zekeren stand ophouden, zelfs van mijn familie. Zoo staan wij voor deze daadzaak. Mijn vast voornemen om dood te zijn voor alles behalve voor mijn werk.’
Men leest de drie dikke deelen met brieven, die geenszins geschreven zijn om te worden gedrukt, niet om van mooie taal te genieten. Hier, en erger nog in het Fransch, is de uitdrukkingswijze vaak zéér gebrekkig. Men leest om van een ziel te genieten.
Daarbij heeft ons besef het gemak van het verkregen resultaat. Hadden we de brieven gelezen, kort nadat zij werden geschreven, ze zouden waarschijnlijk zelden den indruk hebben gemaakt als we er nu van krijgen, nu we weten, wat met het ‘vast voornemen’ is bereikt.
Ik gebruik het laatste woord, zonder den lezer mijn bewondering voor Vincent's schilderijen en teekeningen te willen opdringen. Het is mogelijk, geen geestdrift daarvoor te gevoelen en niettemin den diepsten eerbied voor dit leven, dit streven, deze kunstliefde. Háár kunnen wij nu ten volle op prijs stellen - wie dat toentertijd vermochten, verdienen bewondering op hun beurt.
Men doet aan Vincent niets te kort, wanneer men de bezorgdheid en teleurstelling van den vader begrijpt. Doch hoe gemakkelijk, en hoe innig dan, voelen we nù tevens mede met Vincent, die de hand loslaat, welke niet gulweg gereikt wordt, die van ‘vrijwillig weggaan’ schrijft - en dit aan den broêr, die altijd hem trouw bleef. Hij wil leven, alleen voor het werk, en om dit werk, door dit werk, durft hij rekenen op Theo. Hij zelf is dienaar slechts vàn het werk. In het vervuld-zijn met het werk knoopt hij banden, en ontknoopt die (als met Van Rappard) bij oneenigheid over het werk.
Tusschen de lectuur van deel II en deel III in, heb ik L'OEuvre herlezen en al mijn oude liefde voor Zola, al mijn teederheid en mijn geestdrift voor dezen roman hervoeld. Daar is ‘het werk’ als de oppermachtige, daar is eveneens de onvolkomenheid in een voorgangers-begaafdheid. Toch was Vincent - ik mag niet beslissen: als schilder-en-teekenaar, doch zeker als geest meer dan Claude Lantier en noch de omgang van dezen met zijn vrienden, noch de