sedert het begin van den winter nog geen geweest is; en nog gewichtiger gebeurtenissen kondigen zich aan. Eerst is te vermelden de groote overwinning der Duitsch-Oostenrijkers in Galicië. April had een Russischen inval in Hongarije verijdeld. Bewesten den Uszok-pas waren de Russen over den bergkam heen gekomen; maar zij durfden niet in de vlakte af te dalen omdat zij tegelijk in de eigenlijke Karpathen werden teruggedreven, en hun vijand dus evenzeer Lemberg bedreigde als zij Boedapest. Ondanks den val van Przemysl scheen de uitkomst te moeten zijn dat Russen en Duitsch-Oostenrijkers elkander in het bergland in het evenwicht bleven houden, evenals zij het reeds zoolang gedaan hadden in de Poolsche laagvlakte. Door een even plotseling als goed voorbereid offensief hebben de Duitschers evenwel den toestand op een groot gedeelte van het Oostelijke front geheel weten te veranderen. Men herinnert zich dat in West-Galicië, een eindweegs bewesten den Dukla-pas, het front zich noordwaarts richtte om langs de Dunajec de Weichsel te bereiken. Blijkbaar hebben de Duitschers, terwijl de Russen gedeeltelijk aan gene zijde van de bergen stonden (te Zboro en Stropko), kans gezien om bij Krakau versche troepen te verzamelen waarmede op het onverwachtst het front aan Dunajec en Bialla werd doorbroken; in zeer korten tijd was men gevorderd tot de Wisloka, en zoo de Russische troepen in de westelijke | |
[pagina 528]
| |
Beskiden eene insluiting wilden ontgaan moesten zij ijlings terug. De algeheele insluiting is inderdaad voorkomen, maar de verwarring aan de zijde der Russen is zóó groot geweest dat zij niet minder dan 200.000 man aan krijgsgevangenen verloren hebben. Het offensief van den vijand is eerst tot staan gebracht bij PrzemyslGa naar voetnoot1), en nu het Russische front in Galicië zoover achteruit moest worden gebracht viel ook dat in Zuid-Polen niet langer te handhaven. Kielce en omgeving is reeds weder voor de Russen verloren en Radom bedreigd; bezuiden de Weichsel wordt thans gevochten aan de San. Wellicht zal aan deze rivier de oorlog althans voor eenigen tijd tot staan komen; hoe de frontlijn er in Polen uit zal zien die zich bij dit nieuwe front in Galicië zal moeten aansluiten, valt nog niet te zeggen. De geheele gebeurtenis, het eerste groote feit uit den zomerveldtocht van 1915, is een groot succes voor de Duitschers geweest; zij bewijst tevens dat aan hun zijde Hindenburg niet de eenige gelukkige generaal is. Evenwel - de vernietiging der Russen beteekent ook deze gebeurtenis nog in geenen deele. Wegens de groote afstanden en gebrekkige transportmiddelen duurt het meest een geruimen tijd eer zij zich van een nederlaag door het aanvoeren van versche troepen kunnen herstellen; intusschen, die versterkingen dagen nu toch blijkbaar op, en de kracht van den Duitschen aanval is verminderd naarmate hij zich uit den trechter bij Gorlice over een gedurig wijder en minder van goede wegen doorsneden ruimte heeft moeten uitbreiden. Dat de kracht der Russen nog niet geheel gebroken is bewijzen ook de gebeurtenissen op de beide uiterste punten van het onmetelijke Oostelijke front. De nederlaag in West-Galicië zou een beslissend karakter hebben kunnen verkrijgen alleen dan wanneer ook van de eigenlijke Karpathen uit de Oostenrijkers (die daar niet over Duitsche hulp beschikken) waren opgedrongen naar Lemberg; de gezamelijke Russische troepen die in de vorige maand in Beskiden en Karpathen hebben gevochten zouden dan hun ondergang moeilijk zijn ontgaan. Doch door een kloeken, te juister tijd en met de vereischte | |
[pagina 529]
| |
sterkte ondernomen tegenaanval aan de Proeth hebben de Russen den Oostenrijkschen vijand genoodzaakt de positiën van April niet te verlaten, opdat niet de Boekowina nogmaals verloren zou gaan terwijl men zich in Oost-Galicië waagde. En in het uiterste Noorden is de marsch naar Koerland, door de Duitschers in April ondernomen, althans voorloopig gestuit. Men kan dus hoogstens zeggen dat, gelijk Hindenburg's overwinningen indertijd Duitschland van het gevaar van een inval hebben bevrijd, thans die van Mackensen hetzelfde gedaan heeft voor Hongarije; - en dat door een en ander de Russen niet onwaarschijnlijk dermate zijn verzwakt, dat zij in afzienbaren tijd niet meer tot een algemeenen aanval zullen kunnen overgaan. Wel schijnen zij nog sterk genoeg om aan omsingelende bewegingen (op de groote schaal ondernomen die hier alleen doel treffen kan) te ontkomen, en dus de Duitschers en Oostenrijkers te noodzaken tot blijvende beveiliging van hun oostelijke grenzen een zeer aanzienlijk, zoo niet het grootste deel van hun gezamenlijke strijdkrachten te reserveeren. Een resultaat waarvan het gewicht dubbel in het oog valt, nu bij de vijanden waartegen de centrale mogendheden zich elders te weer hebben te stellen zich een nieuwe gaat voegen.
Ook op het Westelijke front was het levendig in Mei, al heeft er geen voorval plaats gehad dat de overwinning van Mackensen in belang eenigszins nabij komt. Het gevaar van omvatting van het Engelsche front bezuiden leperen is geweken. De Duitschers zijn van bewesten het Yserkanaal geheel teruggeworpen; de overgangen bij Steenstrate en het Sas zijn in handen der Franschen terug. Verder naar het Zuiden hebben zoowel de Engelschen als de Franschen hun front verbeterd door het wegwerken van insnijdingen benoorden La Bassée en benoorden Atrecht. Ook elders is gevochten, in Champagne en bij de Maas; het offensief is meest aan de zijde der Franschen geweest, doch resultaten van eenig belang zijn daar niet bereikt. Zoo is het nu bijna Juni, en van een terugdrijven der Duitschers naar hunne grens is nog steeds het eerste begin niet te bespeuren. In Engeland wordt het publiek ongeduldig, en vraagt of de leiding van den oorlog | |
[pagina 530]
| |
bij Kitchener in goede handen berust. Dat ondanks de versterkingen, die men nu wel moet aannemen dat French gaandeweg ontvangen heeft, geen grooter vorderingen zijn gemaakt, wordt voor een deel toegeschreven aan een tekort in de productie van brisantgranaten, en over het geheel aan te geringe productie van artilleristische middelen. Het heet dat French reeds maanden geleden op dit euvel gewezen heeft, maar dat Kitchener zijn vermaningen in den wind heeft geslagen. Ten einde raad zou French daarop den militairen medewerker van de Times hebben ingelicht, waarop in een gedeelte der Engelsche pers tegen Kitchener een ware veldtocht is geopend. Tegelijk ging de eerste zeelord der admiraliteit, Lord Fisher, heen, daar hij niet langer wilde dienen onder Winston Churchill. De regeering heeft den storm willen bezweren door eene reconstructie van het kabinet, waarin nu de leiders der unionisten naast die der liberalen zitting hebben. Asquith blijft premier en Grey behoudt buitenlandsche zaken, maar Lord Lansdowne, Grey's voorganger, neemt zitting als minister zonder portefeuille, blijkbaar om Grey bij te staan; - Balfour is minister van marine geworden, Austen Chamberlain minister voor Indië, Bonar Law minister van koloniën, Lord Curzon grootzegelbewaarder. Kitchener behoudt oorlog maar krijgt Lloyd George naast zich als minister voor den aanmaak van munitie; als kanselier van de schatkist wordt hij opgevolgd door Mac Kenna. De leider der arbeiderspartij, Henderson, en de leider der Ulstermen, Sir Edward Carson, treden in het kabinet; de leider der Iersche nationalisten, John Redmond, heeft, ter wille van het dogma dat zijne partij verbiedt ooit aan eene Engelsche regeering deel te nemen, voor de aangeboden eer bedankt. Churchill wordt verbannen naar het onschuldig kanselierschap van het hertogdom Lancaster, maar Lord Fisher keert niet op zijn plaats aan de admiraliteit terug, daar hij tegen Balfour hetzelfde bezwaar heeft als tegen Churchill: dat beiden de actie der vloot tegen de Dardanellen hebben aangeraden, eer men over landingstroepen beschikte. Lord Haldane moest uittreden om eene plaats voor de groote verschuiving open te maken. De liberale partij heeft eerst heel zuur gekeken, maar op een woord van Asquith zich bij de zaak nederge- | |
[pagina 531]
| |
legd. De toekomst zal leeren of de hervorming enkel beteekent dat thans aan kritiek van unionistische zijde op het oorlogsbeleid de mond gesnoerd is, dan of het oorlogsbeleid zelve krachtiger zal worden. Van de talenten en de populariteit in arbeiderskringen van Lloyd George wordt verwacht, dat de productie van oorlogsmateriaal thans inderdaad een nieuwe vlucht zal nemen. De Engelsche werkman is tot dusver verschrikkelijk tegengevallen, niet door technische onbekwaamheid maar door zijn kras egoïsme, 't welk in den oorlog bovenal de gelegenheid ziet zich voor extradiensten extra te doen betalen, en niet schroomt om den haverklap met werkstaking te dreigen, op gevaar af dat de mannen aan het front daardoor aan vernietiging worden blootgesteld. Een ander Engelsch verschijnsel dat op het continent hoogst onsympathiek aandoet, is de plundering (onder oogluiking der politie) van de winkeltjes van Duitsche neringdoenden in de volkswijken der groote steden, na het geval met de Lusitania. Het eenig passend antwoord van het Engelsche volk ware dienstneming geweest; het is aan het front dat de Duitscher in de onmogelijkheid moet worden gesteld aanslagen als die tegen de Lusitania te herhalen, en niet in het Londensche East-end. Intusschen lijkt het er niet naar dat Kitchener de nu pas weer verlangde 300.000 man spoedig bijeen zal hebben. Zelfs de eindelijke invoering van den gedwongen dienstplicht zou Engeland nu niet meer in staat stellen in den landoorlog een dragelijk figuur te maken naast de Duitschers, Oostenrijkers, Russen en Franschen. Soldaten worden niet gemaakt op papier maar op het oefenterrein, en zij worden alleen geoefend door een goed en talrijk kader. Het heeft allen schijn of Engeland in dit opzicht aan het einde zijner middelen is gekomen. Wat het aan menschenmateriaal naar het front stuurde is blijkbaar wel van goed gehalte, maar het is en blijft veel te weinig.
Het torpedeeren der Lusitania is een toepassing van Duitschland's verklaring in zake den duikbootenoorlog; eene toepassing waaraan, naar Bernstorff's waarschuwing, ook dit bij de Amerikaansche milliardairs zoo populaire luxe-schip zou zijn onderworpen. Deze geheele duikbootenoorlog is een menschonteerende gruwel, maar de duikbootenoorlog is dat niet | |
[pagina 532]
| |
alleen. Men kan hem niet afzonderlijk veroordeelen alsof hij geheel op zichzelve stond. Hij is het logisch gevolg van andere maatregelen. Mag Duitschland niet klagen wanneer het door Engeland behandeld wordt als belegerde vesting, dan mag Engeland niet klagen wanneer de belegerden de munitietransporten der belegeraars trachten te onderscheppen, en het eenige middel dat Duitschland hiertoe overblijft is het gruwelijke middel van den duikbootenoorlog. Een torpedo is echter niet schandelijker dan een granaat. Beide vernielingswerktuigen treffen ook non-combattanten. Men is er aan gewoon dat dit bij het bombardement eener vesting geschiedt, maar non-combattanten aan boord van vijandelijke passagiersschepen te dooden was vóór dezen oorlog iets ongehoords. Vervoerden zulke schepen munitie, dan stonden zij aan aanhouding door oorlogsvaartuigen der tegenpartij bloot. De moderne techniek heeft nu echter een middel uitgedacht om munitietransporten op zee te vernietigen, waarvan ook zulke mogendheden zich kunnen bedienen die geen oorlogsvloot in den gewonen zin bezitten of wier oorlogsvloot het zeegat niet uit kan. Aanhouding is in dit geval onmogelijk; alleen vernietiging blijft over. Sedert Februari was duidelijk gebleken dat dit geen looze bedreiging, dat het volle waarheid was. Afgezien van rechtsoverwegingen die later aan de orde kunnen en zullen komen, had Engeland m.i. den plicht gehad de naakte werkelijkheid van het oogenblik te zien zooals zij is, en geen passagiers toe te laten op een schip dat tot munitievervoer werd gebruikt. En dat dit met de Lusitania het geval was is niet geloochend. De Engelsche couranten hebben vol gestaan met de verhooren van kapitein Turner; kolommen lang; - maar of hij munitie vervoerde is het eenige dat hem niet is gevraagd. Juist de groote snelheid van het schip maakte het voor de Engelsche regeering tot dit vervoer een zeer begeerlijk middel. Men heeft vertrouwd toch wel passagiers aan boord te kunnen nemen, in de onjuist gebleken verwachting dat een zoo snel schip altijd aan een duikbootenaanslag ontkomen zou. Doch om met tij te Liverpool te kunnen binnenvallen en het gevaarlijke stilliggen te ontgaan, heeft de Lusitania bezuiden Ierland vaart geminderd, en viel ten prooi aan de duikboot die haar niet behoefde na te zetten, immers op of | |
[pagina 533]
| |
liever onder haar gewonen vaarweg tot het werk der vernieling gereed lag. Ging het de krachten der Engelsche marine te boven, dien gewonen vaarweg van duikbooten te zuiveren? Menig Engelschman en Amerikaan zal het zich met pijnlijke verbazing hebben afgevraagd. Heeft men hier niet te doen met een buitengemeen sterk staal van dien eigenwaan, waarvoor Engeland in dezen oorlog reeds zóóveel boete betaald heeft?
Wat zou Wilson doen? hoe Amerika den moord wreken op een Vanderbilt en over de honderd minder roemruchtige Amerikanen? De opwinding was groot, maar de bezinning heeft spoedig haar rechten hernomen. Wat kan Amerika doen met zijn leger van 70.000 man en zijn twintig slagschepen (artikel waaraan de Entente geen gebrek heeft)? Nog angstiger dan naar het Oosten ziet Amerika naar het Westen, waar Japan China knevelt. De geringe middelen waarover het beschikt naar het Oosten uit te zenden, zou kunnen beteekenen dat in het Westen nog minder met Amerikaansche belangen zal worden gerekend dan nu reeds het geval is. De slagvloot moet gereserveerd worden voor mogelijk gebruik in de Stille Zuidzee. En zoo heeft alles zich bepaald tot de lange nota van 13 Mei, die door Duitschland minachtend schijnt te worden ter zijde gelegd. Zij is gesteld in een vriendelijk vermanenden toon waarnaar men daar niet meer luistert. Aan het slot alleen klinkt iets van een bedreiging door, maar er is tot dusver niet het minste teeken dat Amerika de daad op het woord zal laten volgen. Noch van inbeslagneming van Duitsch eigendom, noch van verbod van leveringen aan Duitschland schijnt eenige sprake. En intusschen brengt het ochtendblad van heden het bericht, dat na de Gulflight een tweede Amerikaansch schip door de Duitschers is getorpedeerd.
Op het schiereiland van Gallipoli zijn de geallieerden uiterst weinig opgeschoten, maar zij zijn niet verdreven, en als hun berichten maar voor een tiende gedeelte juist zijn, moeten ook de verliezen der Turken zwaar wezen. Zal Italië nu nog troepen zenden bovendien en zal de Balkan in beweging komen nu Italië partij gekozen heeft? | |
[pagina 534]
| |
De houding van Italië is niet van groote dubbelhartigheid vrij te pleiten; hoe zou het anders? De dubbelhartigheid dagteekent niet van Augustus 1914; zij lag in de positie zelve die Italië in het Drievoudig Verbond innam. Het is niet enkel kracht die de Entente in Italië wint: ook een element van zwakte. Tusschen de Italiaansche pretenties en die van de Zuid-Slaven is een groote strijd, en het moet nog blijken of en hoe die zal zijn bij te leggen. Italië gaat met zijn eischen aan de toekomst boven zijn macht. Meran en Bozen! Welk voordeel zal de wereld, welk Italië zelf er van hebben, zoo voor Italia irredenta een Austria irredenta in de plaats treedt? En de Slavische volken zullen nimmer genoegen nemen met de plaats die Italië hun aan de Adriatische Zee wil laten. Voor zoover die volken onder Oostenrijksch bestuur leven, beteekent de positie welke Italië hun in uitzicht stelt, een achteruitgang. Reeds vóór de oorlogsverklaring is een deputatie van Slaven uit Istrië, Dalmatië, Krain en Kroatië naar Parijs en Londen vertrokken om tegen de Italianen te waarschuwen. Een hunner sterkste argumenten is de verwijzing naar de Slovenen die in de Italiaansche provincie Udine leven (het zijn er 300,000, zeggen zij), en die waarlijk geen reden hebben zich met de behandeling, welke zij daar ondergaan, ingenomen te verklaren. Ook schijnt de weerslag der oorlogsverklaring onder de elementen die ‘bevrijd’ moeten worden, tot dusver bijster gering. De zaak is dat het Italiaansche instinct Oostenrijk zóózeer als den nationalen vijand beschouwt, dat men aan Oostenrijksche beloften, gedaan in een oogenblik van benauwdheid, geen waarde toekent. Bovendien, die concessiën betroffen bovenal het land van Trente, en het is Italië veel meer om Triëst en Pola en de Dalmatische eilanden te doen, om het militaire overwicht in de Adriatische Zee, en dit meent men alleen op het slagveld te zullen winnen. De gelegenheid nu, het slagveld te betreden onder zóó gunstige omstandigheden, meende men niet te mogen laten voorbijgaan. Het zal nu moeten blijken wat Italië als militaire mogendheid beduidt. Om Oostenrijk gevaarlijk te treffen moet een inval gedaan worden langs den weg dien Napoleon volgde vóór Leoben. Naar de Alpenzijde zal men zich licht | |
[pagina 535]
| |
tot verdediging moeten bepalen: Tirol is te sterk. Mislukt de groote inval van de provincie Udine uit, dan zal Oostenrijk niet ten onder worden gebracht; alleen verzwakt door de noodzaak, een belangrijk gedeelte zijner krijgsmacht tot de beveiliging zijner zuidelijke grens te moeten afzonderen. Het treft voor Oostenrijk gelukkig dat juist de Russische onderneming tegen Hongarije zoo krachtig is afgeslagen. Stonden de Russen voor Boedapest en vielen tegelijk de Italianen het rijk binnen, dan laat zich haast niet begrijpen hoe zelfs Duitschland den bondgenoot nog zou kunnen redden. Doch nu het zelfs twijfelachtig is of de Russen zich zullen kunnen handhaven aan de San, staat de zaak wezenlijk anders. Heeft Duitschland nog macht genoeg om hetzij Oostenrijk in staat te stellen zich met groote kracht op Italië te werpen, hetzij zelf op Italië af te gaan, dan behoort een bedreiging van Milaan of van Venetië geenszins tot de onmogelijkheden. Beide liggen gevaarlijk, tenzij Italië aanstonds en op alle punten overwint. Dit is zeker dat Oostenrijk-Hongarije geraakt is tot in zijn diepste zelfgevoel en zich tegen den verraderlijken bondgenoot van gisteren met grimmigheid te weer zal stellen. De tijden van Maria Theresia, heeft Tisza gezegd, keeren terug; ‘moriamur pro rege nostro’. Of de Italianen, tot op het laatste oogenblik toe weifelend en innerlijk verdeeld, den oorlog zullen vermogen te voeren in dezelfde niets ontziende beslotenheid, staat te betwijfelen.
Na de klacht der vorige maand behoort te dezer plaatse met nadruk te worden erkend, dat Duitschland in zake de Katwijk zich niet aan zijn verantwoordelijkheid heeft onttrokken. Het heeft zijn leedwezen betuigd en volledige schadeloosstelling toegezegd. Moge voortaan de Duitsche marine, ook in de bejegening onzer visschersvloot, steeds bij haar verstand blijven. Van tijd tot tijd blijkt, dat hieraan nog het een en ander ontbreekt.
Het adres-van Aalst wijst de Nederlandsche regeering, in bezadigde termen, op een ernstigen plicht. Tot oefening van de duizende jonge mannen die de wet van den dienstplicht in vredestijd vrij liet, wordt minder gedaan dan het leeken- | |
[pagina 536]
| |
verstand mogelijk acht. De minister van oorlog heeft niet aangetoond dat het leekenverstand in dit opzicht dwaalt; in het bijzonder niet, dat de onmogelijkheid bestaat tot uitbreiding onzer hoeveelheid oorlogstuig, ook nu nog. In de vergadering der Tweede Kamer die duidelijk uitsprak hoe krachtig zij hem steunen wilde, als hij tot verbetering maar eenige kans zag, trof hij niet den juisten toon.
Wat zal men doen met het voorstel tot instelling van een tijdelijk gezantschap bij den Heiligen Stoel? De omstandigheden zijn sedert de indiening wezenlijk veranderd. De gezanten der centrale mogendheden, ook die bij den Paus, hebben Rome moeten verlaten, en Italië wordt voor het oogenblik beheerscht door elementen die de ‘loi des garanties’, in woorden althans, nooit bijster gunstig gezind zijn gebleken. Of zij van woorden tot daden zullen overgaan is twijfelachtig; maar het is althans mogelijk. Hoe eene vredesactie van den Paus zich zal kunnen ontwikkelen, is thans minder duidelijk dan eenige weken geleden, en dus ook minder duidelijk, hoe Nederland die het best bevorderen zal. Het schijnt ondenkbaar dat tot de zaak thans zal kunnen worden besloten zonder dat deze omstandigheden ter sprake komen. Men kan dit verlangen in alle nuchterheid, zonder zich eenigermate aan te sluiten bij de kleinzielige actie der Evangelische Maatschappij. Ik zeg geenszins dat de zaak thans veroordeeld zou zijn, maar dat zij opnieuw behoort te worden toegelicht, in verband met de werkelijkheid zooals zij geworden is.
C. |
|