| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht.
24 Nov. 1914.
Overzien wij de oorlogsgebeurtenissen der afgeloopen twee maanden, dan blijft het volgende als wezenlijk in de herinnering. De Fransche pogingen tot omvatting, begonnen met den marsch naar Péronne, waarvan ons vorig overzicht gewaagde, zijn door de Duitschers aanhoudend verijdeld, en hebben slechts geleid tot gedurige verlenging van het front, dat nu niet meer verlengd worden kan, daar het de zee bereikt heeft. Toen de verlenging gevorderd was tot de streek van Albert en Bapaume, deed zich eene vraag van groot gewicht op. Zou het mogelijk zijn, via Kamerijk-Valenciennes-Doornik-Ninove-Dendermonde, de verbinding tot stand te brengen met Antwerpen? Het feit dat daar het nog aanzienlijke Belgische leger was blijven staan, kreeg dan op eenmaal zijn volle waarde. De Duitsche rechtervleugel moest zoo bekneld raken, dat zelfs de terugtocht naar het eigen grondgebied buitengemeen kon worden bemoeilijkt. De Duitsche troepenmassa's konden misschien, voor een deel, tegen de Nederlandsche grens worden gedrongen; - in ieder geval ware eene positie gewonnen, waarin de goede kans tot een beslissenden aanval veilig had kunnen zijn afgewacht. De Belgen bezaten nog Dendermonde en vertoonden zich te Ninove; de Franschen werkten op naar
| |
| |
Kamerijk en Rijsel; bijna hadden zij elkaar de hand gereikt. Doornik is een oogenblik door Franschen bezet, en naar Valenciennes is een Engelsche krijgsmacht, van de kust af, in opmarsch geweest.
Op Engeland ware tot volvoering van het stoute maar gansch niet onredelijke plan zeer veel aangekomen. De streek die in zoo kort mogelijken tijd zwaar van troepen en geschut moest worden voorzien, lag op zeer geringen afstand van Oostende en Duinkerken. Frankrijk had blijkbaar voor de frontverlenging naar Antwerpen op dat oogenblik maar weinig troepen meer beschikbaar; het behielp zich met mariniers. Ondanks de mijl of wat zeewater in de route, was vermoedelijk Dover dichterbij dan de in aanmerking komende Fransche dépôts.
Maar het schijnt dat de Engelsche voorbereiding, hoewel door Kitchener met ijver en geluk geleid, nog alleen in staat was met regelmaat de Engelsche verliezen aan het bestaande front te herstellen, ook wel de Engelsche krijgsmacht in actie geleidelijk uit te breiden, maar niet, een belangrijk aantal troepen op éénmaal naar een punt te werpen waar (en op het oogenblik dat er) de beslissing lag. De Duitsche middelen bleken van betere qualiteit dan die der bondgenooten, en met die betere middelen hebben de Duitschers de betere strategie gemaakt. Zij hebben wèl op de beslissende punten alle macht weten te verzamelen die op een gegeven oogenblik noodig was; zij hebben eerst zulke overmacht tegenover de Franschen weten te stellen, dat dezen hun front, in plaats van het naar Valenciennes - Doornik om te buigen, niet anders hebben kunnen verlengen dan in de richting naar Armentières; - en vervolgens hebben zij in zeer weinig tijd Antwerpen vermeesterd en de beide Vlaanderen's bezet; niet zóó snel evenwel, of een groot gedeelte der Belgische strijdkrachten, die zich in de stelling van Antwerpen hadden bevonden, hebben zich met de Franschen kunnen vereenigen, wier front zij nu verlengen kwamen tot de zee bij Nieuwpoort. En daar houden thans, week na week, Belgen, Engelschen, Franschen, Algerijnen, Britsch-Indiërs stand, in een graafen delf-oorlog van een omvang waarvan de krijgsgeschiedenis nog geen voorbeelden oplevert. Het zware geschut
| |
| |
der Duitschers, zoo onweerstaanbaar gebleken voor Luik, voor Namen, voor Maubeuge, voor Antwerpen, schijnt onbruikbaar tegenover de tijdelijke versterkingen der Yserlinie. Over het algemeen kan het prestige van permanente vestingwerken door de lessen van dezen oorlog zeker niet zijn vergroot. Vestingwerken zijn, op het oogenblik dat zij gebruikt moeten worden, licht twintig jaar oud; - kanonnen kunnen het twintig weken zijn, of twintig dagen. Men kan ze gieten naar de vestingwerken waarop zij gericht moeten worden: juist van zóóveel uitwerking dat zij deze zeker vernielen. Vestingwerken wijzen den vijand aan waar zijn vuur het schadelijkst zal zijn; zij immobiliseeren levende strijdkrachten die, eenmaal in het versterkte kamp opgesloten, slechts bij uitzondering nog actief kunnen worden gemaakt.
Buitengewoon hevig moeten de aanvallen zijn geweest die het front van Nieuwpoort tot Armentières van Duitsche zijde te verduren heeft gehad. Aan het bezit van Calais scheen den Duitschen staf veel gelegen. Zonder de Nederlandsche onzijdigheid te schenden (hetgeen Duitschland blijkbaar nog steeds vermijden wil) kan van Antwerpen niet tot maritieme aanvalsdoeleinden tegen Engeland worden gebruik gemaakt, maar Duinkerken, Calais, Boulogne kunnen voorzeker uitloophavens worden voor Duitsche onderzeeërs, terwijl te Calais geplant geschut wel niet (gelijk beweerd is) Dover plat kan schieten, maar wel de Engelsche oorlogs- en handelsvloot in het gebruik van het Nauw zeer wezenlijk kan belemmeren. Dat voor de Duitsche slagvloot het bezit van Calais in dezen oorlog van groot belang zou zijn, is daarentegen nauwelijks aan te nemen. Immers zij zal er niet komen eer zij de Engelsche vloot geheel en al heeft verslagen, en in dat geval wordt eene landing uit Oostende bijna even gemakkelijk bewerkstelligd als uit Calais.
Gelijk in September het Duitsche leger zijn eerste doel, het blootleggen van Parijs door vernietiging der van de hoofdstad afgedrongen Fransche strijdkrachten, heeft moeten opgeven, ziet het er nu wel naar uit of ook aan de onderneming tegen Calais gewanhoopt wordt. Daarmede is de oorlog op het westerfront tot staan
| |
| |
gebracht. Ondanks de omstandigheid dat zij de numerieke meerderheid behooren te hebben (immers alleen het Fransche leger moet in getalsterkte reeds ver die helft van het Duitsche, welke van Bazel tot Nieuwpoort staat, overtreffen), blijken de bondgenooten tot dusver onmachtig den vijand over zijn eigen grenzen terug te werpen. Een ernstige poging daartoe schijnt te worden uitgesteld tot de vijand zijne bezetting van het Westerfront zal hebben verzwakt, en dit zal hij alleen doen wanneer het misloopt in het Oosten.
De gebeurtenissen in het Oosten zijn vol afwisseling geweest. Toen ons vorig overzicht werd geschreven, was Oost-Pruisen door Hindenburg bevrijd en drong diens leger in het gouvernement Soewalki door, doch hadden tevens de Oostenrijkers in Polen de geweldige nederlaag geleden die Rusland tot aan de grenzen van Silezië bracht. De verwachting, toen uitgesproken, dat versche Russische troepen spoedig tot den inval in de provincie Posen zouden overgaan, is niet bewaarheid geworden.
De Duitschers hebben op de grens van Silezië eene zeer imposante macht weten bijeen te brengen en zijn daarmede, in de richting op Warschau, de Russen tegemoet gegaan; op hun rechtervleugel sloten zich bij deze beweging de Oostenrijkers aan, zoodat Krakau weldra buiten gevaar was en zelfs Przemysl werd ontzet. Het doel van dit Duitsche offensief is kwalijk een ander geweest, dan het gebied links van de Weichsel voor den Russischen opmarsch zoo onbruikbaar mogelijk te maken; dit doel is tot een aanmerkelijke hoogte bereikt. Toen de Russische hoofdmacht, nu eindelijk bijeengekomen, aan de Weichsel verscheen, weken de Duitschers en Oostenrijkers terug, alle bruggen, wegen en spoorwegen tusschen Warschau en de Duitsche grens zooveel mogelijk vernielend. Desondanks kwam het Russische leger hun na, echter niet zóó vlug of de linie Krakau-Czenstochau-Kalisch was in den tusschentijd door de Duitschers zeer aanzienlijk versterkt. Terwijl nu iederen dag de aanval op deze linie verwacht werd, heeft Hindenburg door een snel uitgevoerde beweging de leiding van den veldtocht nogmaals, althans voor een oogenblik, voor de Duitschers teruggewonnen.
Daar de kaarten van het oostelijk oorlogsterrein, welke
| |
| |
wij raadplegen, veelal op kleiner schaal zijn dan die van België of Frankrijk, stellen wij ons meestal niet voor dat het front waarop in het Oosten gestreden wordt, van Memel tot de Boekowina, bijna viermaal zoo lang is als het front van Bazel tot Nieuwpoort. Noch van de Russische, noch van de Duitsch-Oostenrijksche zijde, is dit reusachtig front op ieder punt met een afdeeling manschappen bezet; daartoe is het al te groot. In het Noorden hadden de Russen hun vijand uit het gouvernement Soewalki teruggedreven, waren opnieuw tegenover Wirballen de Duitsche grens overgegaan, en bij Soldau en Neidenburg eveneens; maar tegenover Thorn bleef aan weerszijden der Weichsel het vage, verwaarloosde gebied open, dat zich tusschen de Duitsche grens en den bekenden vestinggordel in Russisch Polen uitstrekt. Hun voortreffelijk aangelegd, even voortreffelijk bediend spoorwegnet heeft den Duitschers gelegenheid gegeven in zeer korten tijd zoowel achter hun frontlijn een aanmerkelijk getal troepen naar Thorn over te brengen, als daarheen nieuwe formaties uit het binnenland te dirigeeren, en eensklaps werden de Russen door een inval op beide Weichseloevers van Thorn uit verrast. Op den rechterover werd voortgerukt tot Plozk, op den linkeroever tot een eind voorbij Kutno, zoodat de Russische macht die zich tegen het front Czenstochau - Kalisch bewoog, gevaar liep van drie zijden (immers Krakau en omgeving zijn nog steeds in handen der Oostenrijkers) te worden aangevallen. Een paniek is evenwel onder de Russen in Polen blijkbaar niet ontstaan; de berichten van weerskanten zeggen dat de beslissing op zich wachten laat. Wordt de groote slag, die zich hier ontwikkelt, door de Russen gewonnen, dan is er kans dat zij ook in Posen of Silezië doorbreken kunnen, gelijk zij het nu wederom gedaan hebben in Oost-Pruisen; winnen de Duitschers, dan is men dit gevaar tijdelijk, maar niet voor goed, te boven, want achter de Russen die nu in Polen staan komen er nog weer
andere. Blijken de legers tegen elkander opgewassen, dan zal zich wellicht herhalen wat op het westelijk oorlogsterrein wordt vertoond: zij leggen zich tegen elkander en knabbelen af. De gesteldheid van terrein en winterklimaat is echter hier zóó anders en het front zooveel grooter, dat men zich de troepen kwalijk in een aaneensluitende reeks loopgraven ingedolven denkt. Er zullen talrijke open plekken
| |
| |
blijven, en daarmede de mogelijkheid van verrassingen en veldslagen in den ouden stijl.
Van eenige onttrekking van strijdkrachten door de Russen aan het front in Polen, teneinde de Turken te kunnen weerstaan in Kaukasië, is tot dusver niets te bespeuren. De Turksche aanval is voor de Russen niet zeer onverwacht gekomen, en zij hadden van den aanvang af troepen opgesteld ook naar die zijde. Gevaarlijker kan worden de Turksche aanval op het Suezkanaal, wijl reeds bij een tijdelijk succes der Turken de scheepvaart kan worden gestremd; eene belemmering is spoediger aangebracht dan opgeruimd. Op den duur evenwel zit Engeland daar vrij veilig: het heeft zijn Indische krijgsmacht dicht in de buurt, en dat de Mohamedaansche krijgers niet tegen Turken zouden vechten moet nog worden gezien. Bovendien kan Engeland Turkije aantasten aan de Perzische Golf (het is daarmede reeds begonnen), en kan het zijn voordeel doen met den naijver der Arabieren op de Turken. Waarom zou de beheerscher der geloovigen juist altijd een Turk moeten blijven? Het kon wel eens blijken dat de Sultan een leelijke snede gegeven heeft in den vinger van den Khalief.
Buitengewone aandrang wordt stellig vanwege de Triple Entente thans te Sofia uitgeoefend om Bulgarije te bewegen het Balkanverbond te herstellen. Tot dusver blijft het vasthouden aan den eisch van voorafgaande uitlevering, door Servië en Griekenland, van alle Macedonisch gebied waarop Bulgarije ooit het oog vallen liet, Saloniki dan uitgezonderd. Griekenland kan tegemoetkomend zijn: het heeft Noord-Epirus mogen bezetten en heeft dus zijne compensatie reeds in handen. Servië is niet in dit geval. Het kan moeilijk Macedonië ontruimen op het gevaar af dat Bulgarije toch nog een ontrouwe bondgenoot blijkt. Veel zal voor Bulgarije afhangen van de houding van Roemenië, en dit wacht blijkbaar, evenals Italië, de beslissing op de groote fronten in Oost- en West-Europa af. De Turken (alias: Duitschers) hebben intusschen Italië willen ontzien, door te bepalen dat de ‘heilige oorlog’ voor de Christenhonden in Tripoli heeft halt te maken. Het is niet onvermakelijk te bedenken dat vermoedelijk de eenige plaats waar (buiten het Turksche rijk) aanvallen van Muzelmannen op Europeanen plaats
| |
| |
zullen hebben, juist Tripoli wezen zal, omdat dergelijke aanvallen er nog aan de orde van den dag waren, vóór de heilige oorlog werd afgekondigd, en de Arabieren van het binnenland hunne roofindustrie, die zij niet op bevel van den Sultan zijn gaan uitoefenen, ook wel niet op diens wenk zullen staken.
C. |
|