De Gids. Jaargang 78(1914)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 369] [p. 369] Drie verzen. O nacht, o wonderzoete nacht. O nacht, o wonderzoete nacht, ik heb u heel den dag verwacht, den heelen langen, droeven, bangen, met ongeduld en met verlangen. Ik heb staâg om uw rust geschreid in de uren van verlatenheid en met verwachting mij getroost toen de avondstond kwam aangebloosd. Nu zult gij om mijn leden zijn met tintelwarmen vreugdeschijn; nu zult gij zijn tot aan den morgen vol moeder-teederlijke zorgen. Nu zult gij mijn droef-starend oog, waarop een last van weemoed woog, aanschouwen doen in milde rust der droomen smartelooze lust. En heel de schat dien 'k heb gegaard aan weemoed en aan smart van de aard zal waardeloos mijn hart ontzinken als ik uw zoete vreugd mag drinken. O nacht, o wonderzoete nacht, ik heb u heel den dag verwacht; nu zult gij om mijn leden zijn met tintelwarmen vreugdeschijn. [pagina 370] [p. 370] Van de stille nachten. Van de stille nachten weet ik hooge, heimelijke vreugd, meer dan alles wat aan leed ik gaarde tot een zoet geneugt'... Van de stille nachten gaat er met een avondvreugdgeluid waans verlokkend zoet geklater, drooms verfijnde weelde uit. Van de stille nachten stroomt er heilige vergetelheid door mijn moede ziel en droomt er zacht wat reeds te sterven leit... [pagina 371] [p. 371] Mijn vreemde ziel. Nu is een groot en eenzaam huis mijn vreemde ziel, waarin geruisch van winden door de lange gangen, de leege kaam'ren van verlangen, een wonder lied, een vraaglied is naar 't schoon van dat geheimenis, van al die onbegrepen dingen, waarnaar mijn vragelied'ren zingen. 'k Heb in den gloed der middagzon, dien 'k niet zoo fel verdragen kon, de blinden van mijn huis gesloten en overgroeid met wingerdloten. En in de doodschheid van mijn huis kwam vreemd-beklemmend windgesuis door vele nauwe murespleten waarvan mijn huis is òpgereten. En sedert vaart er door mijn ziel, waarin geen zonnestraal meer viel, dat droeve lied der duisterheden wier smart ik eens heb aangebeden. Het is van jaren dwaze strijd de bitter-wrange heerlijkheid, van jaren dwaaslijk ernstig leven het eenige wat is gebleven. Johan van Wageningen. Vorige Volgende